


Eengriend ofham is een vochtig stuk land, vaakbuitendijks gelegen aan een rivier. Het wordt gebruikt voor het telen van hakhout, meestalwilg. Grienden werden tot ca 1960 op grote schaal geëxploiteerd, daarna nam de vraag naar griendhout sterk af zodat veel grienden niet meer werden onderhouden. Soms kregen ze de status vannatuurgebied. De herintroductie van debever in Nederland was een poging om tot een natuurlijk beheer van de grienden te komen.
Wegens de mogelijkheid tot het verbouwen vanbiobrandstof staan ze sinds 2010 weer in de belangstelling.
In de delen van het land die voor andere teelten ongeschikt waren werden grienden aangelegd. Dit gebeurde vooral in hetrivierkleigebied opbuitendijkserivierkleigronden die voldoende hoogopgeslibd waren. Om ervoor te zorgen dat de griend wel kon overstromen, maar niet permanent onder water bleef staan werden erkaden,greppels,overlaten enduikers aangelegd.
De grienden konden tientallen jaren blijven bestaan, maar werden vaak al eerder omgezet ingras- ofakkerland. Aan het begin van de 20e eeuw had Nederland ongeveer 14.000 hectare griend. In 2010 waren hier nog 4000 hectare van over.
Grienden lagen vaak langs zeearmen op buitendijkse aanslibbingen en in het rivierengebied vanZuid-Holland enNoord-Brabant, met name deBiesbosch. Veel grienden zijn door inpoldering binnendijks komen te liggen, met uitzondering van deRhoonse Grienden en het griend in Ridderkerk. De buitendijkse grienden waren afhankelijk van degetijdenbeweging van de waterstand. Deze grienden werden vaak voorzien van een griendheuvel: een kleineterp, met daarop een onderkomen voorgriendwerkers. Deze konden daar overnachten tijdens hun verblijf op de griend. Daarnaast waren er eenvoudigewoonbootjes aanwezig, met hetzelfde doel.
Het oogsten van wilgenhout was zwaar werk, waar niet alleen mannen voor werden ingeschakeld. Ook vrouwen en kinderen moesten helpen, voornamelijk bij het gereedmaken van het hout voor verdere verwerking.
Tijdens het gereedmaken van het wilgenhout werdenwilgentenen gesneden en in bossen gebonden. Vervolgens werden deze bossen een ruime tijd in water gelegd, om de wilgentenen soepel te maken. Wanneer de wilgentenen soepel waren werden ze van hun schors en bast ontdaan. Hierna konden de wilgentenen verwerkt worden. Wilgentenen uit hakgrienden werden gebruikt voor de stelen van bezems en harken, meubelen en dakbedekking. De wilgentenen uit snijgrienden werden gebruikt voor het maken van manden en hoepels.
Griendwerkers werkten onder zware arbeidsomstandigheden. Ze verdienden weinig en deden ongezond, zwaar werk. Na de oprichting van een eigen vakvereniging, deIJsselsteinse Teenpachtersbond, werden de arbeidsomstandigheden beter.
De wilgenbomen worden ongeveer 25 cm boven de grond afgezet. Uit destobben groeien dan weer nieuwe takken. Een griend die jaarlijks afgezet wordt, wordtsnijgriend, twijgwaard of twijggrond genoemd. De dunne twijgen zijn geschikt voormanden. Wilgentenen van griend dat drie jaarlijks wordt geoogst kan onder andere worden gebruikt voorzinkstukken. Het is ook bruikbaar voor andere doeleinden. Anno 2020 is het populair bouwmateriaal voorschuttingen, moesbakken en in natuurprojecten. Het heeft een lange levensduur en er is weinig bewerking of onderhoud nodig.