Iconografie is een deelwetenschap van dekunstgeschiedenis.
De iconografie houdt het bestuderen en beschrijven in van onderwerpen uit debeeldende kunst.
Iconografie als woord is afgeleid van deGriekse woorden 'εικων' en 'γραφειν', die respectievelijk 'beeld' en 'schrijven' betekenen. Letterlijk is iconografie dusbeeldbeschrijven. Dit is ook het voornaamste dat in de iconografie gedaan wordt: het aanzicht van eenkunstwerk beschrijven en soms dateren en toeschrijven aan een kunstenaar.
De iconografie gaat in op de diepere en voor leken verborgen betekenis van het onderwerp en de details van een kunstwerk. Dit kan gaan om duidelijk aanwezige voorstellingen zoals 'die man aan het kruis isChristus', maar ook om kleinere verwijzingen die expliciet door dekunstenaar zijn aangebracht of tijd- en plaatsgebonden verwijzingen. Een bekend voorbeeld hiervan is het afbeelden van eenhond (zoals in hetPortret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw), waarbij de hond symbool staat voortrouw tussen de echtelieden. Volgens sommigen is dit een iconografische interpretatie.
- De pre-iconografische beschrijving: in deze fase worden slechts de objecten in een kunstwerk beschreven.
- De iconografische beschrijving: in deze fase wordt het onderwerp van het kunstwerk gezocht, de objecten worden met elkaar in verband gebracht. Een eerste stap is gedaan doorAndrea Alciato in 1531. In 1593 publiceerdeCesare Ripa zijnIconologia, tien jaar later gevolgd door een uitgave met 684 begrippen en 150 illustraties. Het boek had onmiddellijk succes in Italië en er verscheen in 1644 een uitgave in het Nederlands en het Frans. Een groot deel vanVondels werk is zonder deze bron voor deallegorie niet te begrijpen, de ornamentiek van het Amsterdamsestadhuis is geheel aan Ripa ontleend.[1] Ook deAllegorie op de schilderkunst vanJohannes Vermeer en het meeste werk vanGerard de Lairesse leunt sterk op de Iconologia.
- De iconografische interpretatie: in deze fase wordt er nagegaan of de voorstelling een diepere betekenis heeft die expliciet door de kunstenaar wordt bedoeld.
De iconografie is in de 20e eeuw sterk ontwikkeld. Met name zijn er verschillende iconografische systemen ontwikkeld. In Nederland werd in de jaren 1950 aan de universiteit van Leiden bijvoorbeeldIconclass bedacht door de hoogleraar en directeur van hetprentenkabinetHenri van de Waal, dit systeem is later ondergebracht bij hetRijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie.
DekunsthistoricusErwin Panofsky (1892-1961) heeft hier nog een vierde beschrijvingsfase aan toegevoegd, volgens velen echter behoort deze niet tot de iconografie, maar deiconologie. Eigenlijk is dit een deelvraag van de derde vraag van het voorgaande schema, het is namelijk de vraag naar de diepere,cultuurhistorische, betekenis die níet expliciet door de kunstenaar is bedoeld.
Het werk vanErnst Gombrich heeft een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de iconologie. Belangrijke titel isSymbolic images (1972).
In Nederland ligt de bakermat van het iconologisch onderzoek in Utrecht. De Utrechtse leerstoel voor iconologie is achtereenvolgens bekleed doorLouis Grondijs (1878-1961),Godefridus Johannes Hoogewerff(1884-1963), William Heckscher (1904-1999),Jan Emmens (1924-1971),Eddy de Jongh (geb. 1931) enJeroen Stumpel.
Geografen en kunsthistorici die landschappen op schilderwerken bestuderen, kennen aan iconografie een andere betekenis toe: zieJean Gottmann. In deculturele geografie is iconografie de interpretatie van het landschap als drager van betekenissen en symbolen. Bij de interpretatie van landschappen wordt dan gebruikgemaakt van de expertise van kunsthistorici ensemiologen om de symbolische lading van een landschap te analyseren.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑Miedema, H. (1987) Beeldespraeck: register op D.P. Pers' uitgave van Cesare Ripa's Iconologia (1644), p. III.
Bronnen
- Roelof van Straten,Inleiding in de iconografie,Bussum1985
- James Hall, Hall's Iconografisch handboek; Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst,Leiden1992