Dehoek van Böhler is een hoek die in deradiologie wordt gebruikt voor het aantonen van een fractuur van hethielbeen. De hoek is vernoemd naarLorenz Böhler, eenOostenrijkschirurg die de hoek in1931 introduceerde.
Om de hoek van Böhler te verkrijgen worden op eenlaterale enkelfoto, waarop demalleolus medialis enmalleolus lateralis over elkaar projecteren, twee lijnen getrokken. De ene lijn loopt van de bovenste rand van detuberositas posterior van decalcaneus naar de apex van het achterste deel van dearticulus subtalaris (gewricht tussen calcaneus entalus), de andere wordt getrokken van deze apex naar de processus anterior van de calcaneus. De kleinst mogelijke hoek die deze lijnen maken, wordt de hoek van Böhler genoemd.
Böhler onderzocht 1900 patiënten die voor een calcaneusfractuur werden behandeld door van zowel de aangedane als de gezonde enkel een foto te maken en de hoeken hierop te meten. Hierbij vond hij een gemiddelde "gezonde" hoek van 30-35 graden. Volgens Böhler was een hoek kleiner dan 28° afwijkend, waarbij de kans op het bestaan van een calcaneusfractuur groot was.[1] In de loop der jaren is zijn onderzoek echter vaak herhaald, waarbij andere getallen naar voren kwamen, zie ook onderstaande tabel. Recent onderzoek toonde aan dat verschillende beoordelaars nagenoeg dezelfde hoeken van Böhler kunnen meten, waardoor de foutmarge tussen twee beoordelaars klein is. Het hulpmiddel bleek volgens deze studie echter van beperkte waarde in het diagnostisch proces bij verdenking op een hielbeenbreuk.[2]
De hoek van Böhler zou prognostisch zijn bij het herstel van een intra-articulaire fractuur van het hielbeen.[3] Een lagere hoek was in onderzoek geassocieerd met een onbevredigend eindresultaat.[4] De hoek wordt dan ook veelvuldig doorchirurgen enorthopeden gebruikt om het herstel van een dergelijke fractuur bij een patiënt te vervolgen.
auteur | patiëntenaantal | gemiddelde hoek (standaarddeviatie) | spreiding | ondergrens |
---|---|---|---|---|
Böhler (1931)[1] | 1900 | 30-35° | 28-40° | 28° |
Hauser et al. (1975)[5] | 122 | 32° (6°) | 20-44° | 20° |
Steel et al. (1980)[6] | 82 | 35° (8°) | 22-48° | |
Chen et al. (1991)[7] | 120 | 30° (6°) | 14-50° | 18° |
Didia et al. (1999)[8] | ? | 32,83° (2,84°) | 28-38° | |
Igbigbi et al. (2003)[9] | 206 | ♂: 35,1° (7,5°) ♀: 37,6 (5,6°) | 20-50° | |
Khoshhal et al. (2004)[10] | 229 | 31,21° (?) | 16-47° |