Omvang van het graafschap van 1212 tot 1586. In het rood de rijksgrens, die tot 1526 tussen de grafelijke bezittingen liep.
Hetgraafschap Vlaanderen (Frans:le comté de Flandre enle comté des Flandres) is een historisch gebied in het tegenwoordigeBelgië, met uitlopers inNederland enFrankrijk. Als beginpunt van het graafschap wordt algemeen het jaartal 863 genomen, toengraaf Boudewijn I de meest noordelijkegouwen vanWest-Franciëin leen ontving. Zijn zoonBoudewijn II en kleinzoonArnulf I voegden andere gouwen toe, voornamelijk in zuidelijke richting. De voornaamste steden in het graafschap warenBrugge,Gent,Ieper,Kortrijk,Doornik (tot 1187),Arras (tot 1191) enRijsel (tot 1667).
Het graafschap kende een bloeiendeeconomie dankzij de handel en de nijverheid. In de13e,14e en15e eeuw werd Vlaamslaken in heel Europa gegeerd als een kwaliteitsvol luxeproduct. De welvaart leidde tot een hoge dichtheid van steden. Bovendien kenden deze steden grote bevolkingsaantallen, waardoorBrugge enGent zich qua omvang konden meten metLonden enParijs. Ten noorden van deAlpen was het graafschap Vlaanderen eeuwenlang een van de meest economisch en cultureel ontwikkelde gebieden van Europa. In het graafschap waren twee voertalen gangbaar.[1][2] In het noorden en deFranse Westhoek werdenDietsedialecten gesproken, inRijsels-Vlaanderen sprak menPicardisch.
De streeknaam "Vlaanderen" wordt in de schriftelijke overlevering voor het eerst vermeld door devita vanEligius. Deze vita werd opgesteld omstreeks 670, maar de tekst is enkel bekend uit een herwerking van ± 725. In deze tekst wordt de streek genoemd alsin Flandris en zijn bevolking alsFlanderenses. De streeknaam was tevens een politieke entiteit: deVlaanderengouw. Deze was opgericht omstreeks 650 en wordt voor het eerst vermeld in 745:in pago Flandrinse.
De grondvorm was waarschijnlijk hetGermaanseflauma, letterlijk "dat wat bevloeid wordt". In die tijd overstroomden grote delen van de kuststreek tweemaal per dag bijvloed, vanuit diversegetijdengeulen (onder andere deTesterepvliet, het tegenwoordigekanaal Brugge-Oostende en hetOud Zwin). Langzaam maar zeker werden de getijdengeulen minder diep en breed, doordat het vloedwater er voortdurendslib inafzette. Uiteindelijk vielen ze droog of werden zeingepolderd.
In hetNoordzee-Germaans werdflauma uitgesproken alsflâm. Delocatief hiervan wasFlam-andra, maar in hetmeervoud werd ditFlam-andrum: "in de waterrijke gebieden". DitFlamandrum verkortte totFlamdrum, dat verder evolueerde totFlandren enVlaanderen. Degenitief vanflâm isFlaming (Vlaming). Hetbijvoeglijk naamwoord luidtFlamis (Vlaams). In hetMiddelnederlands werd de fstemhebbend ("v") maar in hetEngels (Flanders) en hetDuits (Flandern) bleef de f ongewijzigd. Zo ook in deRomaanse talen:Flandria (Latijn),la Flandre/les Flandres (Frans),Flandes (Spaans) enle Fiandre (Italiaans).
Buurlandjes zoals hetgraafschap Boulogne enTernois waren nooit onderdelen van het graafschap Vlaanderen, maar stonden wel enige tijd onder Vlaamse invloed.
Het "graafschap Vlaanderen" was eigenlijk eenpersonele unie van oudere domeinen die elk hun eigen bestuur behielden. De titel "graaf van Vlaanderen" was ontleend aan hetvrijgraafschap rond Brugge, een voortzetting van de oudereVlaanderengouw. De overige gouwen werdenin leen gegeven aanburggraven, een erfelijke titel die al snel in handen kwam van machtige geslachten. Sommige burggraven begonnen te wedijveren met de graaf, waarna ze geleidelijk aan vervangen werden doorbaljuws, benoemd en betaald door de graaf. Omstreeks 1600 beschikte de graaf van Vlaanderen over een25-tal deelgebieden, bijna allemaal bestuurd door baljuws.
In deheraldiek van randzones en buurlanden van hetHeilige Roomse Rijk komen gevreesde wilde dieren veelvuldig voor. De keizer voerde zelf dedubbelkoppige adelaar. Wellicht wilden de randzones en buurlanden hun eigen kracht en zelfstandigheid ten opzichte van de keizer beklemtonen. De leeuw werd inWest-Europa geassocieerd met moed. Hij was bekend sinds deklassieke oudheid, onder meer door defabels van Aesopus.
In het gebied van de Menapiërs ontstonden nu ook verspreidenederzettingen van de Franken. Bovendien vestigden zichSaksen langs de kustlijn. Elk volk had zijn eigen taal en tradities, maar bij gebrek aanarcheologische vondsten en geschreven bronnen is er weinig over bekend. Qua godsdienst hingen ze hetarianisme aan, dat ze in de4e eeuw aangenomen hadden doormissiewerk vanuit hetRomeinse Rijk. Binnen het rijk raakte het arianisme echter verdrukt door hetkatholicisme, en omstreeks 500 was dit de belangrijkste godsdienst in hetgeromaniseerde zuiden. Wegens zijn zuidelijke onderdanen, enzijn katholieke echtgenote, installeerdekoning Clovis bisschoppen in Doornik enCambrai. Ook inArras was tijdelijk een bisschop gevestigd, maar deze bisschopszetel werd al snel verplaatst naar het noordelijker gelegenTerwaan, in een poging dekerstening van de kuststreek te bevorderen.
Omstreeks 600 kreeg de kuststreek te maken met een nieuwe migratiestroom, ditmaal vanFriezen die afzakten naar het zuiden. Volgens deLex Frisionum reikte hun woongebied omstreeks 790 zuidwaarts tot aanhet Zwin. Het gevolg van deze nieuwe druk op de ruimte was dat sommige gemeenschappen van voornamelijk Franken landinwaarts trokken, in zuidelijke en oostelijke richting. Hier deden ze aan nieuwe ontginningen en stichtten er nieuwe nederzettingen, die vaak gekenmerkt worden door plaatsnamen die eindigen op-ingen en-egem. Vooral in de omgeving vanKortrijk zijn dezeachtervoegsels veelvuldig aanwezig. In Noord-Frankrijk reiken oude Nederlandstalige plaatsnamen tot voorbijBoulogne,Terwaan enRijsel. Dit geeft een beeld van waar de overgangszone tussen hetNederfrankisch/Oudnederlands en delangues d'oïl lag omstreeks het jaar 800. Doorverfransing evolueerde deze brede strook tot een smalletaalgrens, en begon ze noordwaarts te schuiven tot op de dag van vandaag.
HetFrankische Rijk raakte meermaals verdeeld onder deMerovingen. De bisdommenDoornik,Terwaan enKamerijk behoorden steeds tot het deelrijkNeustrië, maar lagen niet ver van het rivaliserende deelrijkAustrasië. Daarom werden de bisschoppen militair bijgestaan door eendux of hertog. Zijn actiegebied wordt eenmalig genoemd als hethertogdom Dentelin. NadatChlotharius II alle deelrijken herenigd had (613), werd de hertog vervangen door plaatselijkegouwgraven. Wanneer later hetmissicatum III genoemd wordt in hetCapitularium van Servaas (853), fungeert de bisschop van Doornik alszendgraaf over minstens elf gouwen in zijn bisdom, maar ze zijn niet allen bekend bij naam. In de periode van ± 860 tot ± 895 zouden alle gouwen in het bisdom Doornik verenigd worden door de graven van Vlaanderen, en gaan bekendstaan als "kasselrijen".
Omdat de gemeenschappen ten noorden van Terwaan en Doornik hetarianisme aanhingen en ver verwijderd waren van steden, probeerden de Frankische koningenmissiewerk te stimuleren. Ze schonken landgoederen aan de Kerk, in de hoop dat de Kerk er levensvatbareabdijen kon oprichten. Succesvolle stichtingen waren deSint-Baafsabdij en deSint-Pietersabdij, beiden verantwoordelijk voor het havenstadjeGent dat ontstaan was aan de samenvloeiing van deSchelde en deLeie. MissionarisEligius bekeerde de inwoners van de kuststreek en rond het huidigeAntwerpen. Devita van Eligius maakt voor het eerst melding van "Vlamingen", een overkoepelende benaming voor de Menapiërs, Franken, Saksen en Friezen die in "de bevloeide streken" (Flamandrum) woonden.
In de periode 800–840 bereikte hetFrankische Rijk zijn maximale omvang, maar kreeg het ook te maken met nieuwe bedreigingen van buitenaf. De havenstadjes langs deNoordzee, ook in Vlaanderen, werden geregeldgeplunderd door deVikingen. In Spanje werden de Franken geconfronteerd met deMoren, die zelfsRome plunderden. In het oosten heerste een voortdurende rivaliteit met hetGroot-Moravische Rijk. Deverdeling van het Frankische Rijk tussen drie kleinzonen vanKarel de Grote werkte extra nadelig op de slagkracht van de koningen. Degouwgraven met hun plaatselijke strijdkrachten werden onmisbaar. Bijgevolg verwierven zij en hun families veel invloed. Uit een van deze families stamde een edelman genaamd Boudewijn, de latereBoudewijn I van Vlaanderen.
De eerste koning vanWest-Francië,Karel de Kale, had zijn dochterJudith tweemaal uitgehuwelijkt zonder succes en dacht nu na over een bondgenootschap met een ander koningshuis. Judith werd echter verliefd opBoudewijn, die haar zonder toestemming van haar vader schaakte in 861. Pas in 863 verzoende Karel zich met hen, en werd het huwelijk gewijd door depaus. Het echtpaar kon eindelijk terugkeren naar West-Francië en werd begiftigd met eenbruidsschat. Karelbeleende zijn schoonzoon met de drie noordelijkegouwen van zijn koninkrijk: deVlaanderengouw, deGentgouw en deWaasgouw. Zij lagen niet ver van de hoofdstadParijs, maar toch in een uithoek vanWest-Francië. Er lagen ook geen stedelijke kernen. De kustplaatsjes werden geregeld geteisterd door deVikingen. DeSchelde vormde de rijksgrens met het rivaliserendeMidden-Francië. Toch schonken de gouwen een passende waardigheid aan de schoonzoon van de koning.Brugge was immers een opkomende zeehaven. Alle scheepvaart over deSchelde (richting debisschopszetelsDoornik enCambrai) en deLeie (richtingKortrijk enTerwaan) moest voorbijGent. De koning verzekerde zich van een betrouwbare bondgenoot om dit gebied te verdedigen.
Boudewijn I liet verschillende kustplaatsen voorzien van eenringwal, waarna de bevolking en de welvaart weer toenamen. De Vikingen besloten de rivieren op te varen, waaronder ook deSchelde.Boudewijn II plaatste de getroffengouwen rondIeper,Kassel,Kortrijk,Doornik enRijsel onder zijn bescherming. Zijn broerRudolf trad op als graaf vanCambrai. Er begon een machtsstrijd metVermandois over de kerkelijke gebiedenSint-Omaars enArras. Rudolf werd gedood, en de koning probeerde de situatie te ontmijnen door Boudewijn tevreden te stellen met hetgraafschap Boulogne (896). Toen koningKarel de Eenvoudige iemand uit de Vermandois-partij benoemde totabt van deabdij in Sint-Omaars, liet Boudewijn de nieuwe abt vermoorden. In 918 vererfde Vlaanderen naarArnulf I, en in 933 ook Boulogne. In 928 moest Arnulf hetgraafschap Guînes afscheiden, dat weliswaar onderworpen bleef aan Vlaamsesuzereiniteit. Arnulf is vooral bekend door zijn verovering vanArras (932),Douai (943) enMontreuil-sur-Mer (948). De graven vanLens,Ternois enHesdin moesten hem erkennen als hunsuzerein.
Omdat Arnulf geen zonen had, sloot hij een overeenkomst metkoning Lotharius. Lotharius bekrachtigde de nog minderjarigeArnulf II van Vlaanderen, een kleinzoon van Arnulfs broerAdalolf, als de rechtmatige erfgenaam van Vlaanderen. Arnulf I verklaarde zich akkoord dat de graventitel overBoulogne zou terugvallen aan de koning. Een zoon van Adalolf, eveneensArnulf geheten, verzette zich echter tegen de overeenkomst en liet zich in Boulogne huldigen als de nieuwe graaf (965). De koning bevestigde zijn erfelijke recht, met dien verstande dat Arnulf hierdoor een trouwevazal werd. Inderdaad genoot Lotharius tijdens zijn bewind een grote invloed in Vlaanderen en Boulogne. Bovendien werdMontreuil-sur-Mer in 981 ingenomen door de latere koningHugo Capet, en definitief afgestaan bij het huwelijk vanSuzanna van Italië metkroonprins Robert (988). Dit huwelijk moest de positie van Vlaanderen versterken, maar omstreeks het jaar 1000 verstootte Robert Suzanna.
Boudewijn VI volgde zijn vader op als graaf van Vlaanderen, en was reedsgraaf van Henegouwen namens zijn echtgenoteRichilde. Drie jaar later stierf hij al, en werd de opvolging opgeëist door zijn broerRobrecht en zijn zoonArnulf. In de hierop volgendeSlag bij Kassel (1071) sneuvelde Arnulf. Robrecht kreeg Vlaanderen in handen; Henegouwen ging naar eenbroer van Arnulf. In 1076 steunde Robrecht zijn stiefzoon,Dirk van West-Friesland, tegen debisschop van Utrecht. In eigen land was Robrecht een succesvolle hervormer, die de grafelijke macht versterkte en de economische ontwikkeling vanBrugge bevorderde. In 1093 werd hij opgevolgd doorRobrecht II. Samen met de naburige graven nam hij deel aan de succesvolleEerste Kruistocht. Na zijn terugkeer nam hij deel aan een strafexpeditie vankoning Lodewijk tegen degraaf van Blois, waarbij hij echter sneuvelde (1111).
Boudewijn VII van Vlaanderen overleed al 7,5 jaar na zijn aantreden. Hij had eenkozijn aangeduid als zijn toekomstige opvolger.Karel, bijgenaamd "de Goede", bestreed armoede en machtsmisbruik maar kwam hierdoor in conflict met de familieErrembault die hem uiteindelijk liet vermoorden in dekapel vande Burg. De meest voor de hand liggende opvolger was een andere kozijn:Diederik van de Elzas. Er waren echter meerdere verwanten die aanspraak maakten op de grafelijke titel.Koning Lodewijk maakte gebruik van de verwarring omWillem Clito te benoemen, de pretendent die het meest bij hem aanleunde. Willem kon Diederik verslaan in deSlag bij Axpoele (1128), maar liep een verwonding op toen hij hem achtervolgde enbelegerde inAalst. Vijf dagen later overleed hij, waardoor Diederik alsnog door alle partijen werd aanvaard als de nieuwe graaf.
De tweede helft van de12e eeuw vormde een glansperiode voor het graafschap. Omdat degetijdengeulen in de kuststreek dichtslibden, schonk graaf Filipsprivileges aan plaatsen zoalsDamme,Nieuwpoort enBiervliet die uitgroeiden tot bedrijvige havenstadjes. Langs de zuidelijke kust kwamenDuinkerke,Mardijk enGrevelingen tot ontwikkeling. Vanuit de Vlaamse zeehavens werd handel gedreven metEngeland, Frankrijk,Italië en deBaltische staten. Over land werd er gehandeld op dejaarmarkten van Champagne en in hetRijnland. Een constante aanvoer vanwol uit Engeland bediende de opkomendelakenproductie. De zuidelijke streken (het lateregraafschap Artesië) exporteerdengraan naar Engeland,Holland enHamburg. In de heuvels ten westen van deAa was veelwijnbouw, enSint-Omaars was een belangrijke leverancier van wijn bestemd voor het noorden. De Vlaamse steden stelden hun rijkdom tentoon doorbelforten enlakenhallen te bouwen. Tegelijkertijd lieten ze hiermee zien dat ze projecten konden bekostigen die even indrukwekkend waren als deburchten vanfeodale machthebbers.
Met zijn grote aantal bezittingen wasFilips van de Elzas een voorname edelman in het koninkrijk Frankrijk. Zijn twee huwelijken brachten geen kinderen voort, waardoor hij opgevolgd zou worden door zijn schoonbroer,Boudewijn V van Henegouwen. Deze was ook reeds graaf vanHenegouwen en zou ookNamen ontvangen. De grotepersonele unie die zo zou ontstaan, zou Boudewijn zelfs meer rijkdom en invloed opleveren dan de Franse koning. Men besefte dat de koning het kinderloze overlijden van Filips zou willen aangrijpen om Vlaanderen "wegens gebrek aan rechtmatige erfgenamen" te doen terugvallen aan de kroon. Om de positie van Boudewijn alvast te versterken, trouwde diensoudste dochter met koningFilips Augustus (1180). De huwelijksperikelen van het kersverse echtpaar hadden echter het omgekeerde effect.
Toen Filips' echtgenoteElisabeth overleed, werd Filips gedwongen omVermandois,Amiens enValois af te staan aan een schoonzuster (hetVerdrag van Boves, 1185). Filips vertrok op deDerde Kruistocht maar overleed in 1191.Boudewijn V was de koning vóór om zich te laten huldigen als de nieuwe graaf, maar hij moest de zuidelijke delen van Vlaanderen afstaan om formeel beleend te worden (zie deoverdracht van Artesië). Na de korte regeringsperiodes van Boudewijn V enBoudewijn VI, haalde Filips Augustus de minderjarige erfdochters,Johanna enMargaretha, naar het Hof om hen een pro-Franse opvoeding te geven. Johanna trouwde later metFerrand van Portugal. Filips Augustus achtte Ferrand gemakkelijk te manipuleren, maar als graaf begon deze een anti-Franse coalitie die aanvankelijk deSlag bij Damme won (1213) maar werd verpletterd in deSlag bij Bouvines (1214). Ferrand werd gevangen genomen en zou eerst vrijkomen na dertien jaar, tegen een zware afkoopsom (deVrede van Melun, 1226).
Graaf Gwijde werd opgevolgd doorRobrecht III (in 1305) enLodewijk van Crécy (in 1322). Lodewijk moest al meteen vluchten vanwege deopstand van Kust-Vlaanderen, die hij dankzij Franse hulp kon neerslaan in deSlag bij Kassel (1328). De pro-Franse koers van Vlaanderen werd vanuit Engeland beantwoord met een opschorting van de uitvoer vanwol (1336). Vlaanderen belandde hierdoor in economisch verval en het volk greep de macht in de steden. Onder leiding vanJacob van Artevelde stelden de steden pro-Engelse eisen aan Lodewijk, die geregeld in Frankrijk verbleef om dergelijke overeenkomsten niet te moeten ondertekenen. In 1346 sneuvelde hij ineen veldslag tegen de Engelsen, die hierna het aangrenzendegraafschap Guînes veroverden.
Sinds 1500 werd delakennijverheid in de Lage Landen geconfronteerd met een afnemende vraag. In de steden ontstond een arme werkliedenklasse. Nieuwe godsdienstige stromingen, zoals hetanabaptisme dat streefde naar een herverdeling van rijkdom, kreeg snel voet aan de grond, in het bijzonder in hetWestkwartier van het graafschap Vlaanderen. Tussen 1520 en 1570 veroordeelde deInquisitie in de Nederlanden zo'n 2.000 mensenter dood omdat ze weigerden een "afwijkend geloof" af te zweren. De adel reageerde met hetSmeekschrift der Edelen (1566). Drie maanden later kwamenprotestantse groeperingen openlijk in opstand. DeBeeldenstorm begon in het Vlaamse stadjeSteenvoorde en verspreidde zich razendsnel over de rest van de Nederlanden. De nieuwelandvoogd,Alva, onderwierp de opstandige steden opnieuw aan het gezag vanFilips II van Spanje.
Drie jaar na het vertrek van Alva werd de samenstelling van deRaad van Stateonder dwang gewijzigd en nam ze eenzijdig een nieuw godsdienstig beleid aan voor de Nederlanden (dePacificatie van Gent, 1576). LandvoogdDon Juan kreeg echter van Filips II, zijn halfbroer, de opdracht het protestantisme onverminderd te blijven bestrijden. Nu grepen radicaleprotestanten de macht in de steden. Het graafschap Vlaanderen viel uiteen in een protestants noorden (deGentse Republiek) en een katholiek zuiden (dekasselrij Rijsel enkasselrij Douai). Het zuiden, verontrust door het schrikbewind in veel protestantse steden, sloot zich aan bij deUnie van Atrecht en wenste een terugkeer van de koning onder voorwaarden. Het noorden verenigde zich tot deUnie van Utrecht.
LandvoogdAlexander Farnese herstelde het koninklijke gezag in bijna alle gewesten (1579–1588). Protestanten kregen de keuze om zich opnieuw aan te sluiten bij de staatsgodsdienst, of teemigreren. Maar ook mensen die rechtstreeks getroffen waren door verwoestingen en economische schade, namen deel aan demigratiestroom in de Nederlanden. Brugge verloor een derde van zijn inwoners.Hondschote, in het "ketterseWestkwartier", viel zelfs terug van 18.000 naar 385 inwoners. De meeste mensen trokken naar het noorden, waar deRepubliek der Nederlanden met succes tegen een Spaanse herovering bleef strijden. In het verdere verloop van deTachtigjarige Oorlog wist de Republiek bovendien de Vlaamse stedenAxel (1586),Sluis (1604) enHulst (1645) te veroveren. Deze steden vormden samen hetGeneraliteitsland "Staats-Vlaanderen".
In het kader van detaalstrijd in België kwam in het volledige noorden van België een beweging op gang die zichzelf "deVlaamse Beweging" doopte. De Nederlandstaligedialecten in België werden vervolgens ook bestempeld als "Vlaamse dialecten". In de20e eeuw werd dit taalgebied een eigen politieke eenheid, door de oprichting van deVlaamse Gemeenschap en hetVlaams Gewest. Hierdoor is de invulling van de gebiedsnaam "Vlaanderen" verruimd tot het Nederlandstalige gedeelte van België.
Gysseling, M. en Dhondt, J. (1948):Vlaanderen, oorspronkelijke ligging en etymologie, inAlbum Prof. Dr. Frank Baur p.192-220, Leuven,
Gysseling, M. (1960):Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226), Tongeren,
Blok, D.P. (red)et al (1977-1983):Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem,ISBN 9022838005
Blom, J.C.H., Lamberts, E., redactie (2006):Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn,ISBN 90-5574-474-3
Dhondt, J. (1943):Korte geschiedenis van het ontstaan van het graafschap Vlaanderen van Boudewijn de IJzeren tot Robrecht den Fries, Brussel – Den Haag.
Dhondt, J. (1941-1942):Het ontstaan van het vorstendom Vlaanderen, Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis, XX, 553-572 en XXI, 53-93.[3]
Ganshof, F.-L. (1944):Vlaanderen onder de eerste graven, Antwerpen.
Niermeyer, J.F., Presser, J., Van Houtte, J.A. (1949-1958):Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Haarlem – Antwerpen.
Voet, L. (1942):De graven van Vlaanderen en hun domein, 864-1191, Wetenschappelijke Tijdingen, VII, 25-32.
Roel Zijlmans,Troebele betrekkingen: Grens-, scheepvaart- en waterstaatskwesties in de Nederlanden tot 1800 (Hilversum, 2017,ISBN 978-90-8704-637-8), par. 2.9-2.12 en 3.2-3.24.
↑[1] 1302: Opstand in Vlaanderen, Jan Frans Verbruggen, Rolf Falter p 22
↑[2] Van Clovis tot Di Rupo: de lange weg van de naties in de Lage Landen, Lode Wils 2005, p 30.Gearchiveerd op 16 juli 2023.