Branting volgde een opleiding wiskundigeastronomie. Hij was assistent bij hetStockholm Observatorium, maar stopte in 1884 met wetenschappelijk werk omjournalist te worden. Hij begon in 1886 te schrijven voor de krantSocial-Demokraten, samen metAugust Palm. Zo kwam hij bij de Sociaaldemocraten van Zweden terecht. Vanaf 1896 was hij hun eerste lid van het parlement.
Branting leidde in 1905 de Sociaal Democraten in een protest tegen een oorlog om zoNoorwegen verenigd te houden met Zweden. Onder zijn bevel organiseerden de Sociaal Democraten een grootsestaking en verzet tegen het oproepen van reservisten voor het leger.
Toen deOktoberrevolutie uitbrak in 1917, ontstond er een breuk in de Sociaal Democratische partij. Branting veroordeelde deBolsjewiekse machtsgreep, iets waar niet alle Sociaal Democraten het mee eens waren. Een fractie van meer revolutionaire socialisten splitsten zich af van de gematigdere sociaaldemocraten. Zij vormden onder leiding vanZeth Höglund de Zweedse sociaaldemocratische linkse partij, dat later de Zweedse communistische partij zou worden. Decommunistische partij van Zweden werd vanaf 1990Vänsterpartiet.
Toen Branting in 1920 voor het eerst werd verkozen tot premier, was hij niet alleen de eerste Zweedse premier die de positie kreeg middels verkiezingen, maar ook de eerste socialistische premier in Europa die op deze manier aan de macht kwam. Als premier maakte hij Zweden lid van deVolkenbond, en diende zelf als afgevaardigde binnen deze bond. Voor dit werk in de volkenbond kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede.
Van 10 maart tot 27 oktober 1920 was de eerste ambtstermijn van Branting als premier en daarvoor was hij in 1917 voor korte tijd minister van Financiën. Van 13 oktober 1921 tot 19 april 1923 was hij een tweede maal premier en was tegelijkertijd minister van Buitenlandse Zaken. Van 19 oktober 1924 tot 24 januari 1925 leidde hij zijn derde en eveneens laatste regering.