Minuskel 1425 (AD 1125), met de Evangelist Johannes
Handschriften van het Nieuwe Testament zijn delen van hetNieuwe Testament, (het laatste gedeelte van deBijbel), die met de hand geschreven zijn. Vóór de uitvinding van deboekdrukkunst waren er alleen maarmanuscripten (met de hand geschreven originelen en afschriften).Er zijn meer handschriften van hetNieuwe Testament voorhanden dan van welk ander boek uit de Oudheid ook. Doordat de tekst honderden jaren lang gekopieerd is, zijn er allerlei varianten ontstaan, met meestal vrij kleine onderlinge verschillen in de tekst.Tekstkritiek is de discipline die van al deze varianten nagaat wat het origineel is en zo probeert de oorspronkelijke tekst te reconstrueren.
De oudste handschriften van hetNieuwe Testament zijn geschreven oppapyrus, dat gemaakt wordt van riet, dat veel bij deNijl groeit. Papyrus bleef in gebruik tot de 8e eeuw.[1] Papyrus is erg kwetsbaar, delen van bijvoorbeeld deOxyrhynchus papyri bestaan uit slechts een fragment van een bladzijde.[2] DeChester Beatty papyri en deBodmer papyri geven wel vaak flinke stukken tekst.Vanaf het begin van de vierde eeuw werdperkament ofvellum steeds vaker gebruikt voor handschriften van het Nieuwe Testament.[3]
Codex Petropolitanus; 9e-eeuws unciaal als voorbeeld van een codex
Hoewel de uitspraken van Jezus zeer waarschijnlijk in hetAramees ofHebreeuws zijn gedaan, is het Nieuwe Testament ons in hetkoine-Grieks overgeleverd.Al in de tweede eeuw verschenen ervertalingen in hetLatijn, hetSyrisch enzovoorts; de grondtekst is echter Grieks; ook de Syrische (Aramese) handschriften bevatten een uit het Grieks vertaalde tekst.
Van de niet-christelijke handschriften uit de tweede eeuw is 97% in de vorm van boekrollen, de acht oudste christelijke handschriften zijn echter, net als de meeste wat jongere handschriften van het Nieuwe testament,codices, in boekvorm. Vergeleken met anderen hadden christenen een duidelijke voorkeur voor de boek- of codexvorm.[4] Lange teksten, zoals het Nieuwe Testament, pasten niet op een boekrol, maar een codex kon zo dik zijn als nodig.
Het Nieuwe Testament zoals dat na verloop van tijd geaccepteerd is, bestaat uit 27 boeken. Al vrij snel, eind eerste eeuw werden die gebundeld:
Evangeliën: Ignatius heeft in 115 al een bundel.
Brieven van Paulus: in 96 lijkt Clemens al over de brieven van Paulus te beschikken en veronderstelt van de lezers van zijn brief hetzelfde; ook de schrijver van2 Petrus veronderstelt de brieven van Paulus bekend.
Een belangrijke schakel tussen deze bundels was het boekHandelingen der Apostelen, die bij de Katholieke boeken werd ondergebracht.[5][6][7]
Er is verschil in schrifttype tussen de handschriften. Soms zijn er blokletters, andere keren is het schrift cursief. Een ander verschil is tussen hoofdletters,unciaal, en kleine letters,minuskel. De hoofdletters waren allemaal even groot, terwijl de minuskels boven en onder de regel uitkwamen. Over het algemeen zijn de unciaalhandschriften ouder dan de minuskelhandschriften; de scheidslijn ligt ongeveer in de elfde eeuw.[10]
Met het verstrijken der eeuwen ging men er steeds meer toe over de handschriften prachtig te illustreren; hoogtepunten zijn hetBook of Kells en hetBook of Durrow.
De oudste handschriften hebben nauwelijks leestekens als punten of komma’s, of spaties. Woorden, zinnen, paragrafen rijgen zich aaneen. Aan het eind van de regel wordt zonder meer midden in een woord afgebroken. Boeken waren duur en zo werd er materiaal bespaard.Nomina sacra, de ‘heilige namen’, werden vaak afgekort. "Christus Jezus" schrijft men dan als ChS JS; met een streep er boven.Soms werd schrijfmateriaal opnieuw gebruikt door een tekst over de oude tekst heen te schrijven: eenpalimpsest, zoals deCodex Ephraemi Rescriptus.Oorspronkelijk kent het Nieuwe Testament geen indeling in verzen of hoofdstukken. Pas na 400 kwam er een indeling in hoofdstukken tot stand.Het systeem van indeling in genummerde verzen zoals we dit nu kennen, werd geïntroduceerd door de drukkerRobert Etienne bij gedrukte Bijbeluitgaven in de helft van de 16e eeuw.
Caspar René Gregory deelde in 1908 inDie griechischen Handschriften des Neuen Testaments, (De Griekse handschriften van het Nieuwe Testament) in vier groepen in: papyri, uncialen, minuskels en lectionaria.[11] De meeste Papyri zijn natuurlijk ook met unciale letters geschreven. Metuncialen worden in dit verband echter perkamenten aangeduid.Gregory voerde de P in als aanduiding van een papyrus, een 0 voor de uncialen, en eenℓ voor de lectionaria.Kurt Aland zette het werk van Gregory voort, daarom wordt gesproken van de indeling van Gregory-Aland.
In de achttiende eeuw ontstond de theorie dat de handschriften van het Nieuwe Testament zijn in te delen intekstfamilies of teksttypen. Deze theorie heeft in verschillende vormen tot en met de twintigste eeuw bestaan, maar geldt inmiddels als achterhaald door de coherentiemethode.[12] Meestal werden de volgende families onderscheiden:
Byzantijnse tekst: ook wel:Koine ofmeerderheidstekst, een teksttype dat later dan de andere ontstond en vanaf de negende eeuw een grote overenkomsten laat zien. Deels (in deEvangeliën) vertegenwoordigd in deCodex Alexandrinus(A02), verder vooral in de minuskels.
Westerse tekst: bewaard inCodex Bezae (D of 05) voor deEvangeliën enHandelingen van de Apostelen; en in deCodex Claromontanus (D of 06) voor deBrieven van Paulus en deBrief aan de Hebreeën. De westerse tekst is daarnaast te reconstrueren uit de oude Latijnse en Syrische vertalingen. Het is een nogal vrije tekst, die (hoewel ontstaan in het Latijn sprekende Noord-Afrika), vooral in het Westen circuleerde, en de grondtekst was voor de Latijnse vertalingen, die haar vervolgens zouden vervangen. Omdat de tekst niet in het Westen is ontstaan noemt Aland haar deD-tekst.
Alexandrijnse tekst: Een nauwkeurig overgeleverde tekst, die in Egypte werd overgeleverd tot de opkomst van deislam. Vertegenwoordigd inCodex Vaticanus (B of 03),Codex Sinaiticus (01 of alef א ), vaak bevestigd door de oude papyri.
Sommigen onderscheiden nog een vierde,Caesareaanse tekst, die vertegenwoordigd zou worden doorfamilie 1 enfamilie 13.
Wanneer men deze vermeende families test op coherentie, blijkt dat handschriften van de laatste drie families te weinig overeenkomsten binnen hun eigen groep hebben om daadwerkelijk een familie te vormen. De laat-Byzantijnse meerderheidstekst is wel opvallend homogeen.
1aPapyri : ca. 140, over het algemeen zeer oude (2e tot en met 7e eeuw), op het vergankelijkepapyrus geschreven Bijbelgedeelten.
Sommige papyri zijn slechts een klein fragment. Niet alle zijn professionele handschriften: er bevinden zich onder de papyri talismans (Papyrus 50,78), lektionariën (Papyrus 2,3 en4); uittreksels (43,78) en zelfs schrijfoefeningen (10).[14]Vrijwel alle belangrijke papyri van het Nieuwe Testament zijn gevonden of gekocht inEgypte.Belangrijke verzamelingen zijn:
Oxyrhynchus papyri; talloze papyri (ook met niet-christelijke teksten) die bij opgravingen gevonden zijn inOxyrhynchus; veelal erg oud; vaak slechts een fragment;
Bladzijde uit de Codex Vaticanus met een gedeelte uit 2 Thessalonicenzen en Hebreeën
1bUncialen : In hoofdletters op perkament geschreven al dan niet volledige handschriften van het Nieuwe Testament, voornamelijk afkomstig uit de 4e t/m 11e eeuw. Momenteel zijn er minstens 318 exemplaren bekend, maar van tijd tot tijd worden nog nieuwe uncialen ontdekt.
Codex A (02);Codex Alexandrinus 5e eeuw, London, British Library; vroegste getuige van sommige Byzantijnse tekstvarianten. Bevindt zich eveneens in deBritish Library.
Codex B (03);Codex Vaticanus, 4e eeuw, bevindt zich sinds 1448 in deBiblioteca Apostolica Vaticana. Wordt als zeer betrouwbaar beschouwd; bevat het grootste deel van deSeptuaginta en het overgrote deel van hetNieuwe Testament (alleen een deel van Hebreeën, de Pastorale brieven en Openbaring ontbreken).
Codex C (04);Codex Ephraemi Rescriptus, 5e eeuw: eenpalimpsest; onder het 12e-eeuwse heiligenverhaal over Efraïm de Syriër bevindt zich een Bijbeltekst uit de 5e eeuw. Deze tekst is, met hiaten, weer leesbaar gemaakt. Codex C bevindt zich in deBibliothèque nationale de France te Parijs.
1cMinuskels: duizenden in doorlopend schrift geschreven handschriften van het Byzantijnse teksttype. Minuskels zijn geschreven in een moderner, lopend handschrift dat vanaf ongeveer 1100 gebruikt werd. Minuskels zijn vaak fraai geïllustreerd met afbeeldingen en kunstig bewerkte letters aan het begin van een hoofdstuk. Minuskels zijn meestal late getuigen van de Byzantijnse tekst. In deze groep worden weer enkele sub-families onderscheiden:familie 1 enfamilie 13.
1dLectionaria:[15] Boeken met in de Byzantijnse eredienst te lezen Bijbelgedeelten; zowel in unciaal als in minuskel handschrift. Er waren lectionaria voor zondag en voor door de week; met alleen evangelie- of alleen apostelteksten, en met verschillende teksten. Er zijn zo’n 2200 van deze lectionaria bewaard gebleven. Vanwege hun gebruik in de Byzantijnse ritus gebruiken ze alle de Byzantijnse tekst. Soms is het begin van de pericoop aangepast, bijvoorbeeld isHij dan vervangen doorJezus. De lectionaria dateren van de 8e tot en met de 12e eeuw.Nestle Aland 27, de standaard tekstkritische editie van het Nieuwe Testament noemt in het aanhangsel 10 lectionaria waar kennelijk gebruik van gemaakt is. Geen enkel lectonarium geldt alstekstgetuige van de eerste orde (vier worden als tweede-orde genoemd).[16] De waarde van de lectionaria voor de tekstkritiek is gering.(Ook onder de papyri, zoals P2, P3 en P4 bevinden zich handschriften die in Egypte als een soort lectionarium fungeerden; die zijn wel waardevol, omdat er toen nog geen standaardtekst was; en worden daarom niet tot de lectionaria, maar tot de papyri gerekend.).
Al in de tweede eeuw gingen Christenen ertoe over het Nieuwe Testament in hetLatijn en hetSyrisch te vertalen. Vertalingen kunnen sporadisch een betwijfelde variant ondersteunen of minder waarschijnlijk maken. Het gaat hier om de vroegste Latijnse (deVetus Latina), Syrische en soms Koptische of oud-Slavische vertalingen.
2b de oud-Syrische vertalingen zijn vaak getuige van de 'Westerse Tekst'. (NB Syrisch =Aramees)
Helaas gebruikte de Syrische kerk vaak hetDiatessaron waarin de teksten van de vier Evangeliën waren samengevoegd. De bruikbaarheid is daardoor vaak beperkt.De latere, officieel erkendeVulgaat (Latijn) enPeshitta (Syrisch) zijn zelf veelvuldig gekopieerd en hebben dus een eigen tekstgeschiedenis. Als getuige van hetGriekse origineel zijn ze veel minder bruikbaar. Dat geldt ook voor andere vertalingen waarop een enkele keer een beroep wordt gedaan:
"Apostolische Vaders" en "kerkvaders" zijn theologen uit de eerste eeuwen na Christus. In hun geschriften citeren zij vaak uit de Bijbel. Omdat we weten waar en wanneer deze kerkvaders leefden, kunnen we met behulp van deze citaten de geschiedenis en verspreiding van bepaalde tekstvarianten nagaan.Novum Testamentum Graece verwijst in het kritisch apparaat naar 72 kerkvaders. Bijvoorbeeld:
Hiëronymus (347-419) is vooral bekend doordat hij de Bijbel opnieuw in het Latijn vertaalde, welke vertaling als de Vulgaat bekend kwam te staan. De Latijnse kerkvader is echter voor de tekstkritiek ook van belang door zijn preken en commentaren.
↑Wachtel, Klaus (2020). Die kohärenzbasierte Methode und ihre Ergebnisse für die neutestamentliche Textgeschichte. In: S. Kreuzer, M. Karrer (ed.): Trifaria varietas? — Entstehung, Entwicklung und Problematik des Konzepts von Rezensionen des biblischen Textes.Biblical Notes 184
↑Krans, Jan,De Herziene Statenvertaling en de grondtekst van het Nieuwe Testament; Met Andere Woorden, (20) dec 2010
↑Aland, Kurt en Barbara, Der Text des Neuen Testaments, Deutsche Bibelgesellschaft, 1982; blz. 95
↑Aland, Kurt en Barbara,Der Text des Neuen Testaments, Deutsche Bibelgesellschaft, Stuttgart, 1981, 172-178
↑Nestle Aland 27e editie van Novum Testamentum Graece, blz. 56*-63*; 703,704.