Dispensatie is binnen hetcanoniek recht een bijzondere vorm van ontheffing van bepaalde canonieke geboden of verboden, of - in de formulering van deCodex Iuris Canonici:(...) de vrijstelling van een louter kerkelijke wet in een bijzonder geval.[1] Het gaat hier expliciet om kerkelijke voorschriften en niet om deGoddelijke wetten, waarvan geen dispensatie mogelijk is. Het verlenen van dispensatie geschiedt doorhen die de uitvoerende macht bezitten binnen de grenzen van hun bevoegdheid, alsook door hen aan wie de macht om te dispenseren expliciet of impliciet toekomt, hetzij van rechtswege hetzij krachtens wettige delegatie.[2] Dat betekent dat de dispensatie in sommige gevallen door de paus zelf verleend kan worden. In andere gevallen kan de dispensatie worden gegeven opdiocesaan niveau. Het hangt van de omstandigheden af of - in dat laatste geval - de dispensatie wordt verleend door debisschop of door depastoor. De algemene normen met betrekking tot de kerkelijke dispensatie staan beschreven in deCodex (Hoofdstuk V; cc. 85-93).
De kerkelijke dispensatie heeft in de praktijk vooral betrekking op het echtverbintenisrecht. Zo moet er dispensatie worden aangevraagd indien er sprake is van een zogenaamdgemengd huwelijk.[3] Dergelijke dispensaties worden doorgaans op diocesaan niveau afgehandeld door hetofficialaat.
Er bestaan ook vormen van dispensatie die in mindere mate leunen op het kerkelijk recht. Zo kan de pauskardinalen dispensatie verlenen voor het bijwonen van eenconsistorie en kan hetCollege van Kardinalen een kardinaal dispensatie verlenen voor het bijwonen van eenconclaaf. Ook kon aan gelovigen dispensatie worden verleend in relatie tot het verkrijgen vanaflaten. Zo stelde bijvoorbeeldpaus Pius XI in zijnapostolische constitutieAuspicantibus nobis aflaten in het vooruitzicht aan gelovigen die gedurende een bepaalde tijd in drie verschillende kerken per dag zouden bidden voor de paus, tegen ketterijen en voor de vrede, waarbij hij de mogelijkheid voor dispensatie inbouwde, bijvoorbeeld voor degenen die fysiek niet in staat waren dit werk te verrichten. In dit verband kon een dispensatie ertoe leiden dat de betrokken gelovigen door het verrichten van een ander werk (bijvoorbeeld thuis) alsnog voor de bedoelde aflaat in aanmerking kwamen.