| Lodewijk I van Bourbon-Condé | ||
|---|---|---|
Lodewijk I van Bourbon-Condé in 1561. | ||
| Militaire informatie | ||
| Slagen/oorlogen | Hugenotenoorlogen:
| |
| Huis | Huis Bourbon | |
| Vader | Karel van Bourbon-Vendôme | |
| Moeder | Françoise van Alençon | |
| Geboren | 7 mei1530 Vendôme | |
| Gestorven | 13 maart1569 Jarnac | |
| Partner | (I)Eleonora van Roye (II)Françoise van Orléans Longueville | |
| Religie | calvinisme | |
Lodewijk I van Bourbon-Condé,prins van Condé, hertog van Enghien (Edingen) (Vendôme,7 mei1530 —Jarnac,13 maart1569) was eenprins van den bloede uit hetHuis Bourbon en de voornaamsteprotestantse leider tijdens de drie eersteHugenotenoorlogen. Hij werd tijdens deSlag bij Jarnac vermoord.
Hij was de stichter van hetHuis Condé.
Als jongste zoon vanKarel van Bourbon-Vendôme en Françoise van Alençon, was hij een broer vanAnton van Bourbon, koning vanNavarra, en via deze oom van de latere koningHendrik III van Navarra en IV van Frankrijk.
Hij verrichtte zijn eerste wapenfeiten onder het bevel van de maarschalk van Brissac inPiëmont, waar zijn inzet en enthousiasme niet onopgemerkt bleven. Teruggekeerd naarFrankrijk nam hij in1552 deel aan de verovering van deTrois-Évêchés en in verdediging van Metz. Het volgende jaar zou hij zich onderscheiden tijdens de campagne inPicardië. Als beloning plaatste de koning hem aan het hoofd van een reglementaire compagnie. In1554 nam hij deel aan deSlag bij Renty, waarbij hij aan het hoofd van zijn dragonders een charge leidde. In1555 keerde hij terug uitItalië, waar hij had gevochten; hij zou op zijn terugweg inGenève een protestantse preek hebben bijgewoond.[1] Ondanks zijn verdiensten werd hem het bestuur over Picardië ontzegd, dat zijn vader en broer reeds voor hem hadden uitgeoefend. In1557 nam hij deel aan de verdediging van het koninkrijk tijdens de invasie vanChampagne en Picardië door dehertog van Savoye. Hij nam deel aan de innames vanCalais en Thionville. Ondanks zijn inspanningen bleef hij in de marge van de koninklijke gunst; de positie van kolonel-generaal van de infanterie "par delà les monts" die hij in1558 ontving, is bescheiden voor iemand van zijn hoge afkomst.
Na de dood vanHendrik II van Frankrijk werd Lodewijk door ontevreden edelen van lagere stand (de zogenaamdeMalcontents) aangesproken om hen te steunen in hun pogingen om hetHuis Guise van de macht te verdrijven.[2] Hij zou decapitaine muet zijn geweest van de zogenaamdesamenzwering van Amboise (maart1560), die hij uiteindelijk zou bekampen om zijn tegenstanders om de tuin te leiden. Door het Huis Guise, dat de lakens uitdeelde aan het hof, ervan verdacht te hebben deelgenomen aan deze samenzwering, werd Condé verplicht zich voor het koninklijk hof te komen verantwoorden. Dat hij niet werd aangehouden, kwam omdat het Huis Guise geen schriftelijk bewijs had van zijn deelname aan deze samenzwering.
Gevlucht naar zijn broer, dekoning van Navarra, ondersteunde hij actief de opstandige beweging die tijdens de zomer de kop opstak in de provincie.[3] De arrestatie van een van zijn agenten in het bezit van compromitterende documenten bracht de koning ertoe om hem, op31 oktober, te laten aanhouden.[4] Sommige protestantse bronnen doen het voorkomen alsof het om eenterdoodveroordeling ging, zonder dat hiervoor echter enig bewijs is.[5] Zijn executie zou zijn uitgesteld omwille van de ziekte van koningFrans II van Frankrijk die op5 december overleed.[6] Met de wisseling van de macht werd hij door de koningin-moederCatharina de' Medici, die behoefte had aan een prins van den bloede als tegengewicht voor het Huis Guise, vrijgelaten.[7]
Na hetBloedbad van Wassy (1 maart1562) nam Lodewijk de wapens op. In april publiceerde hij een manifest waarin hij zijn voornemen bekend maakte de regentes en de koning te willen bevrijden van de bemoeienissen van het Huis Guise. Hij verkreeg beloften van hulp vanuit hetHeilige Roomse Rijk en maakte met een handvol ruiters zich meester van verscheidene steden in hetLoiredal.[8] De protestanten namen de controle over in de Rhônevallei, deDauphiné, deLanguedoc enLyon, waarvan de bescherming werd toevertrouwd aanJan V van Parthenay. Maar geen enkele versterking wist Lodewijk te bereiken, noch uit deze regio's noch uitGuyenne. Hij verloor deslag bij Dreux en werd er krijgsgevangen genomen (1562). Hij werd door hetEdict van Amboise van1563, die aan dehugenoten een zekere mate van godsdienstvrijheid toestond, in vrijheid gesteld.
In1567 trachtte hij de koning en zijn moeder te ontvoeren. Deze episode, die onder de naam deVerrassing van Meaux de geschiedenis inging, deed de oorlog tussen beide religieuze kampen terug opflakkeren. De prins van Condé leverde in november 1567 slag bij Saint-Denis, die onbeslist eindigde, en de strijd werd beëindigd met een relatieve vrede, deVrede van Longjumeau, die in werkelijkheid niets meer was dan een wapenstilstand die beide kampen toeliet hun troepen te versterken.
Tijdens de wapenstilstand die volgde op deVrede van Longjumeau trok Lodewijk zich terug in het kasteel vanNoyers. Hier werd hij op23 augustus door koninklijke troepen bedreigd, en hij sloot zich op19 september inLa Rochelle weer aan bijGaspard de Coligny. Ze troffen er ookJohanna van Albret en haar Gasconjers aan, in het gezelschap van Armand de Clermont, baron van Piles, en zijnPérigordische edelmannen, ruiters van de seneschalk vanPoitou Fonteraille, en wat later werden ze vervoegd door Jacob II van Crussol, de baron van Acier.
De confrontatie met het koninklijk leger vond op13 maart1569 plaats teJarnac. Gewond tijdens de strijd trachtte Condé zich nog over te geven toen hij werd vermoord door een pistoolschot van Joseph-François de Montesquiou, kapitein van de garde van Hendrik, dehertog van Anjou, bijgenaamd demanteaux rouges. Rondgeleid op een ezelin was zijn lijk het voorwerp van spottende opmerkingen van hetkatholieke leger alvorens gedurende twee dagen tentoongesteld te worden op een tafel in het kasteel vanJarnac.[9]
Hij was de eerste van zijn familie die menM. le Prince noemde.
Zijn zogenaamdeMémoires zijn een compilatie van diverse geschriften met betrekking tot de geschiedenis van de protestanten uit zijn tijd.[10]
Uit zijn huwelijk dat werd gevierd op 22 juni 1551 met Eleonora van Roye, vrouwe van Conti (1535-1564) teCondé-en-Brie, had hij acht kinderen:
Uit zijn tweede huwelijk, gevierd op 8 november 1565 teVendôme met Françoise van Orléans-Longueville (1549-1601), werden geboren:
Hij liet ook een buitenechtelijke zoon achter (geboren in mei of juli 1564 teDijon) bijIsabella van Limeuil bijgenaamdMademoiselle de la Tour, hofdame vanCatharina de' Medici van dewelke ze een verwante was (haar grootvader was Antoine de La Tour vicomte de Turenne) en latere echtgenote van Scipion Sardini, burggraaf van Buzancy, baron vanChaumont-sur-Loire. Zij stamde af van koningLodewijk IX van Frankrijk. De prins van Condé had het kind laten ophalen en beloofd het te erkennen, maar stierf voordat hij dit kon doen.
| Voorouders van Lodewijk I van Bourbon-Condé (1530-1569) | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Overgrootouders | Jan VIII van Bourbon-Vendôme (1428-1478) ∞ Isabella van Beauvau (-1475) | Peter II van Saint-Pol (1440-1482) ∞ Margaretha van Savoye (1439-1483) | Jan II van Alençon (1409-1476) ∞ Johanna van Orléans (1409-1432) | Ferry II van Vaudémont (1420-1470) ∞ 1445 Yolande van Lotharingen (1428-1483) | ||||
| Grootouders | Frans van Bourbon-Vendôme (1470-1495) ∞ 1487 Maria van Saint-Pol (1472-1546) | René van Alençon (1440-1482) ∞ Margaretha van Vaudémont (1463-1521) | ||||||
| Ouders | Karel van Bourbon-Vendôme (1489-1537) ∞ Françoise van Alençon (1490-1550) | |||||||