Een muzikale samenklank heetdissonant als zij niet welluidend is, de samenklankwringt. Een welluidende samenklank heetconsonant. Vaak wordt dissonant door minder geoefende luisteraars verward metvals.
Muzikale dissonantie is gedeeltelijk te verklaren vanuitsensorische dissonantie. Zeker de consonantie van de kwart kan goed worden verklaard door modellen uit depsychoakoestiek.
Gedurende dewesterse muziekgeschiedenis zijn de opvattingen over consonantie en dissonantie enigszins verschoven. Maar in heel grote lijnen valt eenemancipatie van de dissonant waar te nemen.
Muzikaleintervallen die van oudsher als consonant worden beschouwd zijn hetoctaaf, dekwint, deprime en ook dekwart. In devroege middeleeuwen werden alle andere intervallen als dissonant beschouwd, hoewel indoedelzakmuziek bijvoorbeeld de grote secunde eerder een consonant was dan de terts. Op hetEuropesecontinent goldentertsen ensexten als sterk dissonant, maar inEngeland was dat niet zo. Daar zong men graag in parallelle tertsen of sexten.
Aan het einde van deHonderdjarige Oorlog (rond 1450) (renaissance) beginnen tertsen en sexten ook op het continent als samenklank gewaardeerd te worden. In deze periode begint men te spreken over:
Later in de muziekgeschiedenis echter wordt dekwart vanwegeharmonische redenen dissonant, (doorgangsdissonant tussen terts en kwint). Nog weer later worden ook septiemen niet meer als dissonant ervaren.
Johann Sebastian Bach past in de religieuze cantateMeine Seufzer, meine Tränen (BWV 13) de dissonant uitputtend en gericht toe. Dezecantate staat vol van schrijnende akkoorden met onopgeloste dissonanten op de gewichtigste momenten van elke maat.
Als algemene overeenkomst van deze verschillende genre die ontstonden in deKlassieke muziek uit de 20e eeuw is het toenemende gebruik van dissonantie in de compositie. Om deze reden wordt de 20e eeuw soms ook wel dedissonante periode genoemd. De ontwikkeling van deexperimentele enalternatieve muziek volgt diezelfde tendens.