De overgrootvader van Brel,Jean-Augustin Brel, was vanaf 1833 burgemeester van het VlaamseZandvoorde (nu een deelgemeente vanZonnebeke). Als lid van de gegoede burgerij sprak hij, haast vanzelfsprekend, Frans.
De vader van Brel, Romain Brel (6 februari 1883 – 8 januari 1964) vertrok in 1911 naarCongo, werkend voor een handelsfirma. Op 3 december 1921 trouwde hij in Brussel met Elisabeth Van Adorp (14 februari 1896 – 7 maart 1964). Ze vestigden zich samen in Congo, waar op 13 augustus 1922 de tweeling Pierre en Nelly werd geboren. In januari 1923 overleden beide kinderen aantyfus. Op 19 oktober 1923 werd een zoon geboren die (eveneens) de naam Pierre kreeg. In 1926 keerden de Brels definitief terug naar Brussel. Ze vestigden zich in de buitenwijk Schaarbeek, waar in 1929 Jacques werd geboren. Vader Romain Brel verliet in 1931 de import-export en werd vennoot in de Brusselse kartonfabriek die in 1921 door zijn schoonbroer, Armand Vanneste, was opgericht. Het bedrijf werd omgedoopt in Vanneste & Brel.
Moeder Elisabeth Brel, door Brel steevast "Mouky" genoemd (een Franse bastaardspelling van het Nederlandsemoeke, koosnaam voormoeder), was erg gelovig. Ze hield van acteren en zingen en schreef af en toe liedjes. Vader Romain Brel was een niet-praktiserend katholiek met een liberale politieke overtuiging. Op zijn twaalfde leerde Jacques Nederlands. Het bekrompenbourgeoismilieu waartegen Brel zich later in zijn chansons afzette, was volgens tijdgenoten dan ook niet zozeer gebaseerd op het gezin waarin hijzelf opgroeide, maar veel meer op bijvoorbeeld de familie Vanneste, die Brel van zeer nabij kende. In zijn liedMon enfance (1967) beschreef Brel zijn kindertijd. Ook zong hij hier over zijn volgevreten ooms, die hem naar eigen zeggen zijn jeugd ontstolen hadden.[2]
Herdenkingstegel op de gevel van zijn geboortehuis: "Hier is geboren Jacques Brel, 1929-1978, hij heeft gezongen over het vlakke land, over ouderdom, tederheid en de dood. Rechtopstaand leefde hij zijn leven en de dichter leeft nog steeds”
Brel groeide op in een burgerlijk milieu. Aanvankelijk wees alles erop dat hij zijn vader later zou opvolgen als fabrieksdirecteur. Na het verlaten van de middelbare school werkte hij vier jaar lang bij de kartonfabriek Vanneste & Brel, waarin zijn vader medevennoot was. Bij de humanistisch-katholieke jeugdbeweging Franche Cordée legde hij zich intussen toe op zang en toneelspel. Hij ontmoette er ook Thérèse Michielsen ('Miche'), met wie hij op 1 juni 1950 trouwde. Het paar kreeg drie dochters: Chantal (1951-1999), France (1953) en Isabelle (1958). Thérèse overleed in 2020 op 93-jarige leeftijd.
Ondertussen schreef Brel liedjes en gedichten. In 1952 begon hij onder de hoede vanAngèle Guller voorzichtig aan een carrière als chansonnier. Hij trad op in haar radioprogramma, gaf optredens en maakte in 1953 een 78 toerenplaat met de, vergeleken met zijn latere repertoire, brave liedjesLa Foire enIl y a. Een jaar later werd het duidelijk dat Brel geen fabrieksdirecteur zou worden maar chansonnier: hij vertrok naarParijs, waar hij met wisselend succes zijn werk aan de man bracht. Hij liet zijn visitekaartje achter bij de Franstalige radio in de vaste veronderstelling dat die zijn liedjes zou promoten. Maar de chansons van Brel spraken er niemand aan.
Wie wel ontroerd werd door het werk van Brel, wasJef Claessen van Omroep Limburg. Claessen was presentator en later directeur van BRT2 Omroep Limburg. Hij haalde Brel naar Hasselt waar hij hem in diverse uitzendingen live liet zingen. Hij nam er ook Brels volledige repertoire op plaat op. Zijn Vlaamse entree was in augustus 1953, toen Brel voor het eerst op de radio te horen was, dankzij Claessen. Later trok zijn plaat ook de aandacht van onder meerJacques Canetti; die liet hem een paar keer in zijn cabaret Les Trois Baudets optreden.
Brels verrichtingen werden met wisselend enthousiasme ontvangen, maar waren in ieder geval succesvol genoeg om in 1954 zijn gezin over te laten komen. In datzelfde jaar ontmoette hij Georges Pasquier ("Jojo"), die zijn boezemvriend zou blijven. Uit dezelfde periode stammen de eerste contacten met pianist/arrangeur/orkestleiderFrançois Rauber en pianistGérard Jouannest, die Brel tijdens de rest van zijn muzikale carrière terzijde zouden staan. Rauber verzorgde de muzikale omlijsting op Brels grammofoonplaten terwijl Jouannest de vaste begeleider op het podium was. Beiden staan te boek als coauteur van diverse chansons. Later voegde accordeonistJean Corti zich bij deze kern van begeleiders van Brel.
In 1955 stond Brel aan de vooravond van zijn doorbraak. In de Brusselse Ancienne Belgique verzorgde hij een week lang het voorprogramma van Bobbejaan Schoepen.
In1956 beleefde Brel zijn doorbraak met het succesvolle plaatjeQuand on n'a que l'amour. Brel was vanaf dat moment erkend artiest. Dat de kwaliteit van zijn gezinsleven er intussen niet op vooruitging, bleek toen Miche in 1958 besloot om met de kinderen weer inBrussel te gaan wonen. Miche en Brel leidden van dan af gescheiden levens, maar de relatie werd nooit definitief verbroken. Brel bleef kostwinner en speelde incidenteel de rol van huisvader. Dat hij er vele minnaressen op na hield, was een publiek geheim.
Vanaf de late jaren vijftig werd het werk van Brel grimmiger. Tijdgenoten meldden dat het vooral Pasquier was die Brel inspireerde om zijn katholiek-humanistische levensvisie te verruilen voor een wereldbeeld waarin de mens in de eerste plaats een strijder is. Gekoppeld aan de muzikale vakkunst van Jouannest en Rauber leverde dit een vernieuwde Brel op: inLes Flamandes uit 1959 trekt hij van leer tegen de hypocriete burgerlijke moraal die hij uit zijn jeugd kende; inNe me quitte pas (1959) lijkt de liefde meer pijn dan goed te doen enLa mort (1960) is het eerste uit een reeks chansons van Brel over de dood. Het zijn drie thema's die vanaf dat moment voortdurend opduiken in Brels teksten. Hij verwierf een serieuzer, literair imago, en joeg luisteraars tegen zich in het harnas dieQuand on n'a que l'amour misschien wel konden waarderen.
Het succes was er in ieder geval niet minder om. In de periode tot 1967 leidde Brel een hectisch bestaan waarin het niveau van zijn liedjes en optredens onveranderd hoog bleef. Tijdens zijn concerten verschoof het accent: was Brel aanvankelijk een cabareteske hofnar die af en toe een gevoelig liedje zong, naarmate de jaren vorderden speelde hij de rol van gedoemd dichter, die op het podium zijn persoonlijke pijn voor het voetlicht bracht. De intense manier waarop hij zijn chansons de zaal in spuugde, oogstte zelfs bewondering in landen waar de Franse taal traditioneel een onneembare hindernis vormt: in 1965 trad Brel op in Moskou en in deCarnegie Hall in New York.
In interviews, waar hij zich aanvankelijk met beleefde grapjes van afmaakte, gaf Brel zich in de loop van de tijd steeds vaker over aan tobberig gefilosofeer over zijn door de volwassenen geroofde jeugd en de waarde van het najagen van, desnoods stompzinnige, dromen. Dergelijke ontboezemingen werden meestal snel gevolgd door een relativerend grapje, want, hield Brel vol, het leven is uiteindelijk oninteressant en niet serieus te nemen.
Naast een intens tourschema van gemiddeld 300 optredens per jaar hield Brel er al die jaren een intens drink- en rookschema op na. Zijn nachtrust bestond uit hazenslaapjes en hij verloor tijdens een optreden naar eigen zeggen in een klein uur ruim een halve kilo aan lichaamsgewicht. Het wekte geen verbazing dat hij op 16 mei 1967 zijn laatste concert gaf. Als reden voor zijn afscheid gaf hij op dat hij bang was om zijn artistieke scherpte te verliezen. Ook wilde hij meer tijd vrijmaken voor "andere dingen". Daarnaast deden er geruchten de ronde dat Brel om gezondheidsredenen met optreden stopte. De titel van een Amerikaanseoff-Broadwaymusical die vanaf 22 januari 1968 een belangrijke impuls aan Brels bekendheid in de Engelstalige wereld gaf, is in dit verband dan ook enigszins wrang:Jacques Brel is alive and well and living in Paris.
Op 6 januari 1969 gaf Brel in Parijs, samen met twee andere grote chansonniers van die tijd,Georges Brassens enLéo Ferré, tijdens een radio-uitzending een uitgebreid interview. Naar aanleiding van dit rondetafelgesprek werd in 2003 door uitgeverij Paroles Vives hetbiografischessayBrassens, Brel, Ferré – Trois voix pour chanter l'amour uitgegeven.[3] Als eerbetoon aan dit roemrijke trio brachtUniversal Music France in 2010 nog de drievoudige cd-boxTrois poètes, Brel Brassens Ferré (met in totaal 54 liedjes van de drie artiesten) op de markt.[4]
Brel ging het vanaf 1967 rustig aan doen. In zijn geval betekende dat:Don Quichot spelen in een door hemzelf geregisseerde musical (L'Homme de La Mancha) en een filmcarrière beginnen.
Hoewel zijn verrichtingen als filmacteur welwillend werden ontvangen, behaalde hij op dat gebied niet het enorme succes dat hem als zanger ten deel viel. De twee films die hij zelf regisseerde waren flops en Brel moest concluderen dat het najagen van deze droom in een mislukking was geëindigd. Ook de kindertheatervoorstellingVoyage sur la lune had niet het gewenste resultaat. Brel en Rauber leverden de liedjes voor deze musical, maar bliezen de voorstellingen vlak voor de geplande première in 1970 af, omdat ze het werk van regisseurJean-Marc Landier ondermaats vonden.
Minder artistieke bezigheden genoten na 1967 Brels aandacht: hij behaalde zijn vlieg- en zeilbrevet en bevoer samen met minnaresMaddly Bamy op het zeiljachtAskoy II de Atlantische en Stille Oceaan. Uiteindelijk belandde het paar op hetFrans-Polynesische eilandHiva Oa, deel van deMarquesaseilanden in de Stille Oceaan.
Toen bij Brel in 1974longkanker werd geconstateerd, vestigde hij zich definitief op Hiva Oa. Met hettweemotorige vliegtuigjeJojo (genoemd naar zijn kort tevoren overleden vriend) verleende hij hand-en-spandiensten aan de lokale bevolking. Hij reisde nu en dan naar Europa voor een medische behandeling (in 1974 werd in Brussel een deel van zijnlinkerlong verwijderd) alsook voor het opnemen van zijn dertiende en meteen laatste lp, getiteldLes Marquises.
HetstudioalbumLes Marquises (ook wel bekend onder de titelBrel), geproduceerd door het FranseBarclay Records, kwam uit op 17 november 1977. Het was de eerste volwaardige en volgens critici artistiek hoogstaande plaat van Brel in bijna tien jaar. Ook commercieel kende de plaat een groot succes. Op de dag van verschijnen werden er meteen 650.000 exemplaren van verkocht. In totaal zouden er meer dan twee miljoen albums over de toonbank gaan.[5]
Kort na het uitkomen van de plaat keerde Brel weer terug naar Hiva Oa, waar hij tot de zomer van 1978 samen met Maddly verbleef. Een snel verslechterende gezondheidstoestand dwong hem de laatste drie maanden van zijn leven in Frankrijk door te brengen. Op 9 oktober 1978 overleed hij aan eenlongembolie in het Avicennaziekenhuis inBobigny nabij Parijs. Hij werd begraven op het kerkhof vanAtuona op Hiva Oa, niet ver van het graf vanPaul Gauguin.[6]
Met zijn liedjesteksten zorgde Brel regelmatig voor opschudding, o.m. metLes bourgeois enLes Flamandes. In 1966 haaltLa...La...La..., waarin Brel de pastoors en de flaminganten hekelt en een republikeinsBelgië voorstaat, zelfs de parlementaire debatten. ToenmaligVolksuniesenatorWim Jorissen interpelleerde vicepremierWilly De Clercq over het feit dat hij in het casino van Oostende Brels vertolking van dit lied toegejuicht zou hebben. De vicepremier antwoordde laconiek dat de zanger "over een uitzonderlijk talent beschikt, zoals door tal van onverdacht Vlaamse kranten en critici wordt toegegeven. Dat hij af en toe een zin of een uitdrukking gebruikt, die misschien kwetsend kan zijn of minder gepast, moet men er maar bijnemen...".[7] Een tiental jaar later, in 1977 zorgde ookLes F.,...chanson comique voor de nodige opschudding.Les F.,[8] waarbij de 'F.' een afkorting is van 'Flamingants', verscheen op Brels laatste albumLes Marquises uit 1977, maar werd nooit door hem in de zalen gezongen. In dit lied, maar eerder ook al in interviews, manifesteerde Brel zich als eenbelgicist die venijnig uithaalt naarVlaams-nationalisten die hij bekrompenheid,nazisympathieën en schijnheiligheid verwijt. In de laatste zin "Et je vous interdis d'obliger nos enfants (...) à aboyer flamand" fulmineert hij tegen deVlaamse taalstrijd envernederlandsing van het in zijn ogen tweetalige Vlaanderen.[9]
HoewelLes F. de ondertitelchanson comique meekreeg, schoot de tekst niet alleen bij Vlaams-nationalisten maar ook bij gewone Vlamingen en andere Vlaamse chansonniers in het verkeerde keelgat. Zo vonden zowelMarijn Devalck alsJohan Verminnen, beiden nochtans grote liefhebbers van Brel, de tekst te scherp en onnodig beledigend.[10] ZelfsJohan Anthierens, criticus maar passioneel bewonderaar van Brel, omschreef het nummer als "een artistieke drol, die (...) zijn schijf ontsiert".[11] In zijn in 1998 verschenen boek[12] is Anthierens hierover wat genuanceerder. In hun liedA mr. Brel (1977) dienden ookDe Strangers "Brusselèrke" Brel fel van repliek door onder meer te verwijzen naar zijn neiging om altijd de Vlamingen te kleineren en dat er o.l.v.Léon Degrelle ook in Wallonië werd gecollaboreerd.[13][14] Vlaamsgezinde politici en verenigingen (waaronder hetKatholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) en deBond van Grote en van Jonge Gezinnen (BGJG)) noemden het nummer schandalig en vroegen om de plaat van 'diefranskiljon' te verbieden. Terwijl CVP-KamerlidJan Verroken sprak van een "walgelijke, vulgaire, commerciële gangsterstunt van een Franse platenfirma", verklaarde toenmalig minister van CultuurRika De Backer, na hierover te zijn geïnterpelleerd in hetBelgische parlement, "zich geërgerd en beledigd" te voelen door het beeld dat Brel van Vlaanderen schetste. En hoewel deBRT-directie na lang beraad besliste om niet in te gaan op de vraag om de plaat teboycotten, weigerde radiomakerJos Baudewijn toch om het nummer te draaien.In november 1977 diende het KVHV een klacht in bij de rechtbank van Antwerpen "wegens smaad aan het Vlaamse volk". Drie maanden later besliste deraadkamer van Antwerpen om niet in te gaan op de klacht en Brel buiten vervolging te stellen.[noot 1][15]
In de jaren na zijn dood raakte Brel allerminst in de vergetelheid. Zijn dochter France richtte in 1981 de Fondation Jacques Brel op, die sindsdien waakte over zijn artistieke nalatenschap. Al in 1962 had Miche Brel de muziekuitgeverij Éditions Pouchenel in het leven geroepen om Brels werk uit te geven. In 2006 fuseerden beide totÉditions Jacques Brel.
In 2003 werd in Brussel voor hem eenreus gebouwd: "Grand-Jacques".[16]
Franstalige radioluisteraars uit diverse landen riepenNe me quitte pas uit tot het beste lied van de twintigste eeuw en kijkers van deRTBF kozen Brel op 20 december 2005 alsDe Grootste Belg. In de Vlaamse tegenhanger van deze verkiezingen eindigde hij als 7de.
Brels gecompliceerde verhouding met vrouwen echode nog jaren na. Zijn weduwe Miche Brel en Maddly Bamy, met wie hij vanaf 1971 tot zijn dood in 1978 samenleefde, streden jaren over de vraag waar Brelsgraf zich zou moeten bevinden en wie of wat er precies op de steen vermeld zou moeten staan. In 1999 won Maddly de rechtszaak, waarbij zij het recht kreeg om een afbeelding van de gezichten van Brel en haar op de grafsteen te plaatsen.
Op 5 februari 2015 werd zijn nummerMijn vlakke land uit 1962 opgenomen in de Eregalerij van de Vlaamse klassiekers vanRadio 2.
Het werk van Brel werd in de periode van 1953 tot 1977 uitgebracht op tientallen, meestal titelloze, ep's en lp's, waarbij het beleid van de platenmaatschappij vaak per land verschilde.Hij zong voornamelijk in hetFrans en nam enkele Nederlandse versies van zijn liedjes op, meestal doorErnst van Altena vertaald.
Vanwege zijn kritische, vaak spottende, teksten over deVlaamse Beweging en het leven onder de vleugels van deRooms-Katholieke Kerk was Brel vooral onderVlamingen omstreden. Hij schreef echter diverse lofzangen op het Vlaamse land en het vrouwelijk deel van zijn bewoners.
Hoewel hij vanaf eind jaren vijftig al incidenteel in (nooit uitgebrachte) films speelde, begon Brels filmcarrière pas werkelijk na zijn afscheid van het podium. Van zijn twee pogingen om films te regisseren gaf hij later toe dat die waren mislukt. Zijn acteerprestaties werden over het algemeen wel positief ontvangen.
Léon, een postbeambte die in een sanatorium indruk poogt te maken op ene Leonie (gespeeld doorBarbara). De ervaren regisseur Eduard Molinaro hielp Brel om dit regiedebuut af te ronden.
Œuvre intégrale, 1982 (verbeterde uitgave 1998) Al zijn teksten, waaronder die van bijna 200 chansons (1982:ISBN 2-221-01068-X, paperback;ISBN 2-221-01069-8, gebonden).
Olivier Todd,Jacques Brel. Une vie, 1984 Door de familie Brel geautoriseerde biografie. Todd heeft inzage gekregen in de archieven van de familie.
Mohamed el-Fers,Brel, 1990 (herziene herdrukken in 1993, 1998, 2003 en april 2015). De eerste Nederlandstalige biografie van Brel. De banden tussen Brel en Nederland krijgen extra aandacht.ISBN 9789402102215
René Seghers,Jacques Brel. Leven en liefde, 2003 Biografie waarvoor onder anderen Maddly Bamy werd geïnterviewd.
Jacques Brel / Ne me quitte pas / Laat me niet alleen, 2004,ISBN 90-388-0325-7 Circa 80 chansonteksten, zij aan zij met een zingbare Nederlandse vertaling. Vertalers: Ernst van Altena,Benno Barnard,Geert van Istendael,Koen Stassijns e.a. Met achtergronden en een bonus-cd van Mich en Scène.
Thijs Delrue,Brel, de Belg. Een verhaal van liefde en onbegrip, 2018,ISBN 9789089318886 Boek over de Belgitude van Brel.
Bronnen
Olivier Todd:Jacques Brel, une vie (1984)
Mohamed el-Fers:Brel (1990; herziene herdrukken in 1993, 1998, 2003 en april 2015).ISBN 9789402102215
Johan Anthierens:Jacques Brel: De passie en de pijn, L.J. Veen, 1998, 285 p. (ISBN 9020457551)
René Seghers:Jacques Brel – leven en liefde (2003)
Noot
↑Het KVHV contacteerde in die tijd ook de ambassades in België met de vraag om de inhoud van het lied te relativeren.