HetNederlands drugsbeleid is deels eenpragmatischbeleid. Het pragmatische komt erop neer dat in geval van een situatie die onoplosbaar lijkt, zoals hetgebruik van drugs, het beter zou zijn om het onder controle te houden dan te trachten het met wetten in te dammen, vaak met tegengestelde resultaten. Veel andere landen zien drugsgebruik enkel als schadelijk voor de maatschappij en willen het daarom uitbannen, zelfs wanneer zulk beleid in de praktijk blijkt te falen. Dit heeft weleens voor onenigheid gezorgd met andere landen, voornamelijkFrankrijk enDuitsland.
Sinds 2004 gaat het beleid inBelgië meer de kant op van het Nederlandse model, en ook enkele Duitse wetgevers dringen erop aan om te experimenteren op basis van het Nederlandse model.Zwitserland heeft na langeparlementaire debatten in 2004 het voorstel om het Nederlandse model te volgen verworpen. Sinds 2011 werft de Stichting Drugsbeleid handtekeningen voor eenpetitie aangaande het beleid.
In het kort houdt het gedoogbeleid in dat het voorhanden hebben van softdrugs weliswaar strafbaar is, maar dat dit feit onder bepaalde voorwaarden niet strafrechtelijk wordt vervolgd. Voor het gebruik van softdrugs geldt een minimumleeftijd van 18 jaar, en op het vergeven van softdrugs aan minderjarigen staan zware straffen. Alle handelingen met betrekking tot deze drug zijn strafbaar, met uitzondering van het gebruik ervan. Hoewel het strafbaar is, wordt het bezit van maximaal 5gramcannabis of 5hennepplanten niet strafrechtelijk vervolgd. De drugs kunnen echter wel in beslag worden genomen.Coffeeshops moeten zich houden aan bepaalde criteria, zo wordt de verkoop van maximaal vijf gram hasj of marihuana per transactie niet gericht opgespoord.[1]
Voor toegang tot een coffeeshop is vereist dat men in Nederland woont (ingezetenencriterium, I-criterium) en meerderjarig is; dit wordt aangetoond door middel van een uittreksel van deGemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van de woonplaats en een geldigidentiteitsbewijs. Een kort geding tegen de staat waarin coffeeshophouders de rechtmatigheid van het I-criterium aanvochten, werd door de eisers zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verloren. HetGerechtshof 's-Gravenhage oordeelde dat met het I-criterium een rechtmatig belang wordt gediend, namelijk het tegengaan van georganiseerde criminaliteit en het bestrijden van overlast.[2]
Dit is een versoepeling van het eerdere systeem van dewietpas, en is overeengekomen in hetRegeerakkoord 2012. De handhaving van het ingezetenencriterium geschiedt in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van lokaal maatwerk.[3]
In de geschiedenis van het drugs- en gedoogbeleid werd in de 17e eeuw door deVereenigde Oostindische Compagnieopium betrokken uit deBengalen. In 1745 werd deAmfioensociëteit opgericht die tot doel had de handel in opium te reguleren. Vanaf de 19e eeuw tot aan 1942 ging de invoer, bereiding en distributie van opium inNederlands-Indië door de Nederlandse Staat via de zogehetenopiumregie. De eersteDrankwet kwam in 1881 tot stand, deze wet had tot doel het aantal verkooppunten vansterkedrank door middel van vergunningen te verminderen enopenbare dronkenschap te beteugelen. DeNederlandsche Cocaïnefabriek was in de eerste decennia van de 20e eeuw een groot producent van onder meercocaïne uit inNederlands-Indië geteeldecocaplanten. Diverse Europese landen hadden grote inkomsten uit drugs, Nederland in het bijzonder uit opium en cocaïne. Met name de Verenigde Staten wilden aan het begin van de 20e eeuw restricties op drugs. In 1912 kwam het uiteindelijk in Den Haag tot een internationale conferentie waarin diverse landen, waaronder Nederland, hetInternationaal Opiumverdrag opstelden. In Nederland leidde dit tot deOpiumwet die in 1919 in werking trad. Economische belangen bleven voor Nederland in de periode tot aan deTweede Wereldoorlog een belangrijke rol spelen in het beleid ten aanzien van een aantal drugs.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de Verenigde Staten als supermacht vrijwel mondiaal de belangrijke aangever van restrictief beleid tegenover drugs. Tegelijk verloren veel landen, waaronder Nederland, hun economische belangen in drugs vanwegedekolonisatie. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd Nederlands-Indië het onafhankelijkeIndonesië en daarmee verdwenen voor Nederland inkomsten uit opium en cocaïne. Internationaal komen tussen landen nieuwe en aanvullende verdragen tot stand met betrekking tot drugs. Ook deVerenigde Naties met deWereldgezondheidsorganisatie enInternational Narcotics Control Board gaan gestalte geven aan internationaal beleid. In Nederland wordt de Opiumwet gaandeweg meermaals aangepast, onder meer in 1953 werd het bezit en productie van cannabis strafbaar gesteld met een wijziging.[4]LSD werd vanaf 1966 verboden omdat geruchten de ronde deden datprovo's van plan waren tijdens het huwelijk van prinsesBeatrix metClaus van Amsberg de paarden van de trouwkoets suikerklontjes met deze substantie te voeren. Tot dat jaar beliep het jaarlijks aantal onherroepelijke veroordelingen ensepots inzake de Opiumwet hoogstens in de tientallen. In 1976 was dit totaalaantal opgelopen tot boven de 3000.[5]
In Nederland ontstond in de jaren 60 met name onder experimenterende jongeren een groeiendesubcultuur rond het clandestien gebruik van drugs, met name cannabis. In 1970 had de Nederlandse popgroep deTee Set een hit met het nummerShe likes weeds, waarvan de tekst kon worden opgevat als een speelse verwijzing naar cannabis-gebruik. Een aanzet in het (deels) decriminaliseren van cannabis was hetHolland Pop Festival in 1970 in hetKralingse Bos. De eerstecoffeeshops openen ook rond dat jaar metMellow Yellow enSarasani. Het drugsgedoogbeleid ontstond rond 1970 als experiment en heeft altijd onder druk en kritiek gestaan van het buitenland. Aanvankelijk werd er weinig onderscheid gemaakt tussen de bestrijding vansoft- enharddrugs. Dit leidde tot openlijke handel van harddrugs, onder andere op deZeedijk (Amsterdam) en rondde Dam. De Leidsesluisbrug stond bekend als dePillenbrug. In 1976 komt er een wijziging van de Opiumwet met onderscheid tussen soft- en harddrugs. Een kentering in het gedoogbeleid werd in de loop van de jaren 80 duidelijk zichtbaar metschoonveegacties van de Zeedijk en laterPerron 0.
De jaren 70 tekent zich daarnaast door een enorme stijging van het aantal mensen dat in Nederland aanheroïne verslaafd raakt. Er komt eenmethadonverstrekking op gang die in eerste instantie nog zeer beperkt en gefragmenteerd plaatsvond. Gaandeweg wordt de methadonverstrekking opgeschaald, meer gereguleerd en een belangrijke pijler in de drugshulpverlening.[6] Vanaf het eind van de 20e eeuw wordt ook in diverse plaatsen in Nederland onder medisch toezicht gratis heroïne verstrekt aan langdurig verslaafden.[7]
Opkomendedesigner drugs alsMDMA (ecstasy) en2C-B werden vanaf de jaren1980-1989 in de Opiumwet opgenomen. Via deapotheek kan sinds 2003medicinale cannabis worden verstrekt. In 2008 oordeelde deHoge Raad dat onder bepaalde uitzonderlijke omstandigheden thuiskweek van cannabis is toegestaan.[8] Datzelfde jaar kwam het "paddoverbod" tot stand. Tal van al dan nietinheemse bewustzijnsveranderendepaddenstoelen vallen sindsdien onder de Opiumwet zoals hetpuntig kaalkopje. Opmerkelijk is onder meer dat er sindsdien ook diverse paddenstoelen op lijst II van de Opiumwet staan waarvan niet wetenschappelijk is aangetoond dat diepsilocine en/ofpsilocybine bevatten.[9] Begin 2012 kondigde het toenmaligekabinet-Rutte I een verbod aan opqat. Daarnaast wordt er gepleit voor een verbod ophasj.[10] In mei van dat jaar wordt de zogehetenwietpas ingevoerd in Zuid-Nederland, hiermee kunnen onder meer uitsluitend Nederlandse ingezetenen die geregistreerd staan bij een bepaalde coffeeshop daar nog softdrugs kopen.
Was Nederland in de tweede helft van de 20e eeuw een voortrekker in het decriminaliseren van hennepproducten, gaandeweg is binnen Nederland een tendens te zien van onder meer criminalisering en striktere voorwaarden. Internationaal is daarin een tendens waarneembaar waarin breder wordt ingezet op gedogen/legalisering. Vanaf 1992 werden in Nederland coffeeshops gehouden aan de zogenaamdeAHOJG-regelgeving, daarop streng gecontroleerd en bij overtreding gesloten. Het aantal coffeeshops daalt sindsdien gaandeweg door. Vanaf ongeveer 2002 wordennederwietplantages die vanaf de jaren 80 en 90 ook overdekt in woonhuizen in grote steden werden opgericht, intensiever door depolitie opgespoord met behulp van helikopters met infraroodcamera's. De eigenaren van de plantages worden zwaar bestraft en kunnen uit huis worden gezet als zij daar kweekten. In 2006 werd in Amsterdam eenblowverbodsbord geplaatst, diverse andere gemeenten namen deze verbodsmaatregel over. DeAPV werd daarin vanaf 2004 door gemeenten gebruikt om aanvullende bepalingen (verboden) uit te vaardigen ten aanzien van drugs. In juli 2011 oordeelde deRaad van State dat gemeenten een plaatselijk blowverbod niet via de APV mogen regelen.[11] In 2012 bleek dat de zogehetenTask Force Aanpak Georganiseerde Hennepteelt, een in 2008 door twee ministers ingestelde projectgroep die wordt geleid door politie en hetOpenbaar Ministerie, onder meer sindsdien valse en veel te grootschalige voorstellingen gaf met betrekking tot de hennepteelt in Nederland.[12][13] In 2014 werd in Amsterdam de eerste Nederlandsecannabis social club opgericht.
Op 2 juli 2009 presenteerde de Adviescommissie Drugsbeleid in opdracht van het kabinet haar visie op het Nederlands gedoogbeleid. De “commissieVan de Donk” stelt dat het gedogen vansoftdrugs op de schop moet. Het rapport "Geen deuren maar daden" bepleit dat gedogen van softdrugs moet stoppen.[14]
Allereerst dient het onderscheid tussen hard- en softdrugs te verdwijnen. Ten tweede streeft de adviesgroep naar kleinschalige of zelfs besloten coffeeshop, waarbij het gebruik gereguleerd wordt. Verder dient er een aanscherping te komen in het optreden tegen illegaledrugshandel (‘war on drugs’). Als laatste punt moet er meer aandacht naar jongeren gaan, een punt dat wordt ondersteund door uitvoerig onderzoek van hetTrimbos-instituut (2009).[15] Het kabinet presenteert binnenkort haar maatregelen met betrekking tot het softdrugsbeleid.
Ten opzichte van het eerste punt van onderscheid tussen hard en softdrugs is uit onderzoek van hetRIVM CAM (2008) “Risicoschattingsrapport cannabis” - in tegenstelling tot Van de Donks advies - gebleken dat dit onderscheid nuttig is en dat cannabis niet in een risicogroep valt zoals de harddrugs. Het tweede standpunt van besloten coffeeshop dient om drugstoeristen tegen te houden, maar zal in de praktijk leiden tot illegale straathandel[16] (dit is ook na het verbod oppaddo’s gebeurd). Het derde aanpakadvies van war on drugs is een bekend politiek-geblindstaat fenomeen. De consumptie vanuit maatschappelijk oogpunt is nul, en dus is gedogen in principe niet nodig. Echter, het is efficiënter om niet te kiezen voor een verbod maar voor reguleren, en daar is de commissie onduidelijk over. Het rapport stelt dat gemeenten het recht krijgen de achterdeur van de coffeeshop (de aanvoer of teelt) te reguleren. Er is dus ruimte voor experimenten van gelegaliseerde softdrugsteelt door gemeenten in samenwerking metbesloten coffeeshops. Dit model biedt eventueel ruimte voor beleidsmaatregelen voor stapsgewijslegaliseren van softdrugs
Op 1 april 2010 is door hetMinisterie van Financiën berekend wat de gevolgen zouden zijn van het legaliseren van softdrugs. In deBrede Heroverwegingen 15. Veiligheid en terrorisme (p. 38) wordt gezegd:
In reactie hierop schreven in mei 2010Frits Bolkestein,Els Borst, Theo de Roos,Margreeth de Boer,Hedy d'Ancona, Raimond Dufour, Mario Lap en Harry van den Haak een brandbrief in het NRC Handelsblad om over te gaan op legaliseren, mede om de criminaliteit een halt toe te roepen. Ook de PvdA stemde in de Tweede Kamer voor om af te stappen van het gedoogbeleid. In oktober 2010 blijkt uit een andere doorberekening dat het legaliseren van softdrugs tot maximaal 850 miljoen per jaar kan opleveren.[18] In reactie hierop is door deStichting Drugsbeleid[19] eenpetitie[20] aan de Tweede Kamer opgestart.
De Opiumwet is de officiële wet waar het drugsbeleid onder valt. Het gedoogbeleid is echter niet opgenomen in de Opiumwet, hetgeen voor enige verwarring zorgt. Het gedoogbeleid zoals dit gehanteerd wordt door de overheid is te vinden in de Aanwijzing Opiumwet, zijnde een serie beleidsregels met betrekking tot het opsporen en vervolgen van de feiten vermeld in de Opiumwet.[21]
Op 26 februari 2015 diendeMagda Berndsen een wetsvoorstel in ter regulering van de voor- en achterdeur van coffeeshops. Op 21 februari 2017 nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel aan.[22][23][24]
DeWet van 13 november 2019, houdende regels inzake een uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen (Wet experiment gesloten coffeeshopketen)[25] regelt een experiment met op kwaliteit gecontroleerde teelt van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik, die (legaal dus) wordt verkocht aan coffeeshops in elf gemeenten. Waarschijnlijk zal dit echter pas in 2024 van start kunnen gaan.[26][27]
Cannabis die in Nederlandse coffeeshops wordt verkocht is als gevolg van het feit datcannabisteelt strafbaar gesteld is altijd op illegale wijzen verbouwd. Het experiment heeft als doel te onderzoeken of het mogelijk is om op legale wijze decoffeeshops in Nederland van cannabis te voorzien. Gemeenten met coffeeshops kregen de mogelijkheid zich aan te melden voor het experiment. Telers zijn aangewezen om met toestemming cannabis te verbouwen voor het experiment.[28]
De wet is een belangrijke stap om het experiment met cannabisteelt voor recreatief gebruik in de gesloten coffeeshopketen mogelijk te maken, zoals in het regeerakkoord is afgesproken.[29]