| Graafschap Loon | |||||
|---|---|---|---|---|---|
| Personele unie met Luik (1366–1794) | |||||
| |||||
| Kaart | |||||
| Algemene gegevens | |||||
| Hoofdstad | Borgloon,Hasselt | ||||
| Talen | Middelnederlands,Waals | ||||
| Religie(s) | Rooms-katholiek | ||||
| Regering | |||||
| Regeringsvorm | Graafschap | ||||
| Dynastie | Huis Loon | ||||
| Staatshoofd | Graaf | ||||
| Geschiedenis | |||||
| - Ontstaan | ±1000 | ||||
| - Opheffing | 1794 | ||||


Hetgraafschap Loon (Frans:comté de Looz) was een historischgraafschap in hetHeilige Roomse Rijk. Omstreeks 1020 omvatte het slechts de streek vanBorgloon, maar tegen 1200 strekte het zich uit over een groot deel van het huidigeBelgisch-Limburg. Vanaf 1366 was het inpersonele unie met hetprinsbisdom Luik, maar het bleef een eigen politieke entiteit tot deFranse tijd.
Het graafschap Loon kwam overeen met Belgisch-Limburg, met uitzondering van een deel van hetMaasland,Lommel en de goede Luikse steden. De graaf van Loon leende sommigedomeinen rechtstreeks van dekoning van Duitsland, andere van deprins-bisschop van Luik en de overige van dehertog van Brabant (zie 'Structuur'). Loon verzette zich tegen hetHuis Bourgondië (zieLuiks-Bourgondische Oorlogen) en kwam dus nooit in deBourgondische Kreits. Pas onderrevolutionair Frankrijk (1794) werd Loon op politiek vlak verenigd met de Nederlanden.
Territoriaal was Loon sterk versnipperd. Plaatsen zoalsSt.-Truiden,Tongeren,Munsterbilzen enDiepenbeek waren van oudsher in het bezit van de Kerk en de pogingen van de graaf om deze te veroveren zijn mislukt. St.-Truiden was tweeherig en stond onder de voogdij van Brabant en de abdij van St.-Truiden. Tongeren had zijn vrijheden en was opgenomen als goede Luikse stad. Enkele dorpen warentweeherig: Loon moest er desoevereiniteit delen metBrabant (Lummen,Schulen,Linkhout enKoersel) of metThorn (Neeroeteren enHeppeneert). Verscheidene domeinen vormden onderlenen, waaronder deheerlijkheden vanHorn,Pietersheim enBocholt.
In de 8e eeuw maakten de streken van het latere Loon deel uit van driegouwen: deHaspengouw, deOppermaasgouw enToxandrië. De personele unie tussen de Haspen- en Maasgouw (±850 – ±960) kan als een voorloper van het graafschap Loon gezien worden. Mogelijk werd deze eenheid aangeduid alspago Huste (952), maar de locatie van de hoofdplaatsHuste blijft onbekend. Het kan gaan omVliermaal,[1]Alt-Hoeselt,[2]Hocht[3] enHoei.[4] Na de verbanning van graaf Rudolf I (958) werden de gouwen van elkaar gescheiden en vielen ze uiteen in kleinere graafschappen.
In de Haspengouw ontstond zo het graafschap '(Borg)loon', vermeld inoorkondes met jaartal 1015 (vervalste kopie) en 1031 (waarheidsgetrouw gekopieerd).[5] Een ander restant was hetgraafschap Haspinga. De broersGiselbert van Loon enArnulf van Haspinga heersten over deze gebieden, waarschijnlijk in de vorm vancondominium.[6] In 1040 schonk Arnulf zijn gedeelte als eenopgedragen leen aanprins-bisschop Nithard, misschien op aandringen van de derde broerBalderik. Loon was een onderleen van Haspinga[7] en werd bijgevolg eveneens leenroerig aan Luik.
Giselbert heette 'van Loon', maar het is mogelijk dat niet Giselbert maar wel zijn broer Arnulf de stamvader van het Huis Loon is.[8] Het is niet bekend wie van beiden het laatste stierf, maar wel dat dit voor 1046 gebeurde. De nakomelingen waren:
Haspinga werd een deel van Luik, maar Loon bleef een onderleen. Emmo's opvolgerArnold verwezenlijkte meerdere uitbreidingen. Ten eerste trouwde hij met de erfgename vanRieneck. Het Limburgse deel vanToxandrië verkreeg hij waarschijnlijk bij de oprichting van hetmarkgraafschap Antwerpen (1076).[10] Hij werd ookvoogd van kerkelijke bezittingen, o.m.Bree (1078)[11] en St.-Truiden (1093).[12] Voogdijrechten leidden al snel tot eende facto inlijving, zoals bijvoorbeeld te Bree.[13]
Lodewijk is bekend omwille van zijn strijd tegenNaamse uitbreiding in Haspengouw. Mogelijk lijfde hij ookWoest-Herk,Kolmont enSpouwen in.[14] De inlijving vanVlijtingen mislukte,[15] maarGerard werd tevreden gesteld met het rijksleenultra Mosam: hetgraafschap Vroenhoven enacht exclaves.[16] Het graafschap kwam in oorlog metDuras (1160 en 1171),Moha (1171), Luik (1179) en Brabant (1189). Gezien de Luikse dreiging werd de grafelijke residentie verplaatst naar hetPrinsenhof bijHasselt.
De laatste graaf van Duras,Gilles van Montaigu, schonk zijn graafschap aan de prins-bisschop (1188), die het in leen gaf aanGerard van Loon (1190). De nieuwe prins-bisschopLimburg maakte de leenband met Luik los en droeg Duras over aan Brabant (1193). Loon stond voor een voldongen feit en was vanaf dan een leenman van niet alleen Luik maar ook Brabant. In elk geval kwamen Duras en talrijke verbonden heerlijkheden, in het Truidense maar ook daarbuiten,[17] nu in eenpersonele unie met Loon.
Tegen 1200 kon Loon zich verheugen op de erfenis van half Moha en geheelHolland. Doordat de laatste graaf van Moha zijn graafschap aan Luik schonk en door de troonstrijd tussenFilips van Zwaben enOtto van Brunswijk, ging dit na een lange strijd niet door (zieLoonse Oorlog). Tot overmaat van ramp moest Loon enkele allodia onder bescherming van de prins-bisschop stellen[18] en beëindigde de keizer de belening metultra Mosam, ten voordele van Brabant.[19] De graaf van Loon deed een aanval op Maastricht (Beleg van Maastricht (1204)), maar erkende uiteindelijk de overdracht (1206).[20]
Arnold IV bestuurde het graafschap meer dan 50 jaar. Hij huwde de erfgename van hetgraafschap Chiny, dat hierdoor een eeuw lang in het Huis Loon zou blijven. Belangrijker waren echter de rechten die hij ten noordoosten van het graafschap verwierf: hijusurpeerde de kerkelijke bezittingen in het oudeKessenich-Eik (vóór ±1230),[21] werd erkend als leenheer overHorn (1243) en verkreeg de voormaalsGeldersesoevereiniteit overDilsen enStokkem (1253).[22] Om zijn aanwinsten te consolideren, verleende Arnoldstadsrechten aanMaaseik en Stokkem (1244). Bovendien bakende hij zijn nieuwe aanwinsten af in het zuiden, in en rond het zgn.Ledebos (1247).[23] OnderArnold V werd de graaf ook voogd van de stad Luik.[24]
Vanaf 1300 trad het verval van de Loonse macht in, doordat de graaf meer en meer heerlijkheden in leen moest geven aan verwanten en dus een deel van de ontvangsten aldaar verloor.[25] Desondanks verleendeLodewijk IV van Loon meermaals militaire en financiële bijstand aanprins-bisschop Adolf, onder meer bij het neerslaan van de Luikse opstand en bij het verzet tegen Brabantse uitbreidingen inOvermaas.[26]
Gezien de goede samenwerking weigerde Adolf aanvankelijk Loon in te lijven, watzijn kapittel eiste ingeval dat Lodewijk kinderloos overleed (1336) (zieLoonse Successieoorlogen). De erfgenaam die Lodewijk had aangeduid, zijn neefjeDiederik van Heinsberg, sloot zich aan bij de Engelse partij van deHonderdjarige Oorlog, waartoe ook Brabant enLuxemburg behoorden. Diederik schonk een eerste deel van Chiny aan Luxemburg om het bondgenootschap te bezegelen. Het kapittel en de nieuwe prins-bisschop zagen dat Diederik hen te machtig was, en beleenden hem op 18 juni 1346.
De latere opvolgers werden alvast aangeduid, maar bij Diederiks kinderloze overlijden (1361) weigerden kapittel en prins-bisschop opnieuw elke belening. Op 5 april riep het kapittel de inlijving af en voerde de prins-bisschop de grafelijke titel.[27] Diederiks neefjeGodfried van Dalenbroek kon zijn rechten zelf niet opeisen, en verkocht ze aan de machtigeArnold van Rummen. Om zich te verzekeren van steun uit Luxemburg stond Arnold het tweede deel van Chiny af. Het mocht niet baten; zijn troepen werden verslagen, zijn burcht inRummen verwoest. Op 21 september 1366 deed hij afstand van zijn rechten, mits vergoeding.[28]
Hoewel het graafschap daarna geleid werd door de prins-bisschop, bleef het voortbestaan. De oude instanties en indelingen werden in stand gehouden. Elke prins-bisschop moest bij zijn aantreden trouw zweren aan de Loonse wetgeving. De grote zelfstandigheid van Loon werd onder meer bevestigd in 1522. Toch bleven spanningen tussen Loon en Luik bestaan, op grond van taalkwesties en volledige autonomie (o.a. de vermeende samenzwering van de graafGelous in 1675).
Zoals de andereZuidelijke Nederlanden werd Loon op 1 oktober 1795 ingelijfd bij deEerste Franse Republiek. De oude instellingen en rechten werden afgeschaft; het graafschap Loon was niet meer. Het gebied ging achtereenvolgens op in hetdepartement van deNedermaas en de provinciesLimburg enBelgisch-Limburg. De voormalige heerlijkheid Horn werd middels hetVerdrag van Londen (1839) afgestaan aanNederlands-Limburg.
'Loon' zou een toepasselijke benaming geweest zijn voor debeide Limburgen, toen deze provincie werd opgericht in 1815. Ten slotte vormde het oude graafschap hierin veruit de grootste entiteit. De onterechte benaming 'Limburg' werd aangenomen omdatkoning Willem betreurde dat deze naam anders verloren zou gaan.[34] Hethertogdom Limburg was een van deZeventien Provinciën, waarnaar Willem I veelvuldig teruggreep.
In 2024 opende inBorgloon het belevingscentrumGRAAF, dat de geschiedenis van het graafschap Loon belicht.