Filioque is eenLatijns woord dat bekend is uit dekatholieketheologie en onderdeel is van dedrie-eenheidsleer. Het betekent letterlijken de Zoon. Het woord komt niet voor in degeloofsbelijdenis van Nicea, maar werd later (in1014) doorpausBenedictus VIII toegevoegd.
Latijn:
Et in Spiritum Sanctum, Dominum, et vivificantem: qui ex Patre Filioque procedit.
Vertaling:
En in de Heilige Geest, die Heer is en het leven geeft: die voortkomt uit de Vader en de Zoon.
Met deze uitdrukking wordt bedoeld dat deHeilige Geest uitgaat van deVader én van deZoon. In hetFilioque wordt aldus beleden dat de Heilige Geest zijn persoonlijkheid ontvangt van God de Vader én van God de Zoon.
Over dit uitgangspunt is vanaf de 9e eeuw veel strijd geweest in de christelijke Kerken. DeRooms-Katholieke Kerk erkende hetFilioque (en ook de daaruit voortgekomenprotestantse kerken hebben het gehandhaafd). DeOrthodoxe Kerk erkende het niet. Zij heeft de oorspronkelijke vorm, gebaseerd op Christus' woorden, behouden: "De Helper... de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat". (Joh. 15:26)
In het jaar1054 was deze kwestie de onmiddellijke aanleiding tot hetGrote Schisma dat leidde tot de scheiding tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de oosters-orthodoxe kerken.
In1439 verscheen de pauselijkebulLaetentur Coeli, waarin de Rooms-Katholieke Kerk verklaarde geen wezenlijk verschil te zien tussen de opvattingen van de oosterse kerken en Latijnse Kerk. De tegenstand tegen de voorwaarden gesteld aan de oosterse kerken bleef echter groot, en de scheiding van beide wereldkerken bleef bestaan.
Als gevolg van hetTweede Vaticaans Concilie werd in 1965 het schisma officieel opgeheven en debanvloeken ingetrokken, die de oosterse en de westerse kerken in 1054 op elkaar hadden afgevuurd. Dat gebeurde naar aanleiding van een ontmoeting tussenpaus Paulus VI en patriarchAthenagoras I van Constantinopel.[1] In de praktijk is de scheiding echter blijven voortbestaan.
Bronnen, noten en/of referenties