| Johan I ‘de Vrome’ van Waldeck-Landau | ||
|---|---|---|
Graaf Johan I ‘de Vrome’ van Waldeck-Landau. | ||
| Regeerperiode | 1539–1567 | |
| Voorganger | Filips III | |
| Opvolger | Filips VI Frans III | |
| Huis | Huis Waldeck | |
| Vader | Filips III van Waldeck-Eisenberg | |
| Moeder | Anna van Kleef | |
| Geboren | 1521 of1522 | |
| Gestorven | 9 april1567 Landau | |
| Begraven | Mengeringhausen | |
| Echtgenote | Anna van Lippe | |
| Religie | Luthers | |
Het wapen van de graven van Waldeck. | ||
GraafJohan I ‘de Vrome’ van Waldeck-Landau (1521 of1522 –Landau,9 april1567[1]), Duits:Johann I. ‘der Fromme’ Graf von Waldeck-Landau, was eengraaf uit hetHuis Waldeck. Hij was sinds 1539 graaf vanWaldeck-Landau. Hij was destamvader van de nieuwere Landauer Linie.

Johan werd in 1521 of 1522 geboren als de tweede zoon van graafFilips III van Waldeck-Eisenberg en diens tweede echtgenotehertoginAnna van Kleef. Hij studeerde met zijn oudere broerFilips V vanaf 1537 inMarburg.[1]
Op 22 november 1538 werd bij verdrag de verdeling van hetgraafschap Waldeck geregeld, met medewerking vanlandgraafFilips I van Hessen. Een deel werd toegekend aan de twee zonen uit het eerste huwelijk,Otto V enWolraad II, het andere aan de zonen uit het tweede huwelijk, Filips V, Johan enFrans II.[2] Een jaar later, na het overlijden van zijn vader, volgde Johan op in Landau.[1]
Hoewel hetprotestantse geloof tegen 1529 in de meeste delen van hetgraafschap Waldeck wijdverbreid was, bleven de kerken en sommige invloedrijkeburgers nog steedskatholiek, vooral inKorbach, waar de graven van Waldeck er niet in slaagden de religieuze verschillen uit de weg te ruimen. Zij haalden in mei 1543 dekerkhervormerAdam Krafft binnen, die deReformatie in hetgraafschap Waldeck voltooide.[3]
De twee aanvoerders van hetSchmalkaldisch Verbond,keurvorstJohan Frederik I van Saksen en landgraaf Filips I van Hessen, vormden medio 1546 een leger. De graven van Waldeck gaven gehoor aan de oproep van de landgraaf tot ondersteuning. Uit deSchmalkaldische Oorlog kwamkeizer Karel V op 24 april 1547 na deSlag bij Mühlberg als overwinnaar tevoorschijn. Van de graven van Waldeck had alleen graafSamuel van Waldeck-Wildungen, zoon van graafFilips IV, deelgenomen; maar ook de andere graven van Waldeck moesten naarKassel komen om het verzoeningsverdrag te ondertekenen dat dekeizer op 16 juli 1547 aan de landgraaf, die zich had overgegeven, voorlegde. Want ook de onderdanen en dienaren vanHessen kregen de opdracht het verdrag te onderschrijven. Johan had het al ondertekend, zijn verwanten volgden. Maar de keizer accepteerde de verzoening in het geval van de graven van Waldeck niet. Voor hem waren zij geen onderdanen van Hessen, maarrijksgraven en daarmee onmiddellijk aan hem ondergeschikt.[3] Daarom ontbood hij hen, onder bedreiging van derijksban, in 1548 naar deRijksdag in Augsburg, opdat zij zich zouden verantwoorden voor hun deelname aan het leger van het Schmalkaldisch Verbond en zich met hem zouden verzoenen. Wat aan de ene kant voor de graven het karakter van een vernedering had, verzwakte aan de andere kant de Hessische landgraven en hun territoriale aanspraken op het graafschap Waldeck. Waldeck was dus uitdrukkelijkrijksonmiddellijk.[4]
Johan reisde met zijn broer Filips V, die als katholiekgeestelijke aan de kant van de protestanten had gestaan, en zijn halfbroer Wolraad II, evenals met Samuel, die in het geheel niet was ontboden, naarAugsburg. In Augsburg aangekomen op 14 april 1548, gingen weken voorbij waarin de graven van Waldeck pleitbezorgers zochten – en uiteindelijk vonden. Eind mei verklaarde de keizer echter dat een verontschuldiging voor hem niet voldoende was. Filips en Johan moesten hem 5000 gulden betalen, Wolraad zelfs 8000, omdat hij zich meer dan de andere graven in woord en daad tegen de keizer had gekeerd, zo heette het. De keizer stelde op 22 juni 1548 degratie-oorkonde op. De keizer stelde nog op 12 augustus een beschermingsbrief op voor gravin-weduwe Anna en voor Wolraad, Filips en Johan. Het protestantisme gaven de graven echter niet op.[4]
De keizer vaardigde op deRijksdag hetInterim uit – een rijkswet – om de tijd tot een algemeenconcilie, waarbij het om de wederopname van de protestanten in de katholieke kerk zou moeten gaan, te overbruggen. Hevig verzet ontstond omdat het de protestanten weer aan hetbisschoppelijk enpauselijk gezag onderwierp. De keizer nam het in 1552 terug.[4]
De verzwakking van Hessen als gevolg van de vijfjarige gevangenschap van landgraaf Filips I inde Nederlanden en de hoge schulden na de Schmalkaldische Oorlog zorgden ervoor dat delandstanden van Waldeck zich van Hessen afkeerden. Confessioneel was het verdeelde graafschap verenigd, maar administratief was het dat niet. HetRijkskamergerecht teSpeyer bepaalde op 22 juni 1549 dat Hessen het graafschap Waldeck niet mocht ontslaan van zijn verplichtingen tegenover de keizer en hetRijk, en dat de graven van Waldeck, als rijksonmiddellijke graven, zelf de rijksbelastingen moesten betalen. De inning bij de landstanden verliep echter moeizaam en dwong tot een verbetering van het landsbestuur, een hervormingsproces dat al lang had moeten plaatsvinden.[4]
Een tendens naar meeronafhankelijkheid was er bij de graven van Waldeck na deAugsburgse Rijks- en Religievrede. Daartoe waren derijksstanden in 1555 bijeengekomen.[4] Zij kwamen onder meer overeen dat de desbetreffendelandsheer het geloof moest bepalen.[5] De graven Wolraad II, Filips IV, Johan I en Samuel vaardigden in 1556 na eensynode inVolkhardinghausen eenkerkorde uit. Voorzichtig en langzaam voerden zij desecularisatie van dekloosters door.[6]
Johan overleed in Landau op 9 april 1567 en werd in de kerk inMengeringhausen begraven.[1]
Johan huwde inDetmold op 1 oktober 1550 met gravinAnna van Lippe (†Arolsen, 24 november 1590), dochter van graafSimon V van Lippe[1] en gravinMagdalena van Mansfeld. Uit het huwelijk van Johan en Anna werden de volgende kinderen geboren:[7]
| Voorganger: Filips III van Waldeck-Eisenberg | 1539–1567 | Opvolger: Filips VI Frans III |
Referenties