Latijn (Lingua Latina) is eenItalische taal die oorspronkelijk werd gesproken door deLatijnen, onder wie ook het bekendste Latijnse volk, deRomeinen. Door de erfenis van de Romeinse beschaving ontwikkelde het Latijn zich tot eenwereldtaal, gebruikt onder meer in het onderwijs, de wetenschap en de diplomatie. Hoewel het nu eendode taal is, wordt het Latijn nog steeds op veel scholen aangeleerd en gebruikt in de Rooms-katholieke kerk. Vele takken van de wetenschap en het recht maken gebruik van een Latijnse terminologie. Het Latijn heeft ook een grote invloed gehad op dewoordenschat van veel andere talen. DeRomaanse talen, die nu door een groot deel van de mensheid worden gesproken, zijn rechtstreeks uit het Latijn ontstaan.
De Latijnen waren een volk dat vanaf het eerstemillennium voorChristus in de streek Latium (het huidigeLazio, Italië) woonde. De naam van de taal is afgeleid van deze streeknaam.[1] Doordat de stadRome vanaf 500 v.Chr. in dit gebied haar politieke en militaire invloed vergrootte, werd ook haartaal buiten de stadsgrenzen verspreid. Rome werd de hoofdstad van hetRomeinse Rijk, dat bleef groeien tot het in de tweede eeuw na Christus zijn grootste omvang bereikte.
Nog tot het einde van de eerste eeuw na Christus werd in Rome meerKoinè-Grieks gesproken dan Latijn. Latijn was vooral de omgangstaal in Spanje,Gallië,Italia,Britannia enAfrica. Latijn was de taal van de overheid en literatuur.[2] Het werd geleidelijk aan de voertaal in het westelijke deel van dit rijk, terwijl het Koinè-Grieks dat in het oostelijke deel was en bleef.
Lapis niger met Latijnseinscriptie (6e eeuw v. Chr.)
De oudste Latijnse tekst dateert vermoedelijk uit de 7e eeuw v.Chr. Het betreft hier de woorden MANIOS MED FHEFHAKED NVMASIOI ('Manius maakte me voor Numerius') ingegrift op een kledingspeld, de zogehetenFibula van Praeneste, waarvan de authenticiteit lange tijd werd betwist, tot nieuw onderzoek in 2011 uitwees dat de inscriptie wel degelijk authentiek is.[3] Andere oude teksten zijn te vinden op deDuenos-inscriptie en deLapis niger (afbeelding rechts) uit de 6e eeuw v.Chr.
In deze vroegste periode werd Rome sterk door deEtrusken beïnvloed. Zij bewoonden een groot gebied ten noorden vanLatium. De Romeinse religie en architectuur zijn bijvoorbeeld geheel op Etruskische voorbeelden geënt. Tevens is hetRomeinse alfabet gebaseerd op het Etruskische alfabet (dat op zijn beurt weer van hetGrieks alfabet was afgeleid). DeEtruskische taal zelf heeft op het Latijn overigens niet veel invloed gehad, op enkeleleenwoorden na, waarvanpersōna ‘(toneel)rol; masker’ het bekendste is: het Nederlandsepersoon is ervan afgeleid.
In de loop van de2e eeuw v.Chr. werd het Latijn een literaire taal. De taal werd gestandaardiseerd, kreeg een conservatieve tendens en in de zinsbouw trad een systematisering op. De afstand tot de omgangstaal, dieVolkslatijn ofvulgair Latijn wordt genoemd, nam hierdoor sterk toe. Met nameCicero enCaesar zetten de toon voor klassiek Latijn in de eerste eeuw voor Christus. Het Latijn van de eerste eeuw voor Christus wordt somsgouden Latijn genoemd, het Latijn daarvoor eerderOud-Latijn.
Deze vorm van Latijn werd vanaf ca. de tweede helft van de eerste eeuw na Christus gebruikt, onder andere doorTacitus. Het is nog grotendeels klassiek, maar met wat kleine afwijkende stijlkenmerken.
ZieKerklatijn voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Het kerklatijn is het Latijn zoals dat wordt gebruikt in de boeken van deKatholieke Kerk: de vertalingen in het Latijn van hetOude en hetNieuwe Testament, de gebedenboeken en de liturgische boeken. Het was tot hetTweede Vaticaans Concilie ook de enige taal die gebruikt werd in de (Latijnse ritus van de) liturgie.
Vanuit dedialecten van het vulgair Latijn ontstonden geleidelijk aan verschillende groepen talen: deRomaanse talen, met als belangrijkste subgroepen de Gallo-Romaanse en de Ibero-Romaanse talen. Het geschreven Latijn van demiddeleeuwen was geen levendevolkstaal meer, en werd in toenemende mate gekenmerkt door afwijkingen van de klassieke norm. Zo vermeden de middeleeuwseschrijvers klassiek Latijnse constructies die niet strookten met huntaalgevoel. Vaak werden constructies gebruikt die meer overeenkwamen met de toenmalige Romaanse talen, zelfs wanneer deze constructies in klassiek Latijn apert 'verboden' waren, bijvoorbeeld:
Daarnaast kregen Latijnse woorden vaak een iets andere betekenis om middeleeuwse maatschappelijke instituties aan te duiden. Bijvoorbeeldmiles (soldaat) betekent in middeleeuwse teksten bijna altijdridder. Ook werden er voor dergelijke instituties vaakKeltische enGermaanseleenwoorden ingevoerd, zoalsfeodum voorleen.
De kwaliteit van de Latijnse teksten uit de middeleeuwen wisselt sterk, en op elk moment zijn er auteurs die het klassieke voorbeeld blijven navolgen. Zo is het Latijn van de biograaf vanKarel de Grote,Einhard, en dat van de intellectueelAbélard gemeten naar de maatstaf van het klassiek Latijn van hoge kwaliteit. Een voorbeeld van een minder pretentieuze tekst die sterk afwijkt van het klassiek Latijn, is het werk over de Aziatische reis vanJohannes van Pian del Carpine.
ZieNeolatijn voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Met de opkomst van derenaissance, eerst in Italië en later over heel Europa, ontwikkelde het Latijn zich in twee richtingen. De dichterPetrarca keerde zich in deveertiende eeuw af van de wildgroei in het middeleeuwse Latijn en zocht in de klassiek-Latijnse literatuur (met name bijCicero) naar de correcte Latijnse woordenschat ensyntaxis, zonder de taal te vernieuwen. Tegelijk ontstond er bij intellectuelen die wel vooruit keken, de behoefte aan Latijnse termen voor het nieuwe wereldbeeld, de nieuwe wetenschap en de nieuwe literatuur van de renaissance. Eindvijftiende, beginzestiende eeuw vernieuwdeErasmus hettheologisch Latijn van de Romeinse bisschopAugustinus. De architectPalladio deed vijftig jaar later hetzelfde met het technische Latijn van de Romeinse architectVitruvius. De filosoof en wiskundigeDescartes vernieuwde in dezeventiende eeuw het Latijnse intellectuele instrumentarium van de advocaat, schrijver en politicus Cicero. Honderden nieuwe woorden werden gemaakt, en veel uitdrukkingen kregen een nieuwe betekenis. Deze ontwikkeling van het Latijn zet zich voort tot op de dag van vandaag.
In de loop van zijn lange bestaan is de uitspraak van het Latijn verre van uniform geweest. Naast de fonetische ontwikkelingen die het gesproken Latijn doormaakte sinds de klassieke periode en die uiteindelijk resulteerde in de afzonderlijkeRomaanse talen, hebben zich gedurende eeuwen verschillende nationale tradities ontwikkeld, die gebaseerd waren op de uitspraakregels van de afzonderlijke landstalen. Er begint zich een standaardversie van hetklassiek Latijn meer en meer aan invloed te winnen. Hoewel het klassieke Latijn een dode taal is, hebben wetenschappers door onderlinge vergelijking van geschreven bronnen de vermoedelijke uitspraak weten te reconstrueren. De uitspraak die op de meeste scholen wordt geleerd, is niet meer dan een praktische benadering van deze klassieke uitspraak.
De uitspraak van het kerkelijk Latijn dat in derooms-katholiekeritus wordt gebruikt, volgt in grote lijnen de klankvorming van hetItaliaans, maar kent tal van "nationale" afwijkingen.
Volgens sommigen[bron?] is het Latijn nog steeds eenlevende taal. Zo leeft het Latijn voort in de katholieke liturgie en communicatie in het Vaticaan, of zelfs in moderne Romaanse talen zoals het Italiaans, Spaans of Frans. Het is nuttig om Latijn (en/of Grieks) te kennen om het religieuze en filosofische erfgoed van de Europese beschaving te ontdekken en te kunnen doorgronden. Ook bij de studie van rechten, medicijnen of biologie is de kennis van het Latijn van nut. Kennis van het Latijn geeft bovendien een beter inzicht in moderne talen, bijvoorbeeld in hun grammaticale structuur.
Ook wordt er in bepaalde scholen en universiteiten Latijn nog levend onderwezen, bijvoorbeeld in deAcademia Vivarium Novum te Rome. Men probeert op deze manier de humanistische waarden van derenaissance terug tot leven te brengen. De studenten en leerkrachten spreken, lezen en schrijven ook Latijn. Het aantal mensen dat Latijn spreekt wordt zeer gevarieerd ingeschat. Het aantal zou tussen de vijfhonderd en de tienduizend liggen.
Zowel in Nederland als in België wordt het Latijn (klassieke talen) op school onderwezen: in Nederland op hetgymnasium, in Vlaanderen in een aantal studierichtingen van hetalgemeen secundair onderwijs.
Uit onderzoek blijkt dat leerlingen die Latijn volgen daardoor niet slimmer worden. Door het volgen van Latijn scoren ze niet beter op intelligentie, taalvaardigheid en motivatie. Volgens onderzoeker Cathy Hauspie blijkt het zogenoemde Latijn-voordeel vooral in de instroom te zitten: scholieren die voor Latijn kiezen, scoren vanaf het begin al beter op intelligentie en taalvaardigheid. Op het einde van de rit wordt het verschil met andere leerlingen niet groter. Een slimme leerling die kiest voor Latijn, zal dus niet per se slimmer worden dan als die voor economie zou kiezen. Enkel op woordenschat scoren leerlingen die Latijn volgen beter.[4]
De Romeinen gebruikten geen interpunctie of spaties. Als er helemaal geen woordscheiding toegepast wordt, wordt dat aangeduid alsscriptio continua. Verder schreven ze officiële teksten, zoals op monumenten, gewoonlijk met hoofdletters, de zogenaamdecapitalis monumentalis. Wat in moderne schrijfwijze wordt weergegeven alsSenatus Populusque Romanus (SPQR, "De Senaat en het volk van Rome") zag er destijds bijvoorbeeld als volgt uit:SENATVSPOPVLVSQVEROMANVS.
Het principe van woordscheiding kenden ze al wel; als ze woorden scheidden maakten ze daarvoor meestal gebruik van punten.
De Romeinen pasten al een cursief schrift toe. Dit schrift was streekgebonden en daarom niet geschikt om in het hele rijk te gebruiken. Voor boeken (boekrollen encodices) werd zelden gebruik gemaakt van decapitalis monumentalis. Vaker werd gebruik gemaakt van de iets ronderecapitalis rustica, de rondeunciaal en dehalf-unciaal.
De letters j en w kwamen niet in het Latijnse alfabet voor. Voor de letters u en v werd één letter gebruikt - afhankelijk van het schrift de u of de v. Afhankelijk van de uitspraak wordt de i in de moderne tijd vaak (maar niet altijd) als i of j geschreven, en de u/v als u of v;DEIVRE ofDE IVRE wordt bijvoorbeeldde jure. De w wordt gebruikt voor eigennamen uit andere talen. Een tussenvorm komt ook voor, met wel een u, maar geen j.