Nadat de PP ook deparlementsverkiezingen van 1993 had verloren, stond José María Aznar ook tijdens devijfde legislatuur als oppositieleider tegenover Felipe Gonzáles. Op19 april1995 pleegde deETA een aanslag op Aznar. Hij overleefde deze dankzij zijn gepantserde auto.
Na een sterke campagne tegen de corruptieschandalen van de PSOE van Felipe González en diens betrokkenheid bij de illegale anti-terreurgroepGrupos Antiterroristas de Liberación (GAL), won Aznar de vroegtijdigeverkiezingen van 1996. Hierbij behaalde de PP echter niet de verwachteabsolute meerderheid, zodat moest worden onderhandeld met regionale nationalistische partijen. Aznar werd premier van een coalitie van de PP metCiU (Catalonië),PNV (Baskenland) en deCoalición Canaria (Canarische Eilanden). Tegen de verwachtingen in haalde Spanje onder zijn bewind de normen voor deelname aan deEconomische en Monetaire Unie van deEuropese Unie; de begroting was in evenwicht, de werkloosheid was teruggedrongen van 20% tot 10% en de inflatie was onder controle. Waarschijnlijk als gevolg van deze successen werd hij herkozen in 2000.
Zijn steun aanGeorge W. Bush tijdens deIrakcrisis, die in april 2003 zou leiden tot de door de Amerikanen geleideinvasie in Irak, werd hem niet in dank afgenomen door de EU-lidstatenFrankrijk enDuitsland. Hij zat daarmee in hetzelfde schuitje als de premiers vanItalië en hetVerenigd Koninkrijk,Silvio Berlusconi enTony Blair, met wie hij goed bevriend was. Op het hoogttepunt van de crisis, zondag 16 maart 2003, organiseerde Aznar op de SpaanseAzoren een topontmoeting met Bush en Blair, waarbij hij ook actieve Spaanse militaire steun aan een invasie in Irak toezegde.
In januari 2004 vroeg Aznar de ontbinding van deCortes Generales (hetcongres en deSenaat gezamenlijk) en kondigde nieuwe verkiezingen aan voor maart van dat jaar. Hij verklaarde daarbij niet opnieuw kandidaat te zijn voor het ambt van premier, waarmee hij een belofte hield die hij vóór zijn verkiezing in 1996 had gedaan. Aznar schoofMariano Rajoy Brey naar voren als kandidaat-premier namens de PP. Ondanks zijn vertrek stond de partij er goed voor in de peilingen, dankzij zijn economische succes, en alles zag ernaar uit dat de verkiezingen weer gewonnen zouden worden. Wel was er onder de Spanjaarden weinig steun voor de Spaanse militaire aanwezigheid in Irak en voor de blunders van de regering bij de ramp met de olietankerPrestige.
Drie dagen voor de verkiezingen, op 11 maart, werd in Madrid eenterroristische aanslag gepleegd waarbij 191 doden vielen. Aznar en zijn regering geven in eerste instantie de schuld aan de BaskischeETA, zelfs nadat al vrij snel duidelijk was dat de bommen door de terreurorganisatieAl Qaida gelegd waren, uit protest tegen de Spaanse steun voor deIrakoorlog. Drie dagen later won de socialistischePSOE met haar kandidaatJosé Zapatero de verkiezingen, waarna de Spaanse troepen werden terugtrokken uit Irak.
Tijdens Aznars regeringsperiode werd deFundación Nacional Francisco Franco, een vereniging die tot doel heeft de nagedachtenis van voormalig dictator Francisco Franco te eren en zijn gedachtegoed blijven te verspreiden, door de overheid gesubsidieerd[3].
↑«José María Aznar López: 1- El ascenso de un militante discreto pero sin altibajos» "[...] muchos responsables del FES dirigieron una actitud sumamente crítica hacia el franquismo postrero y su fachada política, el Movimiento Nacional, y reivindicaron el pensamiento original del fundador de la Falange, José Antonio Primo de Rivera. Aznar era uno de estos jóvenes falangistas identificado con las ideas joseantonianas."