Eendorp is een kleinenederzetting, een plaats of kern waar meerdere huizen bij elkaar liggen. Dorpen worden aangetroffen inlandelijk gebied en waren tot deindustriële revolutie en de daarmee gepaard gaandeverstedelijking de meest voorkomende woonplaatsen. In bestuurlijke taal worden dorpen in al hun verscheidenheid vaak aangeduid als 'kleine kernen'.
In het Nederlands en veel andere talen worden woonplaatsen in het algemene spraakgebruik benoemd als ofwel dorp, ofwelstad. Een stad is een grotere woonplaats. Traditioneel in Europa is een stad een woonplaats (ofgemeente) met bijzondere administratieve status, destadsrechten. In Nederland is het verschil al sinds de 18e eeuw meestal symbolisch. Na degemeentewet van 1851 hebben steden geen bijzondere juridische status meer. In België is een stad een gemeente die door besluit van de overheid de stadstitel draagt.
Naar functie onderscheidt een dorp zich van oudsher van een stad door de nadruk op agrarische activiteiten. Het merendeel van de inwoners van een dorp vindt (traditioneel) zijn bestaan inlandbouw,veeteelt,visserij ofbosbouw, of de landbouw is in ieder geval aanwezig. Toerisme kan ook een typisch activiteit zijn. Een stad wordt gekenmerkt door niet-agrarische een gespecialiseerde activiteiten:bedrijvigheid/industrie,diensten,onderwijs,zorg,openbaar bestuur et cetera.
Traditioneel heeft een dorp geenstadsrechten, d.w.z. historisch geldende rechten en plaatselijke privileges, zoals voor het voeren van eigen rechtspraak of het mogen houden van een markt.
Een modern, maar minder exact onderscheid tussen een stad en een dorp is het voorzieningenniveau. Een stad heeft meestal stedelijke voorzieningen, bijvoorbeeld eenziekenhuis, veel speciaalwinkels, voortgezet of hogeronderwijs,bioscopen, eenschouwburg enz.
Een dorp onderscheidt zich van oudsher instedenbouwkundige verschijningsvorm van een stad door zijn organische en kleinschalige groei en opbouw, een stad is meer planmatig en grootschalig. Er is daardoor een sterke verweving met het landelijke gebied eromheen.[bron?] De traditionele stad heeft een scherpere begrenzing (heel vroeger metverdedigingswerken in de vorm van eenstadswal). Ten slotte wordt een dorp gekenmerkt door lage bebouwing in een lage dichtheid; in een stad ontstaat door grondschaarste een sterke neiging naar het realiseren vanhoogbouw.
Vanuit het oogpunt vansociale samenhang kan gesteld worden dat een dorp een hechte gemeenschap heeft (men kent elkaar, er is meersociale controle). Een stedelijke samenleving is vrijer,anoniemer en soms door eenzaamheid gekenmerkt. Het dorpse karakter wordt ook uitgedrukt in benamingen van lokale voorzieningen zoals hetdorpshuis en het "dorpscafé".
Een dorp is een vaste verblijf- of woonplaats van een groep mensen, oftewel een groepwoningen. In de ontwikkeling van het menselijke bestaan is het dorp de opvolging van hetnomadische of rondzwervende bestaan. Een dorp onderscheidde zich van een nomadische levensvorm mettenten door de vaste huizen, gebouwd van hout, steen en/of andere vaste (zware) materialen.
Het bij elkaar wonen in een dorp leidt in meerdere of mindere mate tot aansluitende functies en activiteiten oftewel totbedrijvigheid. In het verleden was deze bedrijvigheid vaak aan huis gebonden en later zijn ook afzonderlijke bedrijven en organisaties ontstaan of door de overheid worden opgericht, bijvoorbeeldkerken,gebedshuizen en laterscholen engemeentebestuur. Tot in de jaren 1960 of 1970 was het typische dorp nog vaak een socio-economisch zelfdragend eenheid met een eigen identiteit, die kleinbedrijven met veel werkplaatsen en ook een zekere aanbod aandetailhandel had.
In België, Nederland en zeker ook in andere landen inEuropa zijn activiteiten en faciliteiten sinds de tweede helft van de 20e eeuw wel steeds verder van de dorpen verdwenen. Gemeentes zijn vaak grootschaliger organisaties geworden. Scholen worden gesloten en openbare diensten gecentraliseerd. Door delandbouwmechanisatie verdwenen veel werkplaatsen. Auto's zorgden voor de opkomst van hetforensisme en bevorderde het verdwijnen van kleinhandel tot voordeel vansupermarkten.ontkerkelijking zorgde voor sluiting van veel kerken. Nadat de meeste dorpenforensenplaatsen zijn geworden, is de sociale gemeenschap nu vaak opvrijetijdsactiviteiten gebaseerd, zoalssport,hobby's en vrijwilligeverenigingen. De basisschool, indien die nog bestaat, is vaak een belangrijk draaipunt voor inwoners met kinderen.
Genk groeide door de snelle ontwikkeling van demijnbouw uit tot kleine stad.Hoewel verworden tot een voorstad vanAntwerpen heeftSchoten nog dorpse bebouwing zoals Pastorie Sint Cordula.
Dorpen verliezen letterlijk en figuurlijk terrein aan steden: verstedelijking. Dezebeweging is duidelijk in gang gezet door de industriële revolutie en in ieder geval sindsdien is het een min of meer voortdurend proces, al gaat de verstedelijking niet altijd even snel. Zeker in dewesterse wereld zijn bovendien ook tegengestelde ontwikkelingen mogelijk (Suburbanisatie), al heeft dit totparadoxaal effect dat ook deze dorpen verstedelijken.
Verstedelijking werkt gelijktijdig op 3 manieren:
Steden groeien doordat mensen uit dorpen daar om uiteenlopende redenen naartoe trekken, vaak gaat het vooral om sociaal-economische belangen, zoals kansen op het vinden van (beter betaald) werk. De trek naar de stad blijkt uiteindelijk in veel landen dan niet het gewenste effect te hebben.[1][2] In 2016 liepen ook in Nederlandse gebieden dorpen leeg, er wordt wel geprobeerd deze ontwikkeling tegen te gaan (zie ook onderaan dit hoofdstukje).[3][4]
Steden groeien naar dorpen toe en breidden zich dan vervolgens rond deze dorpen uit, waarmee de dorpen in het stedelijke gebied opgaan.
Dorpen groeien zelf uit tot stad. Dit kan zijn in de vorm van een op zichzelf staande stad. Ook kunnen hetvoorsteden worden van een naburige grote stad: de plaats gaat dan op in deagglomeratie van de grote stad, waarbij ook nog andere woonplaatsen zijn aangesloten.
Het opgaan in stedelijk gebied en het zelf groter groeien tot stad kunnen uiteindelijk dus ongeveer hetzelfde betekenen. Of er sprake is van groei van een stad naar een dorp, of dat de groei zich vanuit het dorp volstrekt is dan ook niet altijd even goed te bepalen en ook kan beide tegelijkertijd gebeuren. Naarmate landen meergeorganiseerd zijn wordt verstedelijking meergepland en is het helemaal niet meer uitsluitend eenautonoom proces van afzonderlijke steden of dorpen. Ook het (in naam) behouden blijven van dorpen/dorpsgrenzen of handhaving van dorpse karakters/bebouwing kan metbestuurlijke planning beïnvloed worden (of dat wordt in elk geval geprobeerd).
Door ontwikkelingen in hoog geïndustrialiseerde landen zoalsBelgië enNederland zijn dorpen en steden minder scherp van elkaar te onderscheiden zijn. Sociaal en cultureel bestaat er minder verwevenheid tussen de inwoners en met het dorp zelf en het omliggende platteland, en zoals in de stad kunnen bewoners vrij anoniem blijven. Nadat het forensisme in de laatste decennia van de 20e eeuw tot norm werd, is er nu o.a. vanwege huizenprijzen en woningkosten ook veel toewandeling van bewoners die geen oorspronkelijke band met het dorp hebben, bijzonders in de nabijheid van een grotere stad.
Echter bestaat er wereldwijd ook in grotere steden gemeenschappen met een zogenaamd dorps karakter, hoewel dit begrip vaak niet de sociale en economische kenmerken van een eigenlijk dorp weerspiegelt. In grote conglomeraties bestaan b.v.gated communities enkrottenwijken.
Naar Engels voorbeeld (degarden city oftuinstad) bestaan sinds de jaren 1900-1925 in België en Nederland nogtuindorpen, geplandewoonwijken die uiterlijk als een soort dorp zijn ontworpen.
Vissersdorpen bevinden zich wereldwijd aankustlijnen en ontlenen hun bestaansrecht aan devisserij. De plaatsen hebben dus niet zoveel binding met het omliggende vasteland, maar wel met de aangrenzende zee. Dergelijke locaties zijn vaak aantrekkelijk voor hettoerisme. Veel traditionele vissersdorpen hebben zich uiteindelijk ontwikkeld totbadplaatsen, waarbij het belang van de visserij minder groot is geworden.
Dorpen in het binnenland kunnen veelvuldig door toeristen bezocht gaan worden, meestal bevordert door een ligging in gebieden met natuurwaarden of authentieketradities, bebouwing enz.
De cultuurlandschap van Scandinavië is gekenmerkt van alleenstaande boerderijen. De oude, gesloten dorpen van Centraal- en Zuid-Europa waren met hetfeudalisme verbonden, maar dit systeem drong niet echt naar het Noorden door.
Alleen in (Oost-)Denemarken (inbegrepenSchonen) werd het landbouw vanaf de middeleeuwen gedeeltelijk gekenmerkt door dorpen metpachtboerderijen die in het bezit van een adellijk goed, de kroon of de kerk waren (cijnsboeren, maar zonderlijfeigenschap). Soms bestond een dorp uit boerderijen van horige en vrije boeren onder elkaar. Door de grotelandbouwhervormingen in Denemarken van ongeveer 1760 tot 1810 werd de horigheid opgeheven. Er vondruilverkaveling plaats, de meeste boerderijen werden uit de dorpen naar het open land verplaatst, en de gemeenschappelijke teelt van het land werd opgeheven. Middeleeuwse dorpskernen zijn dus meestal verdwenen, maar zijn soms nog te vinden opZeeland,Funen en inOost-Jutland met dichtbij elkaar staande huizen rond een dorpsvijver. Veel Deense dorpen zijn pas aan het eind van de 18e of begin van het 19e eeuw gegroeid, op basis van despoorwegen, al dan met een ander charakter, de typischestationsby (stationsdorp).
Het Deens gebruikt gezamenlijk het woordby (meervoud:byer) voor dorpen en steden, maar specifiek kan een dorp ooklandsby worden benoemd. Administratief bestonden tot 1970 ookkøbstad (marktstad), enkele kleinerehandelspladser en inZuid-Jutland ookflække (vlek).
In het Noors betekentby een stad, terwijl landelijke kernen meestal gewoonsted (plaats) worden genoemd, officiëler ooktettsted (verdichte plaats). Op het platteland zijn deze meestal pas in de 20e eeuw ontstonden, als centrum voor de faciliteiten van eenbygd (geheel van een samenhorende, verspreid bebouwde streek). Vanouds bestaat ook degrend (gehucht, eigenlijk "buurschap"), een kleine verzameling van boerderijen of huizen.
Een uitzondering in Noorwegen zijn vissersgehuchten (vær offiskevær) die dicht en compact bebouwd kunnen zijn. Bijzonders in Noord-Noorwegen waren deze vissersdorpen soms onder één "heer" georganiseerd, deværeier (dorpseigenaar) die bezitter van alle huizen, boten, uitrusting, visgebieden, de haven, dorpswinkel en andere faciliteiten was, en deze aan de vissersbevolking verhuurde.
Historische categorieën van steden in Noorwegen warenkjøpstad enladested (verladingsplaats). Tot 1992 werd onderscheiden tussen stads- en landgemeenten (by- og landkommuner). Gemeenten met over 5000 inwoners kunnen sinds 1997 naar eigen keuze zichzelfby noemen. Verder hadden demijnbouwplaatsenKongsberg (zilver) enRøros (koper) status vanbergstad. Zo omschrijft zich Røros nog ter goede van het toerisme.
1978 was hetJaar van het Dorp in een grootschalige overheidscampagne in Vlaanderen.
Het Dorp is een bekende woongemeenschap voor mensen met een ernstigehandicap. De stichting ervan werd mogelijk door de eerste 24-urige Nederlandse nationale televisiemarathonOpen het Dorp, die op26 en 27 november 1962 live gepresenteerd werd doorMies Bouwman.
HetVerscholen Dorp was vanaf mei 1943 een verzameling van negen hutten in de bossen bijVierhouten, waar meer dan 80 onderduikers zich voor de Duitsers verborgen hielden tot ze in oktober 1944 werden ontdekt. Bron: A. Visser,Het verscholen dorp en J. Thijssen,idem.
De aanduiding 'dorp' treft men ook aan bij uiteenlopende recreatie-, ontmoetings- of tijdelijke huisvestingsplaatsen, bijvoorbeeld:vakantiedorp,kinderdorp en het met iedereOlympiade verbondenolympisch dorp.
Met het begrip dorp wordt nogal eens verwoord dat ook binnen groteregeografische eenheden, zoals een stad, alles en iedereen met elkaar in verbinding staat (soms anders dan vroeger het geval was). Zelfs de wereld wordt wel een dorp genoemd (mondialisering of globalisering).
Jerome Blum, "The Internal Structure and Polity of the European Village Community from the Fifteenth to the Nineteenth Century" in:The Journal of Modern History 1971, nr. 4, p. 541-576