

DeJodenbuurt, ook welJoodse Buurt ofWijk inAmsterdam, was vanaf de late zestiende eeuw tot de periode van deJodenvervolging tijdens deTweede Wereldoorlog, een buurt waar veel Joden woonden. De buurt strekte zich uit langs deJodenbreestraat,Uilenburg,Vlooienburg,Waterlooplein,Marken,Rapenburg enNieuwe Herengracht, later ookNieuwmarkt,Sint Antoniesbreestraat, dePlantage,Weesperstraat enWeesperplein tot aan deNieuwe Kerkstraat.
In1593 vestigden zich uitPortugal enSpanje afkomstige,Sefardische Joden in de omgeving van de Amsterdamse Breedestraat en Vloonburg. Enkele jaren eerder had men daar, aan de rand van de stad, vierstadseilandenaangeplempt. Op de nog drassige eilanden Uilenburg, Valkenburg en Rapenburg waren aanvankelijk scheepsbouwbedrijven gevestigd. Op Vlooienburg[1] bouwde men woningen. Na de vierdestadsvergroting in 1663 verplaatste men de scheepsbouwactiviteiten in oostelijke richting en bouwde men ook woningen op Uilenburg, Valkenburg en Rapenburg.[2] In de loop van de zeventiende eeuw vestigden zich ookAsjkenazische Joden uit Centraal-, Oost-, en deels West-Europa in de wijk. In 1612 bestond de gemeenschap uit zo’n 500, in 1672 uit 2500 personen. In 1616 legaliseerde het stadsbestuur de aanwezigheid van Joden.

In de protestantseRepubliek was het niet toegestaan een andere religie in het openbaar te belijden. In de buurt van de Leprozen- en Houtgracht (nu het Waterlooplein) bouwde men drie, niet vanaf de straat herkenbare, Sefardischesynagoges:[3]Bet Jacob tussen 1602 en 1610, Neve Sjalom tussen 1608 en 1612 en Bet Israël, 1618. Vanaf 1622 werken de synagoges samen. In 1639 voegde men de gemeentes samen tot de gemeente Talmud Tora. In hetzelfde jaar opende de eerste openbare synagoge haar deuren aan de voormalige Houtgracht. De in 1671 gebouwdeGrote Sjoel vormt tegenwoordig samen met deObbene Sjoel (1685), deDritt Sjoel (1700/1778) en deNeie Sjoel (Nieuwe Synagoge) (1750/1752) hetJoods Museum.[4] De ook aan hetJonas Daniël Meijerplein grenzendePortugees-Israëlitische Synagoge werd in1675 geopend.Romeyn de Hooghe maakte diverse prenten ter gelegenheid. DeUilenburger Synagoge aan de Uilenburgerstraat werd in 1765 gebouwd voor deHoogduitse gemeente.


Bepalingen van de meestegilden stonden Joden niet toe een ambacht uit te oefenen, al waren er enkele uitzonderingen. De meeste Joden waren actief in de handel en beroepen waarvoor geen gilde bestond. Tot de 18e eeuw ging het veel Sefardim voor de wind. De beter gesitueerden vestigden zich onder meer op de oostelijke grachten. De Nieuwe Herengracht en later ook delen van de Plantage waren geliefde locaties voor welgestelden. Maar het merendeel (in de 18e eeuw twee derde: ca. 20.000) van de Joodse inwoners van Amsterdam woonde onder erbarmelijke omstandigheden op, of in de omgeving van Vlooienburg, Valkenburg/Marken, Uilenburg en Rapenburg.
Joodse marktkooplieden stonden op het Waterlooplein, de Nieuwmarkt en op het Amstelveld. De markt in de Nieuwe Uilenburgerstraat werd vooral op zondagmorgen druk bezocht[5].
In de 17e eeuw was het bewerken vandiamanten als een kleinschalige Sefardische huisnijverheid begonnen. In de 19e eeuw werd Amsterdam een internationaal centrum voor de diamant-handel en -industrie. In de buurt lagen meerderediamantslijperijen. Aan de Zwanenburgerstraat 12 (de voormalige verlenging van de Staalstraat) lag de stoomslijperij vanCoster. In deVerversstraat op 57 lag de slijperij van J.M. Beffie (J.W. Meyer1884). Slijperij Van Moppes (na 1884 uitgebreid door J.W. Meyer) lag aan de Plantage Middenlaan 14 en de diamantslijperij van R.C. Ziekenoppasser aan de Paardenstraat op 11-13. In 1879 bouwde men in de zuidoosthoek van Uilenburg, naar ontwerp van J.W. Meyer, de slijperij Boas. Dit was de grootste door stoom aangedreven diamantslijperij in Europa. Aan deNieuwe Achtergracht stonden vier bedrijven; slijperij Benjamin A. Soep (G. van Arkel, 1906) lag op nummer17-23, op nummer 104-104a de slijperij Coëlho (J.W. en G.W. Meijer 1887) en op 134-138 de slijperij Van Weeren Frères (L. Vernooys 1888), voor Benoit en Jacques van Weerden en S.E. Slijper jr., met 163 slijpmolens. De Diamantslijperij-Maatschappij (1846/1870) op nummer 168 gold na 1893 als de oudste en grootste.
De in 1894 opgerichteAlgemene Nederlandse Diamantbewerkersbond kwam voort uit een der eerstevakbonden. In 1900 verrees het monumentale vakbondsgebouw bekend als deBurcht van Berlage aan de voormaligePlantage Franschelaan. (In 1945 vernoemd naar de eerste voorzitter van de bond: deHenri Polaklaan.) Tegenover het vakbondsgebouw stond hetPIZ ; hetPortugees Israëlitisch Ziekenhuis.
Aan het Weesperplein tegenover deDiamantbeurs (1910Gerrit van Arkel) bouwde men het verpleegtehuisDe Joodse Invalide (1924Harry Elte). De uitbreiding in de stijl van denieuwe zakelijkheid aan de Nieuwe Achtergracht 100 (Jan Frederik Staal) werd in 1937 ingewijd. HetNIZ (Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis) lag aan de Nieuwe Keizersgracht 104-114. HetCIZ (Centrale Israëlietische Ziekenverpleging), gebouwd in 1915, stond in de Jacob Obrechtstraat.
Ook gedurende de 19e en het begin van 20e eeuw heerste bittere armoede in de sloppen van het deel van de buurt – gelegen tussen hetCentraal Station, deKloveniersburgwal, Waterlooplein, Valkenburgerstraat enPrins Hendrikkade – dat men in de volksmondde Jodenhoek noemde. De levensomstandigheden in dit overbevolkte deel van de buurt waren schrijnend. Een initiatief van de, ter verbetering van de omstandigheden van Joodse Amsterdammers in 1869 opgerichte verenigingHandwerkers Vriendenkring resulteerde in 1895 in de oprichting van het eerste Amsterdamse ziekenfonds.

In 1901 kreeg de stad een dienst Bouw- en Woningtoezicht. Een jaar later maakte deWoningwet het mogelijk verwaarloosde panden onbewoonbaar te verklaren, te onteigenen en te slopen. In 1908 omvatte een gemeentelijk plan onder meer het dempen van de Marken- en Uilenburgergracht en het tot één straat samensmelten van de verkrotte Batavierstraat en de Uilenburgerstraat. De toenemende woningnood en verschillen van inzicht rond onteigeningen, onbewoonbaarverklaringen, en herhuisvesting vertraagden de verbeteringsplannen[2]. Het zou tot in de jaren twintig duren voor de sanering, mede dankzij de inspanning van wethouderMonne de Miranda, kon worden voortgezet. Op de hoek van de brede Nieuwe Uilenburgerstraat verrees in 1920 een gemeentelijkbadhuis[6] In 1927 bouwde de gemeente in samenwerking met hetBouwfonds Handwerkers Vriendenkring naar een ontwerp van Jan Hendrik Mulder Jr. (1888-1960) op Uilenburg een blok van 72 woningen in de stijl van de lateAmsterdamse School. Toen Valkenburg, de Joden Houttuinen, Rapenburg en de destijds beruchte Foeliestraten op de schop moesten stuitte men op een financieringsprobleem; de gemeente en het Rijk verschilden van mening over de vraag in welke mate de plannen verbetering van de verkeersinfrastructuur of verbetering van de volkshuisvesting beoogden. In 1940 waren de saneringsplannen ook daardoor maar voor een deel gerealiseerd[2].
Velen verkozen de nieuwe buurten als de naar stedenbouwkundige ideeën vanSamuel Sarphati ontstane woonwijkDe Pijp, deWatergraafsmeer en de in de eerste decennia van de 20e eeuw ontwikkeldeTransvaalbuurt en deRivierenbuurt. Een toenemend aantal leden van de Joodse middenklasse, assimilerende Joden en gemengd-gehuwden vestigden zich verspreid over de stad.[7] In en om de Weesperstraat en de ‘Afrikaansche buurt’ behoorde meer dan de helft van de bewoners tot het Nederlands- of Portugees-Israëlitisch Kerkgenootschap. In en om de Plantage, de Muiderschans en de Weesperzijde was dat zo’n 40% en in de Oosterparkbuurt en de Noorder en Zuider Amstellaan en omstreken ongeveer een derde. In een tiental andere wijken varieerden de percentages tussen de 5 en 30%.[8] De gezinsomvang van Joodse huishoudens buiten de oude Jodenbuurt daalde gemiddeld sterker dan die in de oorspronkelijke Jodenbuurt.[9] In de oude buurt nam het aantal niet-joodse bewoners toe. In 1940 was ongeveer 50% joods.
Vanaf 1941 verplichtte deDuitse bezetter alle Nederlanders van veertien jaar en ouder eenpersoonsbewijs te bezitten. Ambtenaren en mensen werkzaam in het onderwijs moesten eenariërverklaring overleggen en ‘personen van geheel of gedeeltelijk joodschen bloede’ dienden zich te laten registreren. Als onderdeel van de lange reeks stap voor stap geïntroduceerde racistische verordeningen was het Joden sinds 1941 verboden zonder toestemming te reizen of te verhuizen. Sinds mei 1942 was het Joden verplicht op hun kleding eenzespuntige gele ster met daarin het woord "jood" te dragen.
In februari 1941 greep de Duitse bezetter een knokpartij, waarin eenNSB'er dodelijk verwond was geraakt, aan om deJodenhoek (tussen het Centraal Station, de Kloveniersburgwal, Waterlooplein, Valkenburgerstraat en Prins Hendrikkade) enige tijd af te sluiten. Hier woonden meer dan 25.000 Joden.[10] Niet alleen kwamen er bordjes met het opschrift “Judenviertel / Joodsche Wijk”, ook werden versperringen aangebracht, bruggen opgehaald en wachtposten van de Nederlandse en Duitse politie geplaatst. In dezelfde maand vond in de buurt deeerste razzia plaats. De bevolking in Amsterdam en sommige andere plaatsen protesteerden hiertegen met deFebruaristaking.
Hoewel de afsluiting van de Joodse Wijk tijdelijk was, bleven de bordjes staan en het beleid om de Joden te concentreren in een beperkt gebied ging door. Veel Joden die in andere plaatsen woonden, werden verplicht om naar Amsterdam te verhuizen, en dan in het bijzonder in de Jodenhoek. Dit was een tussenstap naardeportatie. Vele Joodse inwoners van Nederland en van de Jodenbuurt werden in de periode tussen augustus 1942 en september 1943 aangehouden tijdens razzia’s. De bewoners van dit deel van Amsterdam werden door de bezetter bijeengebracht in deHollandse Schouwburg aan dePlantage Middenlaan en van daaruitgedeporteerd. Tienduizenden Joodse Amsterdammers werden inconcentratie- en vernietigingskampen ter dood gebracht; bij benadering 75% van alle Amsterdamse Joden. Ongeveer de helft van hen kwam om inAuschwitz, een derde inSobibor, de overige slachtoffers in kampen alsMauthausen enBergen-Belsen.[11]
Na de deportaties stond de buurt grotendeels leeg.Tramlijn 8, die sinds 1905 hetCentraal Station via de Nieuwmarkt, het Waterlooplein en hetWeesperplein verbond met deVan Woustraat en later deRivierenbuurt, werd in de zomer van1942 opgeheven.
In deHongerwinter1944-1945 sloopte de hongerende Amsterdamse bevolking het hout uit de leegstaande panden om het innoodkacheltjes te kunnen branden. De synagogen aan hetJonas Daniël Meijerplein bleef dit lot niet bespaard. Men ontdeed desjoels van bijna al het hout, inclusief de galerijen en zelfs drie van de vierHeilige Arken (Aron hakodesj, kast of nis waarin dethorarollen) De heilige ark van deGrote Sjoel is bewaard gebleven; deze is vanmarmer.
HetNederlands Auschwitz Comité organiseert jaarlijks op de laatste zondag in januari deNationale Holocaust Herdenking bij hetAuschwitzmonument in hetWertheimpark. Sinds 1988 staat voor de Stopera op het Waterlooplein, hoek Amstel / Zwanenburgwal een monument met de tekst:Ter herinnering aan het verzet van Joodse burgers gevallen in 1940-1945 5700-5705. Een gedenkteken aan de Amstel hoek Zwanenburgwal met de tekst... Niemand keerde weer. Hun nagedachtenis zij tot zegen, omlijnt de plaats waar hetjongensweeshuis Magadlé Jethomin stond. DeHollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan 24 werd ingericht als monumentter herinnering aan hen die van hier werden weggevoerd. Aan de gevel van de, alsNationaal Holocaustmuseum ingerichte voormalige Hervormde Kweekschool aan de Plantage Middenlaan 27, is een reliëf aangebracht met een tekst die herinnert aan hen die hier hielpenkinderen voor deportatie te behoeden. Een plaquette aan de Plantage Kerklaan 36 vermeldt de namen van de leden van de verzetsgroep, die in 1943streden en vielen bij devernieling van hetbevolkingsregister. Een plaquette op de J.C. Ammanschool aan het Hortusplantsoen 2 herinnert aan:de Joodse leerlingen en leerkrachten vervolgd door de Duitse bezetter. Het monument Schaduwkade aan de Nieuwe Keizersgracht tussen Amstel en de Weesperstraat gedenkt de gedeporteerde bewoners in 35 huisnummer- en 200 naambordjes. Een gedenkplaat aan het gebouw van de G.G. en G.D. aan de Nieuwe Achtergracht 100 herinnert aanhen van onze dienst die in de jaren 1940-1945 vielen als slachtoffers. Aan de gevel van De Joodse Invalide, Weesperplein 3, herinnert een plaquette aande bewoners door den vijand ten dode weggevoerd.



Na debevrijding van de Duitse bezetting in 1945 was de buurt verlaten en verwaarloosd. Het stadsbestuur maakte plannen voor sanering en presenteerde in1953 een plan voor een brede verkeersweg langs de route Weesperplein – Weesperstraat –Nieuwmarktbuurt –Prins Hendrikkade. Dit plan werd niet gerealiseerd, maar veel huizen in het gebied werden in dejaren vijftig,zestig enzeventig alsnog gesloopt. De sloop van woningen, die moesten wijken voor de tunnelbouw van het tracé van deOostlijn van deAmsterdamse metro leidde in 1975 tot deNieuwmarktrellen.
Van de laat-16e-eeuwse kunstmatige eilanden in het hart van de oude Jodenbuurt is slechts Uilenburg nog door water omgeven. De aanleg van deIJ-tunnel (1957-1968) vereiste op Rapenburg een doorbraak van de gevelwand van de Prins Hendrikkade. De herstructurering en schaalvergroting van het gebied op het oude Valkenburg creëerde de toegangsweg: de Valkenburgerstraat. Op het voormalige Vlooienburg maakte het grootste deel van de bebouwing van het oude Waterlooplein na rijp beraad plaats voor deStopera (stadhuis en muziektheater) (Cees Dam enWilhelm Holzbauer, 1982-86). Ook van Marken resten slechts namen: op de in 1968 gedempteMarkengracht (nu: de westzijde van deRapenburgerstraat) ligt het appartementencomplex Markenhoven (Atelier Pro 1999 ). Aangrenzend ligt deNederlandse Filmacademie (Coen van Velsen, 1999) met de groenige gevel naar het Mr. Visserplein en haar ingang aan het nieuwe Markenplein. De, in de jaren 1950-1960 verbredeMuiderstraat is sinds de herinrichting van het Mr. Visserplein (2009) afgesloten voor autoverkeer.
HetJoods (Historisch) Museum was sinds 1933 gehuisvest in deWaag op de Nieuwmarkt. Na door de Duitsers te zijn gesloten, werd het in 1955 heropend en toonde men een deel van de oude collectie. In 1987 verhuisde het museum naar het Hoogduitse Synagogencomplex aan het Jonas Daniël Meijerplein. De overdekte ruimte tussen de vier in 18e-eeuwse staat teruggebrachte synagogen vormt de ingang van het museum aan de Nieuwe Amstelstraat. HetBurgemeester Tellegenhuis, bijgenaamd hetMaupoleum (P. Zanstra, 1971), dat men in 1971 aan de Jodenbreestraat bouwde, maakte in 1995 plaats voor een winkelgalerij en het hoofdstedelijke kantoor van de Dienst Ruimtelijke Ordening (Philips Pensioenfonds,Teun Koolhaas).
Op de plek waar in de oorlogsjaren het film- en variététheater hetTip Top Theater (hoek Uilenburgersteeg / Jodenbreestraat,Z.Gulden en M. Geldmaker, 1913 ) tot puin was vergaan bouwde men in 1996de Amsterdamse Theaterschool (Bentvelsen Fleer Architecten). Het daarachter gelegen monumentale badhuis in de stijl van de Amsterdamse School uit 1920 aan de Nieuwe Uilenburgerstraat 116 werd in 2012 verbouwd (MTB architecten E. de Wild) tot het Muziekgebouw Splendor. De Uilenburger Synagoge was na de oorlog enige tijd in gebruik als gemeentelijke opslag voor historische bouwmaterialen en restauratie-atelier. Het gebouw is door de gemeente Amsterdam overgedragen aan de Stichting Uilenburgersjoel en sinds 1997 in gebruik door deprogressief-joodse gemeenteBeit Ha'Chidush. De diamanthandel keerde terug op Uilenburg. Het monumentale neoclassicistische gebouw van de voormalige ‘stoomdiamantslijperij’ van de gebroeders Boas, dat met ketelhuis en schoorsteen aan een binnenplaats tussen de Nieuwe Uilenburgerstraat en de Uilenburgergracht ligt, is sinds 1989 in bezit van diamant- en juwelenhandel Gassan Diamonds.
Te midden van grootschalige nieuwbouw op deRoeterseilandcampus biedt het grondig verbouwde pand van de Diamantslijperij Maatschappij aan de Nieuwe Achtergracht onderdak aan het het cultureel studentencentrumCrea.
In Gebouw Plancius, dat in 1876 op initiatief van de Joodse zangverenigingOefening Baart Kunst aan de Plantage Kerklaan 61 werd gebouwd, is sinds 1999 hetVerzetsmuseum Amsterdam gevestigd.
Het door leden van de invloedrijke familiede Pinto bewoonde monumentaleHuis De Pinto aan de Sint Antoniesbreestraat, dat in 1975 op de nominatie voor sloop stond, bleef behouden. Daardoor behield de straat hier het smalle profiel dat herinnert aan vroeger tijden. Ertegenover, rond deZuiderkerk, ligt het complexPentagon (Theo Bosch en J. van Berge, 1978). Sinds 2008 staat voor de Stopera op het Waterlooplein / hoek Zwanenburgwal een standbeeld voor de in 1656 uit de Sefardische gemeente verstoten filosoofBaruch de Spinoza.
Na de herbouw leefde de buurt weer op. Hoewel er monumenten bewaard zijn gebleven herinnert nog weinig aan het specifieke joodse karakter van de oude buurt.