Hetimperium was in het oude Rome de term die men gebruikte om de formeel toegekende militaire (en politieke)macht mee aan te duiden. De betekenis van de term heeft in de loop van de tijd een zekere ontwikkeling doorgemaakt. In brede zin betekent het elk militaire opperbevel dat aan een (ook niet-Romeins) bevelhebber werd gegeven. In enge zin heeft het betrekking op het militair opperbevel toegekend aan de hoogsterepublikeinse ambtenaren (consul,praetor,dictator,magister equitum).
In de vroege republiek was hetimperium een aspect van hetauspicium (beschikkingsrecht) van een opperbevelhebber. Ten laatste vanaf de4e eeuw v.Chr. werd ook hetauspicium imperiumque (Plaut.,Amph. 192, 196.) toegekend aan opperbevelhebbers in buitenlandse oorlogen. In de late republiek was hetimperium een begrip dat zowel militair als civiel beschikkingsrecht van een magistraat inhield[1]. Het zogenaamde "totaleimperium" behoorde dus niet tot de koningstijd of vroege republiek, maar was het resultaat van een politieke evolutie in de late republiek[2]. Deiurisdictio (recht om recht te spreken) was niet in ditimperium inbegrepen[3].
De magistratencum imperio ("metimperium") werden vergezeld vanlictores metfasces, die decoercitio (recht om burgers tetuchtigen) van de magistraatcum imperio ten uitvoer moesten brengen. Dezecoercitio werd echter sinds300 v.Chr. ingeperkt door hetius provocationis (het recht opprovocatio ad Populum (beroep bij het volk) tegen een uitspraak van een ambtenaar)[4]
De magistraten (cum imperio) waren gebonden aancollegialiteit enannuïteit van hun ambt en gehouden aan het verbod opcontinuering,iteratie (herhaling) encumulatie van hun ambt[5]. De lagere ambten hadden ook hetiusintercessionis (het recht totintercessio ("tussenkomst"); o.a voortribunus plebis ("volkstribuun")). De ambtsbevoegdheden werden bepaald door depotestas ("gezag") van de ambtenaar, datmaior (hoger) ofminor (lager) was[1].
De ambtenarencum imperio werden gekozen in decomitia centuriata, waarbij zij ook hetauspicium (het recht om de vlucht van vogels te bestuderen) kregen. Deauspicia militiae (militaire competenties) werden pas ná de verkiezing in decomitia centuriata door een door decomitia curiata gestemdelex curiata de imperio toegekend. Dit was nog een overblijfsel uit de tijd dat de hoge ambtenaren in decomitia curiata werden gekozen[1].
HetRomeins Koninkrijk (ca. 800-510 v.Chr.) werd oorspronkelijk bestuurd door een Indo-Europeserex (koning), die gekozen werd door de vergadering van weerbare mannen van Rome (curia). Deze bekleedde derex met hetimperium. Bovendien bezat derex, wiens ambtswoning deregia was, ook een religieuze functie. Derex werd in zijn regeringstaken bijgestaan door een raad van afgevaardigden uit detribus ("stammen") van Rome: desenatus ("senaat").
Derex zou rond 500 v.Chr. stilaan zijn bevoegdheden verliezen, waaronder zijnimperium dat aan eenpraetor maximus zou zijn toegevallen (cf.Liv., VII 5-7.). Uiteindelijk zou enkel het religieuze ambt vanrex sacrorum overblijven als restant van het koningschap. Men is het er echter niet over eens of de voorvermeldepraetor maximus de enige ambtenaar was of dat hij deel uitmaakte van een college van ambtenaren (twee of driepraetores). Sommigen menen datpraetor maximus simpelweg een andere naam is voor consul, terwijl anderen ervan overtuigd zijn dat het om een apart ambt ging. In ieder geval zou hetimperium niet langer meer voor het leven worden verleend (Liv., II 1.7.)[6].
In de republiek hadden de magistratencum imperio vooral militaire, maar ook steeds meer administratieve bevoegdheden in de gebieden buiten Rome (militae).
Rond het midden van de3e eeuw v.Chr. werden andere voorwaarden verbonden aan de nieuwe ambten van depraetor peregrinus en depraetores voor deprovinciaeSicilia,Sardinia et Corsica,Hispania Citerior enHispania Ulterior[1]. Sinds327 v.Chr./326 v.Chr. werd deprorogatio imperii ("verlenging van hetimperium"), waartoe in de regel door desenaat en het volk werd besloten, toegekend. Hierdoor kreeg men hetimperium pro consule ("imperium voor een consul";proconsul) en hetimperium pro praetore ("imperium voor een praetor";propraetor). De dragers van eenimperium pro consule ofpraetore mochten niet binnen hetpomerium komen. Opdat men toch eentriomftocht kon houden, werd het eenimperiumdrager door eenplebiscitum (volksbesluit) voor één dag toegestaan mét zijnimperium in het bereikdomi (van thuis) te komen[7].
In de late republiek werd hetimperium bijgeschaafd onder dedictatorLucius Cornelius Sulla en hetTweede Triumviraat.
DictatorLucius Cornelius Sulla liet de reguliere magistratencum imperio hun ambtstermijn in Rome zelf uitoefenen (domi), terwijlpromagistraten buiten Rome hunimperium pro consulare vel praetore uitoefenden (militae). Na hun ambtstermijn kregen ze als promagistraat eenimperium militae (imperium voor het "buitenland"). Tussen80 v.Chr. en49 v.Chr. werd het militaire commando steeds meer gescheiden van het civiele gezag. Door eensenatusconsultum uit53 v.Chr. en eenlex Pompeia werd er een interval van vijf jaar tussen de magistratuur en promagistratuur ingesteld, waardoor de promagistratuur niet langer een verlenging van eenimperium was, maar eerder een nieuwe ambtsvorm met eenimperium militae. OnderAugustus zou Sulla's hervorming pas echt worden afgesloten[8].
Hetimperium pro consulare van detriumviri van hetTweede Triumviraat paste in het rijtje van deimperia extraordinaria ofinfinita die toegekend waren aanpromagistrati ofprivati (privaatpersonen) (o.a.Gnaius Pompeius Magnus maior,Gaius Julius Caesar). Het ging hierbij omimperia militae (dus enkel geldend in deprovinciae), dat concurreerde met dat van de promagistraten in eenprovincia (Cic.,ad Att. IV 1,7;Phil. XI 30.)[8].
Detriumviri Rei Publicae Constituendae Consulari Potestate zouden op grond van delex Titia uitzonderlijk ambtenaren zijn naast de consuls met zowel eenimperium pro consulare over meerdereprovinciae als de bevoegdheden van een magistraat binnen hetpomerium. Hiermee was de opdeling van hetimperium door Sulla in eenimperium domi en eenimperium militae definitief, daar zelfs het triumviraat zich hield aan deze scheiding (zij het wel dat ze deze twee cumuleerden)[9].
In de praktijk hadden de hoge ambtenaren onder hetprincipaat de facto geen militair bevel meer[10]. Hetimperium consulare enimperium proconsulare (voor het eerst aangetroffen bijVal. Max., VI 9 § 7, VIII 1amb. 2.) vormde samen met detribunicia potestas het fundament van deprinceps zijn macht. In23 v.Chr. werd het ditimperium toegestaan ook in Rome zelf zich te laten gelden (Cass. Dio, LIII 32.5.). Omdat de volgendeprincipes ditimperium door desenaat (en later vooral door het leger) werd toegekend, werd zijn regeringsaantredingdies imperii genoemd.
Het was onder hetprincipaat dat hetimperium maius zich ontwikkelde, dat was gebaseerd op eenpotestas maior ten opzichte van eenproconsul[11]. Deprinceps zou zich totNero of zelfs Traianus geenproconsul noemen. Hetpraenomenimperatoris (toegekend aanGaius Julius Caesar, zijn adoptiezoonGaius Julius Caesar Augustus, en vele andere keizers na hem.) en het uitroepen van deprinceps totimperator na een overwinning (die vaak door een ander werd behaald) toonden het militaire karakter van ditimperium.
Het geheel van bevoegdheden van deprinceps zou deimperatoria potestas worden genoemd in delex de imperio Vespasiani (cf.CILVI 930.) dieVespasianus in69 zijn bevoegdheden alsprinceps schonk[12].
Door het verlies van de militaire bevoegdheid van hetimperium onderAugustus werd er door de juristen in de 3e eeuw hetimperium merum (zuiverimperium) en hetimperium mixum (gemengdimperium) onderscheiden, waarbij deiurisdictio als belangrijkste element werd gezien van hetimperium van hoge magistraten (Dig. 1tit. 21 § 5.1, 2tit. 1 § 3-4, 50tit. 1 § 26.)[13].
Rond dezelfde periode werd deimperatoria potestas niet langer door de senaat toegekend, maar bijacclamatio totimperator door het leger[14]. Voortaan zou de keizer worden verkozen door het leger en moest de senaat hier slechts mee instemmen.