Grauwe wilg | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Salix cinerea L. (1753) | |||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||
Vrouwelijk katje | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op![]() | |||||||||||||||||||
Grauwe wilg op![]() | |||||||||||||||||||
|
Grauwe wilg (Salix cinerea) is eensoort uit het geslachtwilg (Salix).
Quagroeivorm komt grauwe wilg doorgaans voor alsstruik; soms groeit zij uit totboom. Gemiddeld bereikt ze een hoogte van 6 m. De jongetakken zijn grijsviltig behaard, evenals de knopschubben. De 2,5–6 cm langebladeren zijnlangwerpig of omgekeerd eirond. Het blad heeft een vlakke top, aan weerszijden met acht of meernerven en een blauwgroene tot grijze onderkant. De nerven op de onderkant zijn grijsbehaard. De kleine steunblaadjes zijn half hart- tot niervormig, maar vallen soms af.
Grauwe wilg istweehuizig enbloeit in maart met 3,5–5 cm langekatjes, die vaak een rode kleur hebben. Ze verschijnen voor het blad. Hetzaad is behaard.
Tweeondersoorten worden onderscheiden:
Grauwe wilg komt vooral voor opmesotrofe, moerassige plaatsen, zoals slootranden,moerasbos, schraalland enduinvalleien.
In desyntaxonomie staat grauwe wilg te boek alskensoort voor hetverbond van wilgenbroekstruwelen (Salicion cinereae).
Derupsen van degrote weerschijnvlinder,bruine grijsbandspanner enklaverblaadje leven op grauwe wilg.
Het natuurlijkeverspreidingsgebied van grauwe wilg strekt zich uit overEurazië.