Eenfabriek, afgeleid van het Latijnsefabrica 'werkplaats' enfaber 'handwerksman, ambachtsman',[1] is eenwerkplaats, gebouw of vestiging waar iets wordt gefabriceerd oftewel geproduceerd.
Economisch gezien kan men een fabriek beschrijven als een bewerkingsproces waargrondstoffen ingaan en waardevollere producten uitkomen. Soms is het product weer de 'grondstof' voor een andere fabriek. Zo wordt bijvoorbeeldijzererts in eenstaalfabriek tot staalplaat verwerkt. Dit staalplaat is weer de grondstof waarvan een autofabriekauto's maakt. Zo worden bijvoorbeeld in eensuikerfabriek grote hoeveelhedensuikerbieten verwerkt tijdens decampagne totsuiker, dat weer als grondstof dient in de voedingsmiddelenindustrie.
Deproducten kunnen variëren van heel klein, bijvoorbeeldmicrochips, tot enorme afmetingen van bijvoorbeeld vliegtuigen, en zeeschepen.
Hoewel er grotere productiewerkplaatsen waren gevestigd in hetOude China,Rome en hetMidden-Oosten, geldt hetArsenaal van Venetië als een eerste voorbeeld van een fabriek in de moderne zin van het woord. Opgericht in 1104 in deRepubliek Venetië, en honderden jaren actief, werden hier in serie schepen geproduceerd, uitgerust en onderhouden met behulp van vooraf geproduceerdeuitwisselbare onderdelen.
Tot aan de industriële revolutie halverwege de 18e eeuw was de productie in de landen op enkele verschillende manieren georganiseerd:
Werkhuizen zoalsspinhuizen en weefhuizen, waar een aantal mensen bijeen waren die dezelfde of een gelijksoortige activiteit ontplooiden.
Deze laatste was de overgangsvorm naar de eerste fabrieken, die ook welmanufactuur werd genoemd. Het klassiek geworden voorbeeld hier is dat van de speldenfabriek, waaropAdam Smith de aandacht vestigde om de betekenis van dearbeidsverdeling voor de toename van dearbeidsproductiviteit.
Deindustriële revolutie was de periode van de 18e tot de 19e eeuw waarbij grote veranderingen optraden in de landbouw, nijverheid, mijnbouw, transport en technologie. Ze begon in het Verenigd Koninkrijk, en verspreidde zich vervolgens over heel Europa, Noord-Amerika, en uiteindelijk de wereld. In de nijverheid ontstonden de eerste moderne fabriek. Enige voorbeelden van de eerste fabrieken in Engeland waren:
De meeste fabrieken in Engeland eind 18e eeuw waren nog simpelweg opgezet met een gebouw, waarin een groot aantal arbeiders handarbeid verrichtten veelal voor detextielindustrie. Dit bleek een stuk efficiënter, wat betreft beheer en distributie van grondstoffen, dan de eerdere productiemethoden van dehuisnijverheid met het putting-out systeem.
Tussen 1820 en 1850 verdrongen de nogniet-gemechaniseerde fabrieken de traditionele ambachtelijke en kleinschalige werkplaatsen als de meest voorkomende vorm van de productie. Het introductie halverwege de 19e eeuw van destoommachine als krachtbron heeft verdere concentratie van de productie in fabrieken sterk gestimuleerd.
De oudste fabrieken of fabriekshuizen waren in het algemeen hogere gebouwen met meerdere verdiepingen. Tijdens de laatste decennia van de 19e eeuw kwamen lagere, uitgestrekte hallen metsheddaken in zwang, die - samen met de schoorsteen - emblematisch werden voor de vorm van een fabrieksgebouw.
DeTweede industriële revolutie, de periode van de tweede helft van de 19e eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog, bracht een versnelde industriële ontwikkeling in West-Europa, de Verenigde Staten en na 1870 in Japan.
Henry Ford bracht begin van de 20e eeuw een volgende revolutie in het fabriekconcept met de innovatie van delopende band en demassaproductie. Zeer gespecialiseerde arbeiders werkten zij aan zij aan een lopende band, waarbij ieder met enige deelbewerkingen bijdroeg aan het opbouwen van een product, zoals (in het geval van Ford) deauto. Dit concept bracht een drastische vermindering van de productiekosten voor vrijwel alle geproduceerde goederen, en opende de deuren voor de consumptiemaatschappij.
In de tweede helft van de 20e eeuw is in de geïndustrialiseerde landen de volgende generatie fabrieken geïntroduceerd met verbeteringen als:
Geavanceerde statistische methoden vankwaliteitscontrole, ontwikkeld door met name de Amerikaanse wiskundigeWilliam Edwards Deming. Zijn werk werd in eerste instantie in zijn vaderland genegeerd, en werd eerst in Japan ingevoerd. Het kwaliteitsdenken leidde hier tot grote verbetering van de productiekwaliteit en deeffectiviteit.
Industriëlerobots op dewerkvloer, geïntroduceerd eind jaren 1970. Deze computergestuurde armen en grijpers kunnen eenvoudige taken uitvoeren, zoals het snel en feilloos aanbrengen van een autodeur 24 uur per dag. Dit heeft ook weer tot kostenbesparing en doorlooptijdverbetering geleid.
Tegen het eind van de 20e eeuw zijn de klassieke zeer grote fabrieken in de westerse landen, waar duizenden mensen werkten, veelal gesaneerd of verplaatst naar lage-lonenlanden zoalsChina. Overgebleven zijn kleinere, vaak sterk gespecialiseerde, eenheden. Zelfs een ontwikkeling in de richting vanthuiswerk, mogelijk gemaakt door deinformatietechnologie, is in de 21e eeuw weer tot de mogelijkheden gaan behoren.
Eenkerkfabriek is een openbare instelling die de materiële middelen beheert, nodig voor de uitoefening van deeredienst in deparochie. Dergelijke instellingen komen voor inBelgië,Italië enFrankrijk.
Vanaf de 17e eeuw werd de benaming 'fabriek' gegeven aan de functie van hoogste ambtenaar van openbare werken (stadsbouwmeester / stedelijk architect). Zo werd dearchitectArent van 's-Gravesande in 1638 benoemd tot 'fabriek' van de stadLeiden en wasDaniël Stalpaert van 1647 tot 1676 directeur van de 'Amsterdamse Stadsfabriek'. In een dergelijke betekenis wordt ook gesproken over de 'Landsfabriek', waarbij de voorloper van de latererijksbouwmeester voor de bouw en het onderhoud van landsgebouwen zorgde.
Het naar materiële productie verwijzende woord 'fabriek' wordt ook wel humoristisch enparadoxaal gebruikt. Bijvoorbeeld een 'pretfabriek' voor eentelevisiestudio of de 'Droomfabriek' in een voormalig fabriekspand aan deOude Singel in Leiden, waar in de jaren negentig van de 20e eeuw culturele en spirituele cursussen werden gegeven.