| Hofstad Rodenrijs | ||
|---|---|---|
Rodenrijs in 1728 | ||
| Plaats | Overschie | |
| Gebouwd in | laatste kwart 13e eeuw | |
| Gebouwd door | familie Rodenrise | |
| Gesloopt in | 1840 | |
DeHofstad Rodenrijs was eenkasteel in het huidige stadsdeelOverschie van deNederlandse stadRotterdam, provincieZuid-Holland.
De oudste vermelding van het kasteel dateert uit 1302. Het slot zal echter al in het laatste kwart van de 13e eeuw zijn gebouwd en wel door de adellijke familie Rodenrise, naar wie het kasteel ook is vernoemd. Deze familie zal tevens de nabijgelegenmotteburchtRodenrijs hebben gesticht.
Het kasteel werd als gevolg van deHoekse en Kabeljauwse twisten op last van de graaf vanHolland in 1351 afgebroken, maar is drie jaar later weer herbouwd. Tijdens deJonker Fransenoorlog liep het kasteel schade op. Van een ridderhofstad verviel het kasteel steeds meer tot een boerenhofstede.
In 1592 werd Rodenrijs met 55morgen land door Jan Roo verkocht aan de nog minderjarigeReinier van Groenevelt, waarbij Jan Roo en zijn vrouw hetvruchtgebruik behielden van het land. Reiniers vaderJohan van Oldenbarnevelt voerde het beheer van de de hofstad Rodenrijs uit en liet het kasteel vergroten en verfraaien.
In 1666 werd Rodenrijs in een openbare veiling verkocht aan Pieter van Lodenstein, die er nog datzelfde jaar mee werd beleend door deambachtsheer van Hodenpijl.
Willem Graaf van Hoogendorp erfde in 1775 het kasteel. Hij liet het in 1776 verbouwen tot eenbuitenplaats. Na zijn dood in 1799 werd Rodenrijs verkocht.
De laatste bewoner van het kasteel was de voormalig burgemeester van Schiedam, Jan Nolet, die het kasteel in 1803 aankocht er er met zijn echtgenote J. van der Burg ging wonen. In 1830 werd het kasteel verkocht aan de familie Metzelaar en tien jaar later lieten zij Rodenrijs afbreken. De koepel en het hek werden verkocht en verhuisden naarScheveningen. De grachten werden gedempt en het kasteelterrein werd geschikt gemaakt als akkerland.
Bij de verkoop in 1666 werd Rodenrijs omschreven als een huis met bijgebouwen, boomgaarden, hooiberg en vijvers. Het grondbezit was op dat moment ruim 22 morgen.
De beschrijving in 1800 sprak van een herenhuis met bijgebouwen als eenoranjerie,koetshuis en paardenstallen. Rondom lagen vijvers, watervalletjes ensprengen, boomgaarden, moestuinen en bosschages, op een terrein van 13 morgen groot.
In de 20e en 21e eeuw zijn diverse malen restanten aangetroffen, zoals fundamenten.