Hout is het voornaamste bestanddeel vanhoutige planten: (vooral)bomen enstruiken. Botanisch gezien is hout het door hetcambium geproduceerd secundairexyleem vanzaadplanten. Volgens deze definitie zijn de houtige weefsels van bijvoorbeeld palmen geen hout in de strikte zin. Een kenmerk is verder de afzetting vanlignine (houtstof) in decelwanden. In een andere omschrijving wordt hout daarom gezien als verhout plantenweefsel.
In de plant is hout (secundairxyleem), met name in de buitenste lagen ervan, betrokken bij hettransport van water en voedingsstoffen (anorganische sapstroom) van de wortels naar de bladeren. Daarnaast geeft hout stevigheid aan de stam. Het hout bestaat uit het secundaire xyleem. De tegenpool van het xyleem is hetfloëem, dat de transportstroom (organische sapstroom) in de tegenovergestelde richting verzorgt.
Hout bestaat voornamelijk uit de celwandbestanddelencellulose enhemicellulose in de overlangse richting. Deze worden samengehouden doorlignine (houtstof), die in de dwarse richting van het stuk hout ligt. Vanwege deze structuur is houtanisotroop: de eigenschappen zijn niet in alle richtingen gelijk.
Demerg- of houtstralen (ook wel spiegels geheten) dienen voor het transport van voedingsmiddelen en komen zowel bij loof- als naaldhout voor.[1]
De eigenschappen voor wat betreftdraadrichting, taaiheid, splijtbaarheid en sterkte verschillen van soort tot soort, en vaak van boom tot boom.
Pycnoxyl hout issecundair hout dat massief is en smallemergstralen heeft. Pycnoxyl hout is betrekkelijk stevig, dit in tegenstelling totmanoxyl hout, dat betrekkelijk zacht is en dat brede mergstralen heeft.
Omdat ingematigd klimaat de winter en de zomer verschillen in groeiomstandigheden veroorzaken, hebben veel houtsoorten duidelijkegroeiringen (ook wel jaarringen). Ook tropische houtsoorten hebben soms duidelijke groeiringen met name wanneer zij stammen uit gebieden met verschillende vochtigheidsseizoenen.
Dezegroeiringen komen als volgt tot stand: onder de schors bevindt zich een laag delingsweefsel, een secundairmeristeem, de cambiumlaag genoemd, die zowel naar binnen als naar buiten nieuwe cellen aanmaakt. Naar binnen toe differentiëren deze cellen zich tot hout (xyleem). Als het klimaat niet gelijkmatig is komt deze groei tot stilstand in het ongunstige seizoen. Deze stilstand komt niet plots maar met een geleidelijke overgang zodat het houtweefsel er anders uit gaat zien. Als aan het begin van het nieuwe seizoen nieuw hout gevormd wordt contrasteert dat met het laatstgevormde hout van het vorige seizoen. Groeiringen kunnen variëren van heel erg duidelijk, zoals bijringporig hout (eiken, iepen, kastanje), tot heel vaag, bij sommigverspreidporig hout (paardenkastanje).
Het geheel vanschors en aangroeilaag wordt meestal als "bast" omschreven. Rondom het binnenste, reeds afgestorven hout bevindt zich een levende laag. De schors barst bij de groei van de boom, daar hij niet elastisch is. De meest bekende schors wordt gevormd door de inPortugal groeiende kurkeik (Quercus suber uit de familie van deFagaceae of beukachtigen), die om de acht à tien jaar een oogstbare laag afgeeft. Debeuk heeft een gladde bast, doordat bij deze soort er ook in de lengterichting zich delende cellen bevinden. Door de bast kunnen diverse boomsoorten van elkaar onderscheiden worden omdat de bast in de zomer- en winterstand bij de meeste soorten niet veel van elkaar verschilt.
Richtweefsel ofreactiehout is hout dat wordt gevormd zodra een boom langdurig in een richting belast wordt (bijvoorbeeld door scheefstand of wind). Om het evenwicht te herstellen wordt zogenaamd trekhout (bijloofbomen) -of drukhout (bijnaaldbomen) aangemaakt. Trekhout vormt zich aan de bovenkant van de stam en `trekt` de stam de goede richting in, drukhout vormt zich aan de onderkant, en "drukt" de stam in de goede richting. Op deze plekken is niet alleen de anatomische opbouw van de celstructuren anders, maar is er ook een chemische afwijking. Er is namelijk sprake van een verhoogdlignine-aandeel en ook andere extractstoffen zijn bij reactiehout bovenmatig aanwezig.
alsgrondstof en alsconstructiemateriaal is hout belangrijk; het wordt veel gebruikt doortimmerlieden in de constructie vanhuizen,kozijnen,dakconstructies en voor de afwerking. Hout is sinds de mens begon met het bouwen van schuilplaatsen een belangrijk constructiemateriaal en blijft ook vandaag veel gebruikt. Heel wat producten met hout als grondstof zijn vervangen door andere grondstoffen zoalsmetaal enkunststof.
Hieronder worden verschillendeeigenschappen van hout genoemd die een rol gaan spelen indien men hout wil gaanbewerken en toepassen. Op basis van kennis van de eigenschappen kunnenhoutsoorten onderling vergeleken worden. Belangrijke hoofdeigenschappen van hout zijnduurzaamheid (bijvoorbeeld tegen weersinvloeden enschimmels), de natuurkundige eigenschappen (zoals krimp en volumieke massa), de mechanische eigenschappen (zoals mechanischesterktes,hardheid) en verwerkbaarheid, het uiterlijk en het gedrag bij brand.Ook tal van andere eigenschappen verschillen per houtsoort zoals: calorische waarde, isolatiewaarde, pH-waarde, etc.
De excentrische groei en de andere celstructuur van het reactiehout hebben een negatief gevolg voor de verwerking van het hout in dehoutindustrie. Voor de papierproductie geeft dit hout weinig tot geen problemen.
Hout van verschillende boomsoorten heeft verschillende eigenschappen. Dikwijls wordt er een groveindeling gemaakt van dehoutsoort inloofhout (ook welhardhout) ennaaldhout (ook welzachthout). Naaldhoutsoorten, bijvoorbeeldvurenhout engrenenhout, zijn vaak vrij zacht, terwijl sommige loofhoutsoorten, bijvoorbeeldeikenhout, veel zwaarder en harder zijn. Als een houtsoort hard is, hoeft zij niet moeilijk te bewerken te zijn: zo ismahoniehout een rode houtsoort, behoorlijk hard maar zeer makkelijk te bewerken en uitstekend geschikt voor meubelen. Anderzijds is balsahout (een loofhoutsoort) zeer licht en zacht, wat het nuttig maakt voor toepassingen zoals voor modelbouw bijmodelvliegtuigen.
Hout kent de volgende verschillen:
Verschil in kleur en tekening.
Verschil in volumieke massa. Hout wordt in de praktijk niet gemeten in soortelijk gewicht, maar in volumieke massa bij een bepaald vochtpercentage.
Verschil in splijteigenschappen.
Verschil in gedrag bij wisselende vochtigheid.
Verschil in diverse mechanische sterkte-eigenschappen.
Verschil in gevoeligheid voor klimaateigenschappen en verrotting/rotting of insectenvraat.
Verschil in anatomie en celstructuren, vooral van belang bij papierproductie
Hethout zagen van bomen kan afhankelijk van de beoogde toepassing op verschillende manieren worden verzaagd. Dat gebeurt meestal in drie verschillende hoofdrichtingen:radiaal,tangentiaal ofaxiaal, ook wel longitudinaal genoemd. In iedere richting verschillen de eigenschappen van hout. Krom- en scheluw trekken, zwellen en krimpen noemt men:werken van hout. Ook verschilt hout afkomstig van de buitenkant van de boom waardoor nog transport plaatsvindt (spinthout) van het veel harderekernhout dat voornamelijk stevigheid aan de boom geeft.
Houthandel vanuit de werelddelen met de Europese Unie inclusief het geschatte percentage illegaal gekapt hout (schattingen op jaarbasis volgens www.wwf.be/OECD).
De houtproductie heeft een aandeel in deontbossing. Andere belangrijke factoren zijnhoutkap voor de aanleg van landbouwgrond enbosbranden.
Ontginning vormt een ernstige bedreiging voor de bossen en de biodiversiteit daarvan. Er worden wereldwijd echter inspanningen gedaan om de ontbossing tegen te gaan, zowel door bescherming van de bestaande (oer-)bossen als door de aanplanting van nieuwe(productie-)bossen. Debosbouw speelt daar een belangrijke rol in.
De jaarlijkse aangroei van hout (in kubieke meter) is in de Scandinavische landen groter dan de hoeveelheid die daar jaarlijks gekapt wordt. In de Aziatische landen (zoals Indonesië en Maleisië) wordt door de overheid steeds harder opgetreden tegen het illegaal kappen van bomen. Enkele internationale organisaties die ernaar streven om het evenwicht te herstellen op het vlak van houtkap zijnFSC enPEFC. Vooral het FSC-keurmerk heeft veel aanhang bij de milieubeweging, omdat het strenge eisen stelt aan het bosbeheer, maar ook aan sociaal-economische omstandigheden.
Massief hout kan ook een aantal nadelen hebben zoals de prijs, het milieu,scheluw trekken, werken. Om deze nadelen te ondervangen zijn er ook een groot aantal van hout afgeleide producten ontstaan, die (gedeeltelijk) van minderwaardig hout of houtafval kunnen worden gemaakt en die in een aantal toepassingen massief hout kunnen vervangen. Voorbeelden zijnmdf,OSB,Fineer,meubelplaat,triplex enmultiplex,spaanplaat,underlayment,hardboard,laminaat,zachtboard.