AlsEEG:Verdrag van Rome - getekend: 25 maart 1957 - van kracht: 1 januari 1958 Als EU:Verdrag van Maastricht - getekend: 7 februari 1992 - van kracht: 1 november 1993
De EU heeft eengemeenschappelijke interne markt ontwikkeld via een gestandaardiseerd rechtssysteem dat in alle lidstaten geldt. Binnen hetSchengengebied (bestaande uit EU- en niet-EU-staten) zijn paspoortcontroles afgeschaft. Het EU-beleid richt zich op het vrij laten bewegen van arbeid, goederen, diensten en kapitaal, het uitvaardigen van wetgeving op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en het aanhouden van een gemeenschappelijk beleid op het gebied van handel, landbouw, visserij en regionale ontwikkeling. Een monetaire unie, deeurozone, is gevestigd in 1999 en bestaat sinds januari 2023 uit 20 landen. De EU heeft permanentediplomatieke vestigingen (delegaties) over de wereld en wordt vertegenwoordigd in deVerenigde Naties, deWTO, deG8 en deG20. In 2012 werd aan de Europese Unie deNobelprijs voor de Vrede toegekend, die werd uitgereikt op 10 december 2012 en namens de EU in ontvangst genomen doorHerman Van Rompuy,Martin Schulz enJosé Manuel Barroso.
De EGKS bleek zo succesvol dat in 1957 besloten werd tot een verdere integratie. HetVerdrag van Rome, getekend door dezelfde zes landen, richtte deEuratom en deEuropese Economische Gemeenschap op. In 1967 werden de drie organisaties door tekening van hetFusieverdrag samengevoegd, waarna ze verder werkten onder de naamEuropese Gemeenschappen (EG). Dit leidde tot de oprichting van de Commissie, de Raad en het Parlement.
In 1973 werden Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk lid van de EG. Griekenland werd lid in 1981, Spanje en Portugal in 1986. In 1990 traden de deelstaten uit de voormaligeDDR toe tot de Bondsrepubliek en daarmee ook tot de EG. HetVerdrag van Maastricht, getekend in 1992, betekende de oprichting van de Europese Unie. Het legde de basis voor verdere vormen van samenwerking op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid, op juridisch en intern vlak, en in de vorming van deEconomische en Monetaire Unie. DeVerdragen van Schengen zorgden voor eenEuropese interne markt. In 1995 werden Oostenrijk, Finland en Zweden lid van de EU.
Op 23 juni 2016 sprak de bevolking van het Verenigd Koninkrijk in eenreferendum zich uit voor het verlaten van de Europese Unie. Op 29 maart 2017 werd doorTheresa May een beroep gedaan op artikel 50 uit hetEU-verdrag. Daarmee waren de procedures die voorafgingen aan de uittreding van het Verenigd Koninkrijk definitief van start gegaan. Op 31 januari 2020 verliet het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie officieel. Deze zogehetenbrexit was de eerste keer dat een geheel land uit de EU trad (in 1985 trad Groenland uit de EG, maar Groenland geldt als een autonoom deel van Denemarken). Als gevolg hiervan deed de Unie demografisch en economisch een stap terug op het wereldtoneel en verloor ze een van de beidekernmachten.
Sinds 1 februari 2020 omvat de Europese Unie 27 lidstaten, een grondgebied van 4.475.757 km² en ongeveer 447 miljoeninwoners.[5] Indien men de Europese Unie als één land zou beschouwen, neemt zij qua grondgebied de zevende plek in op de wereldranglijst en qua bevolkingsgrootte – naChina enIndia – de derde.
De Europese Unie en deSchengenzone zijn geen synoniemen. Er zijn niet-EU-landen die zich in het Schengengebied bevinden (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland, Monaco, San Marino en Vaticaanstad) en EU-land Ierland maakt geen deel uit van het Akkoord van Schengen.
Het hele eiland Cyprus maakt sinds 2004 deel uit van de Europese Unie, het noordelijk deel van Cyprus wordt echter sinds 1974 bezet door Turkije, dat daarmee een deel van het EU-grondgebied bezet.[6]
Hier komt een overzicht van de huidige leden en sinds wanneer deze lid zijn van de EU of haar voorgangers.
³ tot 1 februari 2020; dit was inclusiefGibraltar, maar exclusief hetBrits Kroonbezit (dat niet tot het Verenigd Koninkrijk behoort); hetreferendum van 23 juni 2016 heeft ertoe geleid dat het VK per 31 januari 2020 de Europese Unie verliet.[7]
Een aantal lidstaten van de Europese Unie bezit overzeese gebiedsdelen. De zogenaamdeultraperifere gebieden maken integraal deel uit van de Europese Unie. Tot deze gebieden behoren de Canarische eilanden, de Franse overzeese departementen, de Franse overzeese gemeenschap Saint-Martin en de Portugese eilandengroepen deAzoren enMadeira (artikel 349 van hetverdrag betreffende de werking van de Europese Unie [VWEU]).
Volgens hetEU-verdrag kan iedereEuropese staat lid worden van de EU, mits alle andere lidstaten hiermee instemmen.[8] Dit principe vanunanimiteit betekent dat één huidige lidstaat de toetreding van een kandidaat-lidstaat kan blokkeren.
De criteria waaraan de lidstaten moeten voldoen staan beschreven in deCriteria van Kopenhagen. Onderdeel van deze criteria is het volledig overnemen van hetacquis communautaire.
DeEuropese Raad (ook wel Europese top genoemd) bestaat uit de regeringsleiders van de 27 lidstaten. De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten.
DeRaad van de Europese Unie (ook wel Raad van Ministers of kortweg Raad genoemd) varieert van samenstelling, afhankelijk van welk onderwerp besproken wordt. Hij bestaat uit de betreffende ministers van alle 27 lidstaten. De Raad oefent samen met het Parlement dewetgevingstaak en de begrotingstaak uit. Ook oefent hij zekere beleidsbepalende en coördinerende taken uit. De Raad besluit meestal metgekwalificeerde meerderheid van stemmen.
DeEuropese Commissie is deuitvoerende tak van de EU en bestaat uit 27 eurocommissarissen, één uit elke lidstaat. De Commissie is de enige instelling die nieuwe wetten kan voorstellen, het zogenaamderecht van initiatief. Ook controleert ze of de lidstaten de Europese regelgeving wel goed naleven. De Commissie werkt onafhankelijk van de belangen van de lidstaten, de eurocommissarissen moeten in het Europees belang werken.
HetHof van Justitie van de Europese Unie heeft derechterlijke macht. Het controleert of de Europese wetten correct worden nageleefd. Het zorgt ervoor dat de Europese wetten worden geïnterpreteerd en toegepast worden in elke lidstaat.
Er is ook een groot aantal EU-lichamen, vaak ingesteld door tweedegraads wetgeving, die een speciaal doel voor ogen hebben. Deze lichamen worden deagentschappen van de Europese Unie genoemd.[11]
DeEuropese Unie heeft een begroting van circa 130 miljard euro per jaar, gefinancierd door afdrachten uit de lidstaten. De EU-uitgaven vinden ook grotendeels plaats in en onder verantwoordelijkheid van de lidstaten. DeEuropese Rekenkamer beoordeelt jaarlijks of deze uitgaven volgens de regels en dus rechtmatig zijn gedaan. Voor 2012 was dit oordeel nog nooit positief geweest, omdat er te veel fouten werden gemaakt bij de besteding door de lidstaten en er onvoldoende controle op de besteding werd geconstateerd.
Zo'n driekwart van de inkomsten van de EU bestaan uit bijdragen door de lidstaten. De rest bestaat uit eigen middelen. De eigen inkomsten zijninvoerrechten die door de EU-landen worden geheven op producten die afkomstig zijn van landen buiten de EU, landbouwheffingen op goedkopere landbouwproducten die van buiten de EU worden geïmporteerd en een vast percentage van debtw-opbrengst van de lidstaten.[12] De bijdragen van de lidstaten zijn gerelateerd aan de omvang van de nationale economie, hetbruto nationaal inkomen (BNI). De BNI-afdracht van elke lidstaat is van twee factoren afhankelijk. Debegroting van de EU mag geen tekort hebben. De BNI-afdracht is daarom variabel en dekt het verschil tussen alle uitgaven en de eigen middelen van de EU. Het aandeel van het BNI van de lidstaten in het EU-totaal wordt gehanteerd als verdeelsleutel. Het Nederlandse aandeel in het totale EU-BNI is iets minder dan 5%; Nederland betaalt dus iets minder dan 5% van het berekende verschil.
De Europese Unie gaf in 2011 zo'n 130 miljard euro uit. Dat is circa 1% van hetbruto binnenlands product van de (toen 27) landen samen. Ter vergelijking, het nationale budget van Frankrijk is ongeveer 800 miljard euro. In tegenstelling tot de nationale begrotingen mag de Europese Unie geen begrotingstekort hebben. Alle uitgaven moeten door de inkomsten worden gedekt.
Ruim 40% van de totale begroting van de EU gaat naar de agrarische sector en de plattelandsontwikkeling. Dat is daarmee de grootste uitgavenpost op de begroting.
Een andere belangrijke uitgavenpost van de EU wordt gevormd door de zogenoemde structuur- encohesiefondsen. Deze fondsen voor duurzame groei hebben tot doel de onderlinge economische verschillen tussen de regio’s te verkleinen en deeconomische structuur in de EU te verbeteren. Bij dit laatste spelen de aanleg vaninfrastructuur, plattelandsontwikkeling en bevordering van de werkgelegenheid een rol van betekenis. Het geld gaat voornamelijk naar arme regio's in de EU, maar ook naar rijkere landen, bijvoorbeeld voor de herstructurering van oude industriegebieden enscholing.
Te zien valt dat de kosten van de EU-administratie ongeveer 7% van de begroting uitmaken. Dit betreft de salarissen van de Europese ambtenaren, vertaal- en huisvestingskosten. Het totale personeelsbestand van de EU is 40.000, vergelijkbaar met dat van één ministerie in veel lidstaten.
In een onderzoek naar de EU-afdrachten tussen 2000 en 2015 meldde hetCentraal Bureau voor de Statistiek dat Nederland tussen 2000 en 2015 naar verhouding de grootste nettobetaler was van alle EU-lidstaten.[13]
Er is een aantal manieren waarop de Commissie, het Parlement en de Raad totEuropese wetgeving komen, waarvan de belangrijkste degewone wetgevingsprocedure is. Zoals boven reeds vermeld is de Commissie de enige instelling met initiatiefrecht. Nieuwe wetsvoorstellen moeten vervolgens door het Parlement en de Raad worden goedgekeurd.
Sinds het Verdrag van Lissabon heeft ook de burger initiatiefrecht. Dit houdt in dat één miljoen burgers, afkomstig uit een significant aantal lidstaten, de Commissie kunnen vragen een voorstel te doen, als het tenminste om een bevoegdheid van de EU gaat.[14] De precieze werking van dit initiatiefrecht moet nog verder worden uitgewerkt.
ZieEuropees recht voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Europese Unie kent een aantal rechtsinstrumenten, waarvan de belangrijkste deEuropese verordening en deEuropese richtlijn zijn. Een verordening heeft directe rechtskracht, terwijl een richtlijn eerst in nationale wetgeving moet worden doorgevoerd.
Voor de EU geldt hetHandvest van de grondrechten van de Europese Unie. Tevens is in het op 1 december 2009 inwerking getreden Verdrag van Lissabon vastgelegd dat de Europese Unie zal toetreden tot hetEuropees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (artikel 6 lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie). Dit maakt het aan EU-zijde mogelijk om toe te treden tot het EVRM. De Raad van Europa moest echter wel wijzigingen doorvoeren in het EVRM om de toetreding door de EU mogelijk te maken. In april 2013 is er, na drie jaar onderhandelen, een ontwerpverdrag betreffende de toetreding door de EU tot het EVRM gepresenteerd.[15] Dit verdrag moet worden geratificeerd door de EU, de lidstaten van de EU en de lidstaten van de Raad van Europa. De lidstaten van de EU zijn alle individueel al lidstaat van de Raad van de Europa en dus partij bij het EVRM.
De EU volgt het beginsel van bevoegdheidstoedeling, hetgeen betekent dat ze enkel optreedt op de beleidsonderwerpen die de lidstaten de EU hebben toegedeeld. Bevoegdheden die niet aan de Unie zijn toegedeeld, behoren toe aan de lidstaten.[16]
De bevoegdheden van de Europese Unie ten opzichte van de lidstaten zijn in het Verdrag van Lissabon[17] expliciet vastgelegd. Ze worden ingedeeld in drie categorieën:
Exclusieve bevoegdheden: enkel de EU kan op deze domeinen optreden. De lidstaten kunnen enkel nog de beslissingen van de EU uitvoeren.
Gedeelde bevoegdheden: Zowel de EU als de lidstaten kunnen wetgevend optreden. Indien de EU wetgeving in deze sectoren uitvaardigt hebben de EU-regels wel voorrang op de nationale wetten die eventueel al bestonden. De meeste EU-bevoegdheden zijn van dit type.
Ondersteunende, coördinerende en aanvullende bevoegdheden: zoals de naam het zegt mag de EU het beleid van de lidstaten in deze sectoren ondersteunen, aanvullen of coördineren. De lidstaten behouden echter altijd de volledige wetgevende vrijheid. De EU mag op deze gebieden geen harmonisatie tussen de verschillende nationale stelsels nastreven. Meestal nemen dit type bevoegdheden de vorm aan van een financiële bijdrage vanwege de EU.
Exclusieve bevoegdheid voor de Unie
Enkel de Unie mag op deze gebieden wetgeving aannemen en internationale akkoorden sluiten.
De EU werkt volgens hetsubsidiariteitsbeginsel. Volgens dit beginsel komt de Unie alleen in actie als Europese samenwerking doeltreffender is dan eigen initiatieven van de afzonderlijke EU-landen, behalve als het gaat om onderwerpen waarvoor de EU exclusief bevoegd is.[18]
Sinds het Verdrag van Lissabon is hier ook een rol voor de nationale parlementen weggelegd. Elk nationaal parlement kan aangeven of en waarom het een bepaald voorstel in strijd vindt met dit beginsel. In dat geval treedt een tweeledig mechanisme in werking.[19]
Als één derde van de nationale parlementen het voorstel strijdig vindt met het subsidiariteitsbeginsel, moet de Commissie het opnieuw in overweging nemen. Zij kan het voorstel dan handhaven, wijzigen of intrekken.
Als een meerderheid van de nationale parlementen het voorstel strijdig vindt maar de Commissie voet bij stuk houdt, treedt een bijzondere procedure in werking. De Commissie moet duidelijk maken waarom, maar het Europees Parlement en de Raad besluiten uiteindelijk of zij de wetgevingsprocedure willen voortzetten of niet.
Een nationaal parlement kan ook naar het Hof van Justitie stappen als het meent dat een wet in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel.
Volgens hetevenredigheidsbeginsel dient het optreden van de Unie niet verder te gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken.[20]
De lidstaten van de Europese Unie hebben in de loop van de tijd een aanzienlijke hoeveelheidsoevereiniteit overgedragen aan de Europese Unie. De Europese Unie heeft als zodanig meer macht dan welke andere niet-soevereine regionale organisatie ook. Op verschillende terreinen begint de EU te lijken op eenbondsstaat of eenstatenbond. De Unie blijft echter gebaseerd op verdragen tussen lidstaten, waaruit volgt dat de Unie slechts bestaat vanuit de wil van de lidstaten. Een lidstaat kan zich binnen twee jaar terugtrekken uit de Unie en wijzigingen aan de verdragen moeten door alle lidstaten individueel worden geratificeerd.
In dit opzicht lijkt de Europese Unie het meest op een statenbond, die in tegenstelling tot een bondsstaat niet soeverein is en dus ook slechts bestaat bij de gratie van de lidstaten. Een statenbond in de traditionele zin van het woord heeft echter veel meer macht, vooral op het gebied van buitenlandse zaken en defensie. De meeste mensen classificeren de Europese Unie daarom als een structuursui generis, een unieke vorm van samenwerking tussen landen.
Sinds de oprichting bij het Verdrag van Maastricht bezit de Unie rechtspersoonlijkheid.[21] Dit machtigt de Unie overigens geenszins wetgevend of anderszins op te treden buiten de bevoegdheden die de lidstaten haar in de verdragen hebben toegedeeld.
Binnen de EU bestaat een spanningsveld tussenintergouvernementele ensupranationale tendensen. Intergouvernementalisme is een methode van besluitvorming in internationale organisaties waarbij de macht bij de lidstaten ligt en beslissingen met unanimiteit genomen moeten worden. Afgevaardigden van de regeringen of van gekozen vertegenwoordigingen hebben uitsluitend adviserende of uitvoerende functies. De meeste internationale organisaties hebben tegenwoordig een intergouvernementele grondslag.
Supranationalisme is een andere methode van besluitvorming. Hier ligt de macht bij onafhankelijke afgevaardigden van de regeringen of van gekozen vertegenwoordigingen. Lidstaten hebben nog steeds macht, maar moeten deze delen met andere instanties. Bovendien worden beslissingen nu bij meerderheid van stemmen genomen. Het kan dan ook gebeuren dat een lidstaat, gedwongen door andere lidstaten, een beslissing tegen zijn wil moet uitvoeren.
Beide vormen van besluitvorming hebben aanhangers binnen de EU. Voorstanders van supranationalisme redeneren dat dit het proces van integratie kan versnellen. Wanneer beslissingen de unanieme goedkeuring van alle betrokken regeringen vereisen, kan het jaren duren voor een besluit valt, als het er al ooit van komt. Voorstanders van intergouvernementalisme argumenteren dat supranationalisme de soevereiniteit en het democratisch gehalte van afzonderlijke staten in gevaar brengt en menen dat de legitimiteit van gemeenschappelijke besluiten alleen afgeleid kan worden van de legitimiteit van de nationale regeringen. Frankrijk is traditioneel een voorstander van een intergouvernementele EU geweest. Dit geldt ook vooreurosceptische landen als het Verenigd Koninkrijk en Denemarken. Landen als België, Duitsland en Italië neigen meer naar de supranationale benadering. In de praktijk balanceert de EU tussen beide. Deze balans is echter een moeizaam compromis, dat vaak tot ingewikkelde besluitvormingsprocedures leidt.
Binnen de EU wordt gestreefd naareconomische integratie van de lidstaten. Zo heeft de EU eengemeenschappelijke markt en is er een gemeenschappelijke munt tussen de 20 landen van deeurozone.[22] Als één handelsblok beschouwd heeft de EU eenbruto binnenlands product van 18,14 biljoendollar in 2008.[1] Dat is 30% van het wereldtotaal. Daarmee is de EU de grootste economie ter wereld. Het is eveneens de grootste exporteur ter wereld,[1] de op een na grootste importeur[1] en de grootste handelspartner van vele grote landen alsIndia enChina.[23][24][25] 170 van de 500 grootste bedrijven ter wereld hebben hun hoofdzetel in de EU.[26]
Cijfers uit 2003. Blauw voor het grootste, groen voor het kleinste van de vergeleken blokken.[27]
De EU wordt omschreven als een "opkomende supermacht". In termen van nominaal bruto binnenlands product is de Europese Unie de derde grootste economische regio ter wereld, na deVerenigde Staten en deChina. De overgrote meerderheid van de lidstaten biedt een van de hoogste levensstandaarden ter wereld, zoals gemeten door deHuman Development Index.
De EU heeft gezorgd voor eenEuropese interne markt. De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarbinnen economische productiefactoren (goederen, personen, diensten en kapitaal) zich vrijelijk kunnen bewegen.[28]
De Unie omvat ook eendouane-unie. Dit houdt in dat er geen heffingen zijn in het verkeer tussen lidstaten onderling en dat er een gemeenschappelijk douanetarief is voor betrekkingen met derde landen.[29]
■EU-lidstaten met verplichting de euro in te voeren
■EU-lidstaten die een uitzonderingsbepaling hebben op het invoeren van de euro
■Gebieden buiten de EU die de euro gebruiken krachtens een overeenkomst met de EU
■Gebieden buiten de EU die de euro gebruiken zonder een overeenkomst met de EU
De euro is de munteenheid van deEconomische en Monetaire Unie, een groep van 20 EU-lidstaten die de euro als betaalmiddel hebben ingevoerd. Daarnaast wordt de euro nog in zes andere Europese landen gebruikt:Andorra,Monaco,Vaticaanstad,San Marino,Kosovo enMontenegro. Daarmee is de euro het dagelijkse betaalmiddel van zo'n 330 miljoen Europeanen. De euro functioneert als de op een na grootstereservemunt en is de op een na vaakst verhandelde munt ter wereld. DeEuropese Centrale Bank inFrankfurt is verantwoordelijk voor het monetair beleid binnen deeurozone. De euro heeft het geldverkeer binnen de Europese Unie aanzienlijk vereenvoudigd; waar vroeger met minstens een tiental verschillendevalutawaarden gerekend werd, geldt er nu een.
Het landbouwbeleid was een van de eerste domeinen waar de bevoegdheden volledig op het Europese niveau lagen. In de beginjaren van het Europese landbouwbeleid werd een systeem van prijssteun opgezet: producenten van landbouwproducten kregen voor hun producten gegarandeerde minimumprijzen. Overschotten werden opgekocht. Dit systeem werkte goed om na de Tweede Wereldoorlog vanuit een tekortsituatie naarzelfvoorziening te evolueren. Maar dit systeem botste al snel tegen zijn limieten aan: grote overschotten en uit de hand lopende budgettaire kosten. Naar deze overschotten werd ook wel verwezen aan de hand van de begrippenboterberg,melkplas enwijnzee. In de jaren 90 en 2000 werden daarop hervormingen uitgewerkt. Tegenwoordig is de steun die boeren krijgen gekoppeld aan bepaalde voorwaarden inzake milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn en is de steun niet meer direct gerelateerd aan de geproduceerde hoeveelheid. Sinds deze hervormingen is het Europese landbouwbeleid ook conform de regels van deWereldhandelsorganisatie (die in 1995 werd opgericht).
In 2020 haalde hernieuwbare energie voor de eerste keer fossiele brandstoffen in als belangrijkste bron van elektriciteit van de Europese Unie.[30]
In 2016 kwam de energie die de EU gebruikte uitaardolie (33%),aardgas (24%),steen- enbruinkool (15%),uranium (14%) en uitduurzame energiebronnen (14%). In totaal werd 1.600 miljoenton olie-equivalent (Mtoe) gebruikt (circa 67.000PJ of 19.000TWh). Deze totale energie is niet de energieproductie of het eindgebruik, maar de zogehetenTPES (total primary energy supply).
Ongeveer 30% van de TPES ging verloren, vooral bij elektriciteitsopwekking met kolen en uranium en bij transport. Voor eindgebruikers resteerde 1040 Mtoe, waarvan 240 Mtoe gebruikt werd in de vorm van 2790 TWh aan elektriciteit. 8% van de fossiele energiebronnen werd gebruikt voor niet-energetische producten zoals smeermiddelen, asfalt en petrochemicaliën.
De uitstoot vankoolstofdioxide was 3200 megaton, omgerekend 6,3 ton per persoon. Het wereldgemiddelde was 4,4 ton per persoon.
In de periode 2012-2016 daalde de energieproductie van de EU 5%. De opgewekte hoeveelheid zonne- en windstroom steeg 50% en dekte 13% van de totale elektriciteitsproductie.[31]
In 2023 was hernieuwbare energie de belangrijkste bron van elektriciteit in de Europese Unie die goed was voor 44,7% van de geproduceerde elektriciteit.[32] Fossiele energie was goed voor 32,5% en kerncentrales wekten 22,8% van de totaal opgewekte energie op. De door hernieuwbare energie opgewekte elektriciteit nam in vergelijking met 2022 met meer dan 12 procent toe, en ook de stroom opgewekt door kerncentrales nam toe (1,2 procent). Van fossiele energie kwam in vergelijking met een jaar eerder bijna 20 procent minder stroom.
De EU tracht de infrastructuur tussen de lidstaten te verbeteren, bijvoorbeeld door de aanleg en verbetering vantrans-Europese Netwerken (TEN). Het gaat hier dan om vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur.
Een ander Europees netwerk is het satellietnavigatiesysteemGalileo. Het wordt gebouwd door de Europese Unie in samenwerking met deEuropese Ruimtevaartorganisatie (ESA). Het netwerk zal naar verwachting in 2019 volledig operationeel zijn. Er zullen in totaal zo'n 30 satellieten gelanceerd worden. Galileo wordt vooral gebouwd om de Europese afhankelijkheid van de Verenigde Staten te verkleinen, de VS hebben namelijk de volledige controle over hetglobal positioning system (gps). Ook zou het Galileo-systeem veel nauwkeuriger worden dan de Amerikaanse tegenhanger.[33]
Een ander project isSingle European Sky. Het Europese luchtruim is namelijk sterk gefragmenteerd; elk land organiseert zijn eigenluchtverkeersleiding. Veel vliegtuigen volgen dan ook niet hun kortste weg naar hun bestemming (bijvoorbeeld ook omdat ze rond een militair gebied moeten vliegen). Single European Sky moet tot een hogere efficiëntie leiden, een vermindering van de CO2-uitstoot en een verlaging van de kosten voor de passagiers.
Het grensoverschrijdende spoorwegverkeer wordt bevorderd door het subsidiëren van nieuwe verbindingen (in het kader van het TEN-programma) en de invoering van hetEuropean Rail Traffic Management System, dat op den duur de meer dan 20 verschillendetreinbeïnvloedingssystemen moet vervangen die in de Europese landen bestaan. Onder druk van de Europese Unie heeftZwitserland hetAlpTransit-project uitgevoerd, een grootschalige verbetering van de spoorverbindingen door deAlpen. In ruil daarvoor mocht Zwitserland een kilometerheffing invoeren voor zwaar vrachtverkeer.
Financieel verkeer binnen de EU en een aantal geassocieerde landen is sterk vereenvoudigd door deSingle Euro Payments Area (SEPA) in combinatie met hetIBAN. SEPA-betalingen zijn gratis voor de gebruiker en zijn (bijna) net zo snel als binnenlandse betalingen. Dankzij SEPA kan men bijvoorbeeld een Zwitsers salaris op een Nederlandse bankrekening ontvangen en in buitenlandse winkels betalen met de betaalpas.
Op dit moment bestaan er grote economische verschillen tussen de meer en minder welvarende regio's van de EU, zeker na de recente uitbreiding. Tussen de rijkste en armste regio zit zelfs zo'n factor 10 verschil. De Europese Unie probeert deze verschillen te verkleinen door middel van bijvoorbeeld deStructuurfondsen en hetCohesiefonds.
Onderwijs is een van de gebieden waarin de EU enkel een ondersteunende rol heeft. Het beleid is vooral gericht op het stimuleren van uitwisselingen, het meest zichtbaar in hetERASMUS-programma. Het is een initiatief van de Europese Commissie voor het hoger onderwijs in de EU. Doel is om uitwisseling onder Europese studenten en docenten/staf te bevorderen. Sinds de oprichting in 1987 hebben zo’n 2 miljoen studenten van het programma gebruikgemaakt.[34] Er wordt ook steun verleend aan hetBolognaproces, dat echter een initiatief van deRaad van Europa is en niet van de EU.
Op het gebied van onderzoek wordt bijvoorbeeld meegewerkt aanITER, een fusiereactor die in de EU wordt gebouwd. De Unie heeft een waarneemstatus inCERN. Ze heeft afspraken metESA en werkt samen metESO, maar deze organisaties staan verder los van de EU.
Door middel van deFramework Programmes for Research and Technological Development financiert de EU wetenschappelijk onderzoek op verschillende gebieden. Het huidige, achtsteframework program, dat de naamHorizon 2020 draagt, heeft een budget van naar verwachting 80 miljard euro voor de periode 2014-2020, en is daarmee een van de belangrijkste bronnen van onderzoeksfinanciering in de Europese landen. Ter vergelijking, deNederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek heeft een jaarbudget van ongeveer 650 miljoen euro, en in armere EU-landen zijn de budgetten naar verhouding kleiner. DeEuropese onderzoeksraad en het naarMarie Curie vernoemde beurzenprogramma[35] zijn onderdeel van deframework programmes. De verschillende acties dienen vaak specifieke politieke doelen, zoals het naar de EU (terug)halen van goede onderzoekers, het bevorderen van mobiliteit van onderzoekers, het aanmoedigen van internationale samenwerking en het bevorderen van economische groei door (technische) innovatie.
Voor de contacten met internationale organisaties en voor de diplomatieke vertegenwoordiging in landen buiten de Unie bestaan 139 delegaties en kantoren, diede facto als ambassades fungeren.
Militaire bevoegdheden zijn een nationale aangelegenheid. Lidstaten kunnen op vrijwillige basis civiele en militaire middelen ter beschikking van de EU stellen voor gemeenschappelijke operaties.[37] Binnen de EU wordt er steeds meer gestreefd naar een gemeenschappelijk defensiebeleid, onder andere door de oprichting van hetEuropees Defensieagentschap. Dit zou kunnen leiden tot een gemeenschappelijke defensie. Dit doel wordt ook kenbaar gemaakt in depreambule van hetVerdrag betreffende de Europese Unie:
VASTBESLOTEN een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te voeren met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid dat tot een gemeenschappelijke defensie zou kunnen leiden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42, daarbij de Europese identiteit en onafhankelijkheid versterkend, teneinde vrede, veiligheid en vooruitgang in Europa en in de wereld te bevorderen
Lidstaten zijn ook verplicht elkaar te helpen in het geval dat een van hen wordt aangevallen.Eventueel kunnen een groep van lidstaten in het kader vannauwere samenwerking besluiten tot een verdergaande samenwerking op het gebied van defensie.
Een voorbeeld van een huidige Europese militaire operatie isOperatie Atalanta, die als doel heeft de piraterij voor deSomalische kust te stoppen. Het gaat om de eerste militaire operatie op zee voor de Europese Unie.[38]
De EU-instituten en -lidstaten zijn gezamenlijk de grootste donor vannood- enontwikkelingshulp (ODA) in de wereld,[39] met een totaal van meer dan 70 miljard euro (2021).[40] De EU-instituten waren in 2022 met 23 miljard dollar de derde grootste donor, na deVerenigde Staten (55 miljard) enDuitsland (35 miljard).[41] In 2021 was het gemiddelde budget voor ontwikkelingssamenwerking van de EU-landen 0,49% van het bbp. In 2022 behaalden vier lidstaten streefcijfer van 0,7%:Denemarken (0,7%),Duitsland (0,83%),Zweden (0,9%) enLuxemburg (1,0%).[41]
De Europese Unie heeft ongeveer 450 miljoen inwoners.[42] Op het hele Europese continent wonen ongeveer 745 miljoen mensen. De EU heeft een netto bevolkingsgroei, wat vooral gedreven wordt door een nettoimmigratie in de meeste lidstaten.[43][44] De Europese Unie omvat 7,3% van de totale wereldbevolking, terwijl het 3% van de landoppervlakte op de wereld kent. Met eenbevolkingsdichtheid van 109 inw./km² is de EU een van de dichtstbevolkte regio’s van de wereld. Ruim 70% van de bevolking leeft in stedelijk gebied. Het Europese netwerk van steden is gemiddeld dichter dan in andere delen van de wereld, met overwegend middelgrote in plaats van grote steden. De meerderheid van de EU-inwoners woont in steden met een grootte tussen de 250.000 en 5 miljoen inwoners.[45] Er zijn in de EU zes steden met meer dan drie miljoen inwoners, en negentien steden die één tot drie miljoen inwoners hebben.[46]
Alle besluiten van de instellingen worden vertaald in alle officiële talen. Europese burgers hebben daarnaast het recht zich te wenden tot de Europese instellingen in een van de officiële talen en hebben het recht in dezelfde taal antwoord te krijgen. Naast de 24 officiële verdragstalen worden er ook veel regionale minderheidstalen gesproken. Om de meertaligheid te garanderen werkt de EU met vertalers entolken.
De Europese Unie is eenseculier orgaan, zonder formele relaties met wat voor religie dan ook en zonder vermelding van religie in huidige of voorgestelde verdragen.[48] Tijdens discussies omtrent de ontwerptekst van deEuropese Grondwet en later hetVerdrag van Lissabon waren er voorstellen om naar hetchristendom ofGod te verwijzen in de inleiding van de tekst. Dit idee stuitte echter op veel weerstand, waardoor het uiteindelijk niet werd aangenomen.[49] De oppositie tegen de inleiding zoals hij zonder vermelding van religies was geworden, werd mede veroorzaakt doordat de Oudheid en de Verlichting wel genoemd werden, waardoor de preambule volgens sommigen geen recht deed aan de geschiedenis en christelijke bron van de Europese beschaving.[50]
De gedachte om te verwijzen naar het jodendom en christendom komt voort uit het gegeven dat het christendom de dominante religie was in alle huidige EU-lidstaten, en dat nog steeds is in de meeste van deze staten. Het christendom in de Europese Unie kan ruwweg verdeeld worden in hetrooms-katholicisme, een brede hoeveelheidprotestantse kerken (vooral inNoord-Europa) en deOosters-orthodoxe kerken (vooral inZuidoost-Europa). Andere religies, vooral deislam en hetjodendom, komen ook voor. Er leven in de Europese Unie ruwweg meer dan een miljoen joden[51] en 13[52] tot 16[53] miljoen moslims.
Elk jaar wordt door het Europees Parlement eenculturele hoofdstad van Europa gekozen. Het doel hiervan is de rijkdom, de verscheidenheid en de gemeenschappelijke kenmerken van de Europese culturen tot hun recht te laten komen en ertoe bij te dragen dat de burgers van de Europese Unie elkaar beter leren kennen.
Als erkenning voor zijn werk heeft de Europese Unie de onderscheidingen ontvangen:
2012 Nobelprijs voor de Vrede[54][55] "Voor de bijdrage van meer dan zes decennia aan de bevordering van vrede en verzoening, democratie en mensenrechten in Europa".
↑(en)Thinking about Europe as a Community. Central European University Press. Geraadpleegd op13 augustus 2023. “However, the debate on the preamble gave rise to significant conflicts. First we refused to mention Europe’s religious heritage, then we forgot to talk about Christianity or the Judeo-Christian heritage and cited only the Enlightenment tradition alongside the Greeks and Romans. The compromise solution that was provisionally accepted carries a weak, indeed obscure message.”
Ever Closer Union tweede editie - Desmond Dinan, The European Union Series, uitgeverij Palgrave,ISBN 0-333-69352-3 (paperback)/ISBN 0-333-71695-7 (hardcover)
Een deel van de tekst op deze pagina of een eerdere versie daarvan is afkomstig van de website van deEuropese Unie
Hoe Europa ons leven beïnvloedt - dr.Hendrik Vos & Rob Heirbaut - Standaard Uitgeverij -ISBN 9789002223600. (Belgisch Boek over de Europese Unie in eenvoudig taalgebruik zonder jargon)