Edmund Tudor, graaf van Richmond, (Much Hadham,11 juni1430 -Carmarthen,1 november1456) was eenEngelse edelman en lid van hetHuis Tudor.
Edmund Tudor werd geboren als zoon vanOwen Tudor enCatharina van Valois, dochter van koningKarel VI van Frankrijk en weduwe van koningHendrik V van Engeland. Omdat niet geheel duidelijk is of zijn ouders al voor zijn geboorte gehuwd waren, wordt getwijfeld of hij wel een wettig kind was. Zijn moeder trok zich in 1436 terug in het klooster van Bermondsey en stierf het jaar nadien. Edmund en zijn broerJasper werden vervolgens onder de hoede van Catherine de la Pole geplaatst, dieabdis van de Abdij vanBarking was. Daar bleven ze tot in 1440, om daarna verder opgevoed te worden aan het hof van hun halfbroer, koningHendrik VI van Engeland.
Op 15 december 1449 werd hij totKnight of the Bath geslagen. Zijn halfbroer gaf hem talrijke landgoederen, maakte hem lid van de Koninklijke Raad en benoemde Edmund op 23 november 1452 tot graaf vanRichmond. In februari 1453 brachtMargaret Beauchamp, weduwe van hertog vanSomersetJohn Beaufort, haar tienjarige dochterMargaret Beaufort (1443-1509) naar het koninklijk hof. Koning Hendrik VI stelde vervolgens Edmund en zijn broer Jasper aan tot haar voogden en ging uiteindelijk ook akkoord met het huwelijk van Edmund met Margaret, dat op 1 november 1455 plaatsvond. De bruid was twaalf jaar oud en raakte korte tijd later zwanger.
In het begin van deRozenoorlogen trok Edmund naarZuid-Wales, om daar de belangen van hetHuis Lancaster te verdedigen. Daar kwam hij met de plaatselijke vertegenwoordiger van de koning,Gruffudd ap Nicolas, in conflict over zijn bevoegdheden. In augustus 1456 werd hijconstable vanCamarthen Castle, de belangrijkste koninklijke burcht in het zuidwesten van Wales. Een tweeduizend man sterk leger onder leiding vanWilliam Herbert enWalter Devereux, aanhangers van hetHuis York, trok nadien vanHerefordshire naar Carmarthen, veroverde de burcht en nam Edmund Tudor gevangen. Edmund stierf op 1 november 1456, exact een jaar na zijn bruiloft, als gevangene in Carmarten, nadat hij depest had opgelopen. Zijn zwangere echtgenote was samen met haar schoonbroer Jasper naarPembroke gevlucht, waar ze eind januari 1457 het leven schonk aan de latere koningHendrik VII van Engeland (1457-1509).
Edmund werd bijgezet in deFranciscanenkerk van Carmarthen. Nadat de kerk in 1536 tijdens deReformatie werd verwoest, werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar deKathedraal van St Davids.