Paul Delaroche | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Paul Delaroche | ||||
Persoonsgegevens | ||||
Volledige naam | Hippolyte De La Roche | |||
Geboren | Parijs,17 juli1797 | |||
Overleden | Parijs,4 november1856 | |||
Geboorteland | ![]() | |||
Beroep(en) | kunstschilder | |||
Oriënterende gegevens | ||||
Stijl(en) | portret,historie,Oriëntalisme | |||
RKD-profiel | ||||
|
Hippolyte Delaroche, ook wel bekend alsPaul Delaroche, (Parijs,17 juli1797 - aldaar,4 november1856) was eenFransekunstschilder. Hij maakte vooralhistoriestukken en portretten.[1]
Als zoon van de kunsthandelaar Grégoire-Hippolyte kwam hij uit een rijke familie. In 1816 trad hij toe tot de Parijse kunstschoolÉcole des Beaux Arts. Daar was hij eerst leerling van de landschapsschilderLouis-Étienne Watelet en later, in 1818, werd hij leerling van de historieschilderAntoine-Jean Gros.
In 1822 maakte hij, samen metThéodore Géricault enEugène Delacroix, zijn debuut in deParijse salon. Hierdoor verkreeg hij al snel naamsbekendheid en werd zijn werk gewild in adellijke kringen. In 1838 en 1843 maakte hij studiereizen naar Italië.
In 1832 werd hij docent aan de École des Beaux-Arts en in 1835 trouwde hij met Louise Vernet. Zij was de dochter van de beroemde kunstenaarHorace Vernet, die directeur was van deAcademie de France inRome. Tien jaar na hun huwelijk, in 1845, overleed zijn vrouw plotseling, wat voor Delaroche een zwaar verlies betekende. Volgens critici ontstond daarna het beste werk van Delaroche, die zijn gevoel uitte in meerdere kleinepassiestukken.
In 1837 kreeg Delaroche van de architectFélix Duban de opdracht tot het vervaardigen van een enorme wandschildering in de halfronde theateraula van de École des Beaux Arts. Het werk in de trant vande school van Athene was zevenentwintig meter breed en geschilderd in olieverf direct op de muur. Het werk staat bekend als deHémicycle. In centrale deel ziet men voorname zetels met de drie scheppers van hetParthenon: de architectPhidias, de beeldhouwerIctinus, en de schilderApelles. Zij vertegenwoordigen de eenheid der kunsten.
Links en rechts van het middendeel zijn de vijfenzeventig grootste kunstenaars aller tijden met elkaar in gesprek in kleine groepjes. Om een vrouwelijk element in te brengen schilderde Delaroche ook de negenmuzen als schone jonge dames. Het werk werd gereedgezet in 1841, maar werd zwaar beschadigd bij een brand in 1855. Het herstel werd door het overlijden van de schilder in 1856 voortgezet en afgerond doorJoseph-Nicolas Robert-Fleury.
Zijn schilderstijl wordt gerekend tot deromantiek. Hij had een groot aantal leerlingen, van wie er velen bekend werden, zoalsTony Robert-Fleury,Jean-Léon Gérôme enJean-François Millet en voortsGustave Boulanger,Charles-François Daubigny,Gustave Le Gray,Charles Nègre enJean-François Portaels.
De Amerikaanse schrijverHenry James was zeer onder de indruk van het werk van Delaroche, dat hij zag op de postume tentoonstelling van de École des Beaux-Arts in 1856, en beschreef het werkDe prinsen in de toren in zijn autobiografie "A small boy and others".[2]