Dejaarmarkten van Champagne waren de belangrijkstejaarmarkten inEuropa gedurende deHoge Middeleeuwen. Deze werden gehouden in hetgraafschap Champagne enBrie en waren aanvankelijk lokale markten. Deze groeiden tijdens de dertiende eeuw uit tot de economische draaischijf tussen de twee welvarendste delen van Europa van die periode, het noorden vanItalië enVlaanderen.
De markten verkregen deze centrale rol door hun ligging, maar vooral door de bescherming die de graven van Champagne boden. De handel bestond onder meer uitlaken uit Vlaanderen, hout enbont uitScandinavië,leer uitSpanje en via Italiëspecerijen, suiker, katoen enzijde uit het Oosten. Het belang van de markten lag echter vooral in degeld- enkredietmarkt die vooral door Italiaanse handelaren werd beoefend, zoals de familieBonsignori waarvan deGran Tavola uitgroeide tot de belangrijkstebank van Europa.
De markten werden aanvankelijk alleen gehouden inBar-sur-Aube enTroyes. Vanaf 1137-38 volgde ookProvins en enkele jaren laterLagny-sur-Marne. Er werden in de dertiende eeuw zes markten gehouden gedurende het jaar die elk zes tot acht weken duurden:
Door het huwelijk vanJohanna I van Navarra in 1284 metFilips IV die in 1285 koning van Frankrijk werd, verloor Champagne zijn onafhankelijkheid van Frankrijk. Het daaropvolgende verlies van belastingvrijstellingen en de nodige crises betekenden dat het belang van de jaarmarkten afnam. Dit werd nog versterkt na de overwinning vanZaccaria op deMeriniden in 1291. Daarmee lag de directe zeeroute via deStraat van Gibraltar naarBrugge enLonden open voor deGenuezen en vanaf 1314 ook deVenetianen.