| Gisbertus Voetius | ||||
|---|---|---|---|---|
Gisbertus Voetius, ets uit 1657 van A. Santvoort | ||||
| Algemene informatie | ||||
| Volledige naam | Gijsbert Voet | |||
| Pseudoniem(en) | Theophilus Cosmopolita[1] | |||
| Geboortedatum | 3 maart1589 | |||
| Geboorteplaats | Heusden | |||
| Overlijdensdatum | 1 november1676 | |||
| Overlijdensplaats | Utrecht | |||
| Geboorteland | ||||
| Opleiding gevolgd aan | Universiteit Leiden [2]Rijksuniversiteit Groningen | |||
| Beroep | theoloog,hoogleraar, enpredikant | |||
| Jaren actief | 1611 -1676 | |||
| Werk | ||||
| Genre | Religie | |||
| Werken in collectie | KB nationale bibliotheek van Nederland | |||
| Dbnl-profiel | ||||
| ||||
Gisbertus Voetius, oorspronkelijkGijsbert Voet (Heusden,3 maart1589 –Utrecht,1 november1676), was eenNederlandstheoloog,hoogleraar, wetenschapper inSemitische talen enpredikant vangereformeerden huize. Hij werd vooral bekend als hoogleraar theologie van deUniversiteit Utrecht, waar hij van 1641 tot 1645rector magnificus was. Voetius heeft grote invloed uitgeoefend door zijn vele leerlingen: een van zijn bekendste studenten wasJodocus van Lodenstein, terwijl ookAnna Maria van Schurman zijn colleges bijwoonde en met hem correspondeerde.
Voetius had een afkeer van veelvernieuwingen in defilosofie en denatuurwetenschappen, omdat deze volgens hem zouden leiden totatheïsme. Hij verwierp de leer vanCopernicus dat de aarde om de zon draait (hetheliocentrisme) en bestreedRené Descartes omdat deze dearistotelische natuurfilosofie verwierp. Hij bestreedBaruch Spinoza en zijn volgelingen om hun afwijkende godsbegrip (hetmonisme) en hun Bijbelkritiek.
De grootvader van Gisbertus, Nicolaas Dirksz. Voet, wasburgemeester van Oud-Heusden. Deze kwam al vroeg voor zijnprotestantse overtuiging uit en stierf onder verdachte omstandigheden in degevangenis van's-Hertogenbosch. De vader van Gisbertus, Paulus Voet, meldde zich aan bij hetleger van prinsMaurits en werd gestationeerd in dit strategisch gelegen stadje, op de grens van de provincies Holland en Gelderland metStaats-Brabant. Hij stierf tijdens hetBeleg van Bredevoort (1597).
Na de dood van zijn vader kreeg zijn veelbelovende zoon Gisbertus een studiebeurs van het stadsbestuur. Hij studeerde teLeiden, waar hij de invloed onderging van de prominentecontraremonstrantGomarus, maar behaalde zijndoctorsgraad inGroningen waar Gomarus doceerde. Gisbertus werd in1611 alspredikant benoemd inVlijmen enEngelen, en in1617 in zijn geboortestad Heusden, waar zijn broerrector van deLatijnse school was.
In Heusden raakte Gisbertus Voetius betrokken bij de twisten tussen deremonstranten en decontraremonstranten. Als een van de jongste leden nam hij deel aan deDordtse Synode en betoonde zich een krachtig bestrijder van de remonstranten. Voetius werkte alsveldprediker tijdens hetBeleg van 's-Hertogenbosch in1629 en hielp na de inneming bij de inrichting van de Gereformeerde kerk aldaar. In1634 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de oosterse talen en theologie aan deIllustere School teUtrecht en hield Voetius er zijn inaugurele redeDe Pietate cum Scientia Conjugenda (over de verbinding van vroomheid met wetenschap). Toen deze school in1636 verheven werd totuniversiteit, hield Voetius in de UtrechtseDomkerk een preek overLucas 2 getiteldSermoen van de nutticheydt der academien ende scholen. In 1636 maakte hij een reis naarEngeland. Op 12 maart 1637 werd Voetius daarnaast als stadspredikant bevestigd.
Aan de theologischefaculteit waar Voetius onder meerdogmatiek onderwees, doceerden ookMeinardus Schotanus enCarolus de Maets.[3] Door één geest geleid vormden zij een theologisch driemanschap dat Utrecht weldra tot een bolwerk van de gereformeerdeorthodoxie maakte. Voetius werd de spreekbuis van de zogehetenNadere Reformatie, een kerkelijke vroomheidsbeweging die verwant was met de Engelsepuriteinen.
In zijn theologisch onderwijs maakte Voetius gebruik van descholastieke methode. Hij probeerde een verbinding te bewerkstelligen tussen de theologie zoals die op de universiteit werd onderwezen en de praktijk van het geloof. Aan gevorderde studenten gaf hij colleges over deInstitutie vanJohannes Calvijn.[4] In 1639 organiseerde Voetius een aantal lezingen over het atheïsme, waarbij René Descartes als afschrikwekkend voorbeeld werd opgevoerd. Bij de begrafenis vanHendricus Reneri stelde de hoogleraarAntonius Aemilius Descartes centraal en het hek was van de dam.[5]Stadhouder Frederik Hendrik nam Descartes in bescherming en zorgde ervoor dat de zaken niet op de spits werden gedreven. Zoals alle hoogleraren destijds, verkreeg Voetius extra inkomsten door studenten in huis te nemen, waaronderJoan Huydecoper van Maarsseveen, een Amsterdamse burgemeesterszoon.
Voetius polemiseerde met deLeidse professor in de oosterse talenCoccejus over hetvierde gebod inzake dezondagsheiliging. De theologische strijd tussen de universiteiten van Utrecht en Leiden was bitter en langdurig.[6] In de Leidse collegezalen werd het zelfs verboden de naam Descartes te noemen, omdat de studenten elkaar bij voortduring in de haren vlogen.[7] Voetius bestreed de inLeuven docerendeCornelius Jansenius en het kerkelijk separatisme van de naar deRepubliek uitgeweken Franse theoloogJean de Labadie, hoewel hij met diens strenge levensopvatting sympathiseerde.
In hetRampjaar1672 werd in deDomkerk de eerstemis sinds ongeveer een eeuw opgedragen doorkardinaal De Bouillon, die met de Franse troepen was meegekomen. De kerk werd door de Fransen toegewezen aan dekatholieken, maar de gereformeerden behielden tijdens de Franse bezetting hungodsdienstvrijheid.[8] Toen de Fransen in november 1673 waren vertrokken, heeftstadhouder Willem III, die sterk beïnvloed was door de leer van Voetius, 120 leden van zowel deStaten van Utrecht als devroedschap afgezet.[9]
Tijdens zijn hoogleraarschap preekte Voetius als predikant in Utrecht. In november 1672 viel hij bewusteloos neer op de preekstoel van de Domkerk. Sinds die tijd preekte hij niet meer al gaf hij nog wel colleges. In 1676 stierf Voetius, hij is begraven in deCatharijnekerk. Ironisch genoeg zou uitgerekend die kerk in 1853 tot de aartsbisschoppelijkekathedraal van de Nederlandse katholiekekerkprovincie worden verkozen.
Als een van de jongste deelnemers, had Voetius deelgenomen aan deDordtse Synode van 1618-1619. Gedurende de rest van zijn leven was hij een krachtig bestrijder van deremonstranten,Rooms-Katholieken encoccejanen. Kenmerkend voor Voetius is zijn streven naar een eenheid van vroomheid en wetenschap. Reeds in zijninaugurele rede als hoogleraar tekent hij deze eenheid als zijn ideaal.
Al in devroegchristelijke periode werd demetafoor van hetboek van de natuur gehanteerd. Dit was een opvatting die de natuur ziet als een boek dat - naast de Bijbel - gelezen kan worden als een bron van godskennis. VanafAugustinus lag de nadruk op het belang dat op deze wijze ook ongeletterden tot die godskennis konden komen. Ook Voetius hanteerde deze metafoor. In een commentaar opPsalm 19 schreef Voetius datDavid ons leidt van het Boek der Natuur en de werken Gods naar kennis van onze Schepper en op deze wijze oproept tot vroomheid.
Volgens J.W. van Pelt ispietas een kernwoord bij Voetius, dat de sleutel vormt tot het hart van zijn theologie. Voetius beoogde de doorwerking van de Reformatie, niet alleen in het enkele mensenhart, maar ook in de breedte van het volksleven. Opmerkelijk is Voetius' leer aangaande deBijbel, hij gaat zover dat hij deHebreeuwseconsonanten,vocalen eninterpunctie van demasoretische tekst toeschrijft aan het werk van deHeilige Geest.[10]
Voetius oefende een vérstrekkende invloed uit op leer en leven van de Gereformeerde Kerk en werd ook wel de "Utrechtse paus" genoemd. Voetius en zijn volgelingen hebben zich verzet tegen volledige afschaffing van vervolgingen wegenshekserij; de invloed van deduivel was voor hen een realiteit.[11] De Voetianen verkondigden dat defilosofie ondergeschikt moest blijven aan detheologie en denatuurwetenschappen in overeenstemming moesten blijven met deHeilige Schrift. Zij speelden een belangrijke rol bij de afzetting van predikantBalthasar Bekker, nadat deze in 1691 zijn geruchtmakende boekDe betoverde weereld had gepubliceerd. Hierin ontkende Bekker dathekserij mogelijk was en bestreed hij de vervolgingen op basis vanbijgeloof.[12]
Voetius was in 1655 ook de aanstichter vancensuur jegens het boek vanIsaac La Peyrère over depreadamieten. Hij bracht het boekPræadamitæ aan bij de burgemeester van Utrecht. Het boek bevatte volgens hemheterodoxe stellingen aangezien het uitging van een mogelijkepolygenese van de mens, de gedachte dat niet alle volkeren vanAdam en Eva zouden afstammen. Het boek werd eerst in Utrecht verboden en later op verzoek van deStaten van Utrecht ook landelijk door deStaten-Generaal.
In 1899 werd in Utrecht deGereformeerde Theologen Studentenvereniging Voetius opgericht, vernoemd naar deze hoogleraar. Ook bevindt zich daar deVoetiusstraat naast deDomkerk.