HetLob Nuur (Mongoolsnuur = meer), historisch ookLop Nor genoemd, is een ondiepzoutmeer inChina, in deautonome regioXinjiang (新疆,"Nieuwe Gebieden", archaïsch: Sinkiang), aan het oosteinde van hetTarimbekken, aan de westrand van deGobiwoestijn. Het heeft een oppervlakte van ongeveer 2000 km2, op 810 m hoogte.
Dit meer ontvangt onder andere water van de rivierenTarim enQiemo. Het huidige meer is het zuidelijke restant van een vroeger veel groter meer ('Groot Lop-nor'). Daarvoor heeft het deel uitgemaakt van het 'Tarimmeer', dat wel zo groot als deKaspische zee kan zijn geweest.[1]
In de omgeving liggen terreinen voor Chinese proefnemingen metkernwapens.
Vanaf ongeveer1800 v.Chr tot de9e eeuw ondersteunde het meer een bloeiendeTochaarse cultuur. Archeologen hebben langs de oude kustlijn de begraven resten van nederzettingen ontdekt, evenals een aantal van deTarim-mummies.
In 1959 begon China, in samenwerking met deSovjet-Unie, met de bouw van een testcentrum voorkernwapens voor hetVolksbevrijdingsleger. De basis werd aangestuurd vanuit Malan,[2] op ongeveer 125 km ten noordwesten vanQinggir. Het hele testgebied heeft een oppervlakte van circa 100.000 km².[2] De eerste Chinese atoombomtest, met de codenaam "596", vond hier plaats op 16 oktober 1964.[3] De bom had een kracht van 22.000 tonTNT. Op 17 juni 1967 werd de eerstewaterstofbom tot ontploffing gebracht.
Op 29 juli 1996 voerde China zijn 45ste en laatste kernproef uit bij Lob Nuur en kondigde de dag erna een formeelmoratorium op kernproeven af. Van de 45 proeven werden 22 bommen ondergronds tot ontploffing gebracht.[3] Deze andere kernproeven werden uitgevoerd door bommen van vliegtuigen en torens te laten vallen, met raketten te lanceren en in de atmosfeer te laten ontploffen. De zwaarste bom had een kracht van 4.000.000 ton TNT.[3]