Earl is eenBritse adellijke titel van dezelfde rang als hetNederlandse enBelgischegraaf. De titel is afgeleid van deAngelsaksische enScandinavische titeljarl. Een jarl was een gekozen hoofdman, bijvoorbeeld van een rooftocht. In de praktijk was dat vaak een rijk man die de middelen had de expeditie voor een groot deel te financieren. Een andere benaming destijds was ook welWaterkoning, omdat vele jarls bij of aan het water woonden (waar hun schepen voor plunderingen geankerd lagen) en vaak een aanzienlijke macht hadden. In de latere middeleeuwen werd het een erfelijke titel, te vergelijken met graaf (Noorwegen, Denemarken, Engeland en Schotland) of hertog (Zweden).
In devroege middeleeuwen was het een rang gelijk aanhertog, maar toen dit niet meer door de Franse adel werd erkend, omdat er te veelearls inEngeland waren (het was daar toen de enige rang tussen baron en koning), heeftEduard III van Engeland in 1355 de belangrijksteearls de titelduke gegeven — te beginnen met zijn eigen zoon, deZwarte Prins, alsDuke of Cornwall — terwijl alle heren die in aanzien ongeveer met eencount overeenkwamen de rang vanearl behielden. Hun vrouwen heten tegenwoordigcountess.
Het lag tegelijkertijd eigenlijk in de bedoeling om in deHonderdjarige Oorlog het gros van de Engelse hoge adel boven de Franse te verheffen door een tussenrang tussen hertog en graaf erkend te laten worden, maar de maatregel leidde veeleer tot een devaluatie vanearl tot graaf, hoewel de eerste titel toch nog net iets meer cachet heeft. In 1382 maakteRichard II van Engeland de earl lager in rang dan demarquess, net zoals op het continent eenmarkies hoger is dan een graaf. Deearl heeft de aanspreektitelright honourable. Als een Engelse of Schotseduke ook nog heer is van eenearldom, heeft zijn oudste zoon alshoffelijkheidstitelearl.