DeJonge Turken ofJong-Turken (Turks: jön Türkler) is een bijnaam voor een politieke hervormingsbeweging in het begin van de 20e eeuw die voorstander was van de vervanging van deabsolute monarchie van hetOttomaanse rijk door eenconstitutionele regering. Zij hadden zich uit ergernis over het afkalven van het Ottomaanse Rijk verenigd in een geheime vereniging, genaamd "Comité voor Eenheid en Vooruitgang". In1908 pleegden zij eenstaatsgreep tegen sultanAbdülhamit II en kwamen zij aan de macht. Hiermee brachten de Jong-Turken in hetzelfde jaar detweede constitutionele periode van het Ottomaanse rijk tot stand, waarmee voor het eerst in de geschiedenis van het land een tijdperk van meerpartijendemocratie werd ingeluid.
In 1876 had de hervormingsgezinde vereniging vanJong-Ottomanen aangedrongen om een constitutionele regering in te stellen in het Ottomaanse rijk vergelijkbaar met die in Europa. Dit begon met de onttroning van zittende sultanAbdülaziz, waarbijMurat V zijn plaats innam als sultan. Deze werd echter al gauw vervangen doorAbdülhamit II. Dit luidde het begin in van de eerste constitutionele periode van het Ottomaanse rijk in, waarbij het rijk buiten de sultan werd medegeregeerd door een parlement. De constitutionele periode duurde echter vrij kort, want in 1878 schorste Abdülhamit II het Ottomaanse parlement en stelde de grondwet buiten werking, waarmee hij zijn eigen absolute monarchie herstelde. Abdülhamit II was sowieso nooit een groot voorstander van een constitutionele regering geweest.
Om zijn macht daarna te consolideren, begon Abdülhamit II zijn titel vankalief te benadrukken en stelde zich op als verdediger van moslims over de gehele wereld. Door met eenjihadistische oorlog te dreigen, dacht hij hetwesters imperialisme in Azië te kunnen ondermijnen. Hij stelde een geheime politie (Umur-u Hafiye) in om op te treden tegen eventuele antimonarchistische activiteiten in zijn land. Hij liet de pers goed in de gaten houden en bouwde een netwerk op van informanten.
Het idee van een constitutionele regering bleef echter bestaan in de hoofden van sommige Ottomaanse intellectuelen. Een aantal jaren later begon zich in het geheim een nieuw hervormingsgezinde genootschap zich te organiseren, die streefde naar de terugkeer naar een constitutionele regering. In 1899 richtte zij hetComité voor Eenheid en Vooruitgang op en werden bekend onder de naam Jong-Turken. Zij hadden hun machtsbasis in de stadSalonika. De beweging appelleerde ook aan jonge Ottomaanse officieren en had veel aanhang onder ze.
Tegelijkertijd groeide er ook eenTurks nationalisme dat zich concentreerde op de Turkssprekende bevolking inAnatolië. Het wilde antwoord geven op de identiteitscrisis van de moslims als gevolg van de toenemende macht van het Westen en van de christelijke minderheden in Turkije zelf. Een van de belangrijkste Turkse theoretici wasZiya Gökalp (1876-1924). Hij wilde weliswaar hervormingen naar het westers voorbeeld invoeren, maar dan wel met een nationalistische kleur. Hij vond dat Turken "zichzelf niet kenden"; zij waren zich "niet bewust van hun nationale verantwoordelijkheden".Gökalp keerde zich af van het multi-etnische en multireligieuze karakter van de Ottomaanse staat. Hij riep de Turkssprekende intellectuelen op het voortouw te nemen in de ontdekking van het eigen volk, en een nieuwe Turkse natie. Hij pleitte met andere woorden voor een proces vanturkificatie. Maar deze richting zou niet bepalend worden want de seculiere hervormingsgezinden namen het voortouw.
In 1908 pleegden de Jong-Turken onder leiding van groep Turkse officieren eenstaatsgreep. Zij stelden zich ten doel: modernisering van de staat; een parlementairedemocratie; afschaffing van allerlei voorrechten voor groepen buitenlanders (zoals Engelsen, Fransen en Duitsers). Ze werden geïnspireerd door het voorbeeld Japan, dat zich eind negentiende eeuw in hoog tempo had gemoderniseerd. Ze vreesden de Europese superioriteit in wetenschap en techniek en wilden tegelijk deze zich eigen maken.
Sultan Abdülhamit II beschikte niet over loyale troepen en capituleerde voor de opstandige Jong-Turken. De Jong-Turken hielden Abdülhamit II aan als sultan, maar ontdeden hem van zijn macht. De macht van het parlement werd hersteld en de constitutie hervormd aangenomen. Aanvankelijk hoopten veel Jong-Turken op een soort Ottomaans nationalisme, dat aan alle onderdanen van alle nationaliteiten of geloven appelleerde. Het zou bovendien hiermee de christelijke Europese landen een argument ontnemen om zich met Ottomaanse zaken te bemoeien. De eerste dagen na de staatsgreep vonden dan ook met name op de Balkan verbroederingstaferelen plaats tussen Turkse, Griekse, Bulgaarse, joodse en Armeense onderdanen.
Van de Turkse zwakte na de staatsgreep werd echter handig gebruikgemaakt door Oostenrijk-Hongarije en Bulgarije. Oostenrijk-Hongarije annexeerde nu officieelBosnië-Herzegovina dat het reeds dertig jaar bezet hield. Bulgarije, formeel-juridisch nog onder het rijk vallend, verklaarde zich volledig onafhankelijk. De inheemsechristenen werden mede hierdoor vanaf nu gewantrouwd en als vijanden van de natie gezien.
Een jaar later in april 1909 vond er een tegencoup plaats door sympathisanten van Abdülhamit II. Ze wilden de macht van Abdülhamit II herstellen. Maar de tegencoup werd tegengehouden door de Jong-Turken en mislukte. Abdülhamit II werd door de Jong-Turken ditmaal verbannen naarSaloniki en vervangen vervangen door zijn kleurloze broerMehmet V Reşat, die geen enkele invloed had.
In september 1911 brak deItaliaans-Turkse Oorlog uit omLibië. Terwijl de oorlog in Libië aan de gang was, brak in oktober 1912 deBalkanoorlog uit. Het Ottomaanse rijk werd hierdoor genoodzaakt om vrede te sluiten met Italië (Vrede van Ouchy) en zijn troepen uit Libië terug te trekken om deze in te zetten in de Balkanoorlog. Het Ottomaanse rijk verloor uiteindelijk de Balkanoorlog en daarmee een groot deel van zijn grondgebied in deBalkan.
Agah Efendi, een voormalig lid van deJong-Ottomanen, richtte de eerste Turkse krant op en bracht als postmeester de postzegel naar het Ottomaanse rijk
Ziya Gökalp, een Koerdisch-Turkse nationalist uitDiyarbakir, publicist en socioloogpionier, beïnvloed door de moderne West-Europese cultuur en een ideoloog van hetpanturkisme
Talaat Pasja, was oorspronkelijk eenklerk bij een postkantoor, zijn rol bij de partij vóór de Jong-Turkse revolutie is onduidelijk
Ahmed Riza werkte om de toestand van de Ottomaanse boeren te verbeteren; hij diende als minister van landbouw en later als minister van onderwijs
Militaire officieren
Ahmed Niyazi Bey, initiatiefnemer en leider van de Jong-Turkse revolutie
Enver Pasja, een leider van de Jong-Turkse revolutie en later prominent Jong-Turkse politicus
Djemal Pasja een leider van de Jong-Turkse revolutie
Eyüp Sabri, een leider van de Jong-Turkse revolutie
Bekir Fikri, een prominente deelnemer aan de Jong-Turkse revolutie
Atıf Kamçıl, een prominente deelnemer aan de Jong-Turkse revolutie
In 1913 vond er een tweede staatsgreep plaats in de Ottomaanse regering. Hierbij kwamenEnver Pasja,Talaat Pasja enDjemal Pasja aan de macht en begonnen het Ottomaanse rijk daarna alsdriemanschap te regeren.Enver Pasja,Talaat Pasja enDjemal Pasja behoorden tot de Jonge Turken.[1] Afgezien van Talaat hadden zij een militaire opleiding gevolgd. Enver was voor deEerste Wereldoorlog enige tijdmilitair attaché in Duitsland en als nieuwe minister van Oorlog oefende hij grote macht uit.Hans Freiherr von Wangenheim, de nieuwe Duitse ambassadeur, won zijn vertrouwen en zo verminderde de Britse invloed in Turkije. Maar de belangrijkste reden dat de kant van Duitsland werd gekozen was het feit dat de andere mogendheden (Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland) weigerden om in te gaan op het verzoek van het Ottomaanse Rijk bondgenootschappen aan te gaan. Zij achtten het Ottomaanse Rijk niet langer levensvatbaar.[2]
Op 29 oktober 1914 liet Enver Pasja Duitse oorlogschepen, die onder Ottomaanse vlag voerden, Russische havens in de Zwarte Zee bombarderen, waarmee het Ottomaanse rijk in deEerste Wereldoorlog belandde.
Tijdens het bewind van de Jonge Turken streefde het Ottomaanse Rijk naar 'homogenisering' van de bevolking vanKlein-Azië. In dat kader werd deArmeense Genocide gepleegd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook deAssyrische Genocide (ook wel de 'Sayfo' genaamd) en de genocide op dePontische Grieken vonden plaats onder leiding van de Jonge Turken.
In de herfst van 1918 werd het duidelijk dat het Ottomaanse rijk de Eerste Wereldoorlog ging verliezen, waardoor de positie van de regering van Talaat Pasja onhoudbaar werd. De regering van Talaat Pasja trad af op 14 oktober 1918. Toen op 30 oktober 1918 hetverdrag van Mudros werd ondertekend, werd hiermee de Ottomaansecapitulatie bevestigd. Twee dagen later op 1 november 1918 vluchtte Enver Pasja samen metTalaat Pasja enDjemal Pasja naar Duitsland aan boord van een Duitse onderzeeboot. Het vertrek van de Jong-Turkse leiders betekende uiteindelijk het einde van de Jong-Turken. Tijdens het laatste partijcongres, dat op 1-5 november 1918 werd gehouden, besloten de overgebleven partijleden hun partij hetComité voor Eenheid en Vooruitgang af te schaffen, die vanwege de nederlaag van de Eerste Wereldoorlog zwaar bekritiseerd werd door het publiek. Een nieuwe Ottomaanse regering werd gevormd door de pro-BritseVrijheid en Akkoordpartij (Hürriyet ve İtilâf Fırkası).
↑AlhoewelMustafa Kemal Pasha (laterAtaturk geheten) tot deze hervormingsgezinde beweging hoorde, viel hij onder een fractie van CUP die vond dat de legerleiding zich afzijdig diende te houden van de politiek. Dit leidde ertoe dat zijn fractie vanaf de beginjaren van de revolutie van 1908 in conflict was met de CUP, ziehttp://www.jstor.org/pss/260131 “The Origins of the 'Nationalist' Group of Officers in Turkey 1908-18”, Gwynne Dyer (Journal of Contemporary History, Vol. 8, No. 4 (Oct., 1973), pp. 121-164).Artikel is ook te vinden inhttp://www.tallarmeniantale.com/Dyer_Nationalists.htm (“Gwynne Dyer on Turkish "Nationalist" Officers, 1908-18”).Gearchiveerd op 19 april 2023.