In de marge van de Amerikaanseburgerrechtenbeweging en contestatiebeweging tegen deVietnam-oorlog en het conservatieveestablishment ontstond eind jaren '60 een nieuwe sub- en danscultuur in het New Yorkse nacht- en uitgaansleven.Sodomie,travestie, en als koppel dansendehomoseksuele mannen waren nog uitdrukkelijk bij wet verboden en leidden regelmatig tot politie-razzia's in leegstaande kazernes, donkere kroegen ofhomobars (die meestal eigendom waren van demaffia) waar homo's,Latino's,Afro-Amerikanen, marginale jongeren en andere minderheden verzamelden. Na de dagenlangeStonewall-rellen van eind juni 1969 zocht dezetegencultuur naar dansgelegenheden waar ze in alle veiligheid en vrijheid openlijk zichzelf konden zijn. Ook (jonge) zelfbewuste vrouwen die zich niet konden vinden in de overheersende,machoachtige, nauwelijks dansbare muziekstijlen van die tijd zoalshard rock enheavy metal waren op zoek naar plaatsen waar ze zich muzikaal helemaal konden uitleven.
Alternatieve, ondergrondse muziekscene in New York (1970-1973)
Op 14 februari 1970 organiseerdehippie-djDavid Mancuso in de beruchte New YorksehomobuurtGreenwich Village in zijn eigenloft, later ook 'The Loft' genoemd, een privé-dansfeest waar enkel genodigden aanwezig mochten zijn en de ordediensten dus niet mochten binnenvallen. Om ook de dansbeleving zelf intenser te maken, introduceerde Mancuso, in plaats van de toen gangbare, primitieve geluidsinstallaties (met lage, hoge en middentonen), een geavanceerdehifi-muziekinstallatie die bestond uit een set van meerdere, kleine, op hoogte opgesteldetweeters (die de hogetonen in alle richtingen verspreidden), in combinatie met op de grond geplaatste basluidsprekers (woofers). Op die manier creëerde Mancuso bij het publiek op dedansvloer, in een minimalistisch decor, een uitbundige, feestelijke sfeer van vrijheid en ongeremd dansplezier.
Mancuso's concept van perfect afgespeelde dansmuziek in een stijlvol kader kende een enorm succes en kreeg al snel navolging van andere dj's in New York die ook hun eigennachtclubs oprichtten. Naast 'The Loft' van David Mancuso waren 'The Gallery' van djNicky Siano en 'The Sanctuary' van djFrancis Grasso de voornaamste hotspots van het nachtelijke uitgaansleven in de pioniersperiode van de disco. Vooral Grasso zorgde voor vernieuwing in de dansbeleving door, in tegenstelling tot de traditionele dj's die simpelweg het ene liedje kort na het andere speelden waardoor mensen tussen twee liedjes in de dansvloer verlieten, de nummers geleidelijk in elkaar te laten overlopen. Door de techniek vanbeatmixing te perfectioneren - Grasso maakte hiervoor gebruik van meerderedraaitafels en eenmengpaneel voorzien van een (cross-)fader enpitch-control - slaagde hij erin om bij de dansende menigte een 'energetische sfeer' te creëeren die op zijn beurt aanzette om te blijven dansen. OokLarry Levan, de dj van de in 1978 opgerichte nachtclubParadise Garage, stond bekend om zijn vernieuwende,eclectische manier vanremixen. Als remixer of producer in de studio werkte Levan mee aan de lancering en het succes van (post-)discoartiesten zoalsSister Sledge,Chaka Khan,Patrice Rushen,Gwen Guthrie enJocelyn Browns (Ain't No Mountain High Enough). Voortaan waren het niet langer de radio, de muziekrecensent noch de concertorganisatoren die artiesten en hits maakten of kraakten, maar de club-dj's die als nieuwetrendsetter steeds meer macht en invloed verkregen bij deplatenmaatschappijen.
Door al deze vernieuwingen ontstond een alternatieve,ondergrondsemuziekscene waar etnische en seksuele minderheden uit alle lagen van de bevolking konden dansen en liefkozen. De term 'disco' bestond nog niet en de gedraaide muziek, later omschreven als 'dansbarerhythm en blues', was nog divers (obscure R&B,soul,funk,salsa,motown) maar meestal wel zwoel en opzwepend, en vaak gericht opsolodans zodat je kon dansen op je eentje, in een vrije stijl, zonder een (dans-)partner.[2]
Proto-disco: eerste (Amerikaanse) disco-hits (1973-1974)
MFSB-drummerEarl Young introduceerde de 'four-on-the-floor' basdrum methihats in de toenmaligedansbare Rhythm-and Blues en wordt daarom de "Vader van de disco" genoemd.
Typische elementen uit de discomuziek, zoals lange, orkestrale, in detail uitgewerkte intro's waren beginjaren zeventig voor het eerst te horen in de funkycinematic soul, zoalsIsaac Hayes'Theme from shaft, de soundtrack van de filmShaft uit 1971 enCurtis MayfieldsSuperfly. Hoewel vooral AmerikanenManu Dibango'sSoul Makossa uit 1972 als de eerste disco-opname beschouwen[3] werden de eerste disconummers pas in 1973 uitgebracht. Het was immersMFSB-drummerEarl Young die in 1973 het voor disco zo kenmerkende, pompende 'four-on-the-floor' drumritme en intens gebruik van dehihats introduceerde inHarold Melvin & The Blue Notes' liedjeThe love I lost en daarom de "Vader van de disco" wordt genoemd.[4] Deze hitsingle was een typisch product vanPhiladelphia International Records, het platenlabel dat door de producersKenny Gamble enLeon Huff werd opgericht om de zgn.Philadelphia soul, dat de muzikale grondslag legde voor de discosound, verder te ontwikkelen.
De aanvankelijk alternatieve danscultuur werd voor het eerst beschreven door muziekjournalistVince Aletti in het artikel "Discotheque Rock '72: Paaaaarty!" van 13 september 1973 in het magazineRolling Stone. Hij introduceerde de term 'disco' voor muziek die tot dan nog 'dansbare Rhythm-and Blues' werd genoemd. Dat artikel wordt beschouwd als het feitelijke begin van het discotijdperk.[5] Het woorddisco is afgeleid vandiscotheek, een type nachtclub dat in het begin van dejaren zestig opkwam en is gericht op dansen.[6]
Met gigantische internationale hits zoalsRock the Boat van soultrioThe Hues Corporation (wat door velen wordt beschouwd als het eerste echte disconummer), kort daarna gevolgd doorRock your baby vanGeorge McCrae enKung Fu Fighting vanCarl Douglas, kende discomuziek in 1974 zijn definitieve doorbraak bij het grote publiek. Muziek die tot dan toe enkel door dj's in het ondergrondseclubcircuit werd gedraaid, werd nu ook massaal op de grote, openbare radiostations gedraaid en veroverde de top in demainstream-muzieklijsten. Met de hitNever can say goodbye werdGloria Gaynor in 1974 de eerste (zwarte) disco-diva.
Eveneens in '77 kreeg zangeresDonna Summer als "Queen of Disco", de status van superster. Haar met Giorgio Moroder gemaakteorgastisch klinkende nummerI feel love (1977) werd ook een baanbrekend nummer voor de opkomendesynthpop.
Om de disco-beleving nog intenser te maken introduceerden sommige artiesten aanstekelijkedanspasjes die dankzij de genoemde cultfilm en de hierop inspelende dansscholen erg populair werden. Typische disco-dansstijlen zijn de 'funky chicken dance', 'the hustle' (Van McCoy), de 'bump' (Penny McLean), de 'boogaloo', 'mashed potato', de 'robot' (Michael Jackson), de 'bus stop' etc.[8]
Een discobal
Aanvankelijk waren de meeste disconummers enkel bedoeld voor het discotheek-publiek, in plaats van algemeen publiek, zoalsradioluisteraars en televisiekijkers. Don Cornelius (1936-2012) was een van de televisiepresentatoren die het genre propageerden in de VS. In zijn televisieshowSoul Train - uitgezonden van 1971 tot 1993 - konden uitgelezen amateurdansers hun nieuwstemoves enclub outfits vertonen. Disco strekte zich op haar hoogtepunt daardoor ook uit tot demode in de kleding.
De meeste discohits onderscheidden zich van andere dansmuziek uit de jaren zeventig door hun karakteristieke sound, dediscobeat, een uniek drumpatroon van 120beats per minute. Deze bestaat uit minimaal vier componenten. De basis wordt gevormd door de makkelijk te herkennenfour-on-the floorvierkwartsmaat die ontstaat door vier slagen op debassdrum op elkekwartnoot van de maat. Deze opzwepende beat zet, net zoals de pulserende harslag, het lichaam aan om te dansen en te bewegen. Tweede bestanddeel van de discobeat is de constante funky backbeat op desnaredrum, met slagen op de tweede en de vierde tel van de maat. De derde en vierde component vormen deoff-beat, die ontstaat door slagen op de open of gesloten (met ingetrapt pedaal)hihats, met slagen op deachtste noten. De hihats worden gebruikt om het (strakke) ritme te variëren enaccenten toe te voegen.
Met de invoering van de Four-on-the-floor legde Earl Young in 1973 definitief de grondslag van alle discomuziek die daarna nog verder zou worden ontwikkeld. Deze discobeat maakte de klassieke drums, gitaar enbasgitaar compatibel met allerlei andere muziekinstrumenten zoalsstrijkers (viool, cello),koperblazers (hoorn),harp envibrafoon. Bij het ontstaan van deeurodisco in 1975 werden alle funk- en soulinvloeden overboord gegooid om plaats te maken voor eenwall of sound vanorkestralearrangementen en uitgebreide, gesyncopeerdesynthesizer-klankeffecten. Op die manier kreeg disco zijn kenmerkende, volle symfonische sound.
Aan het einde van de jaren zeventig keerde een aanzienlijke groep muziekliefhebbers zich nadrukkelijktegen de discorage, die door hen als een leeghoofdig massaverschijnsel werd gezien. Deze aversie vond haar weerslag inparodieën alsDancin' Fool (1979) vanFrank Zappa, en in NederlandDisco Really Made It (It's empty and I hate it) (1979) vanGruppo Sportivo enIn de disco (1983) vanNoodweer.
Vooral het Amerikaanse rockmilieu was de alomtegenwoordigheid van de disco in de media zo beu dat er een sterke tegenbeweging op gang kwam. Met name rock-dj's, die bijradiostations soms ontslagen werden of eigen zendtijd moesten inleveren ten voordele van discoprogramma's, voelden zich zo gefrustreerd dat ze met leuzen zoals "Disco sucks" en "Death to disco" hun achterban massaal opriepen om disco te boycotten.[4] Die intense afkeer voor disco bereikte zijn climax met de 'Disco Demoliton Night' op 12 juli 1979 toen (de pas ontslagen)radiopresentator en rock-dj Steve Dahl in hetComiskey Park stadion in Chicago tussen tweebaseballwedstrijden van deChicago White Sox tienduizenden opgestapelde discoplaten liet exploderen waarna een menigte woedende jonge rockfanaten het veld bestormde en vernielingen aanrichtte.
Met de introductie van elektronische instrumenten in het discogenre zoalssynthesizers, drumcomputers envocoders ontstond er vanaf begin jaren tachtig een compleet nieuw genre. Een van 's werelds eerste volledige vormen vanelektronische dansmuziek was deitalodisco. Na de intrede hiervan verdween de discomuziek volledig uit de schijnwerpers. Italodisco bleef tot het eind van de jaren tachtig populaire dansmuziek voor jongeren in niet Engelstalige delen van Europa.[9]
Naast de Italodisco was ook deHi-NRG-muziek eenelektronische verderzetting van de discomuziek. Kenmerkend voor deze, vooral in dejaren 80 erg populaire dansmuziek, is het snelle tempo van 130 tot 140BPM, eenbaslijn bestaande uitoctaafintervallen en het gebruik vanstaccato ritmische elementen zoalscowbells. Het genre was vooral populair in de homoscene van landen zoals deVS, hetVerenigd Koninkrijk,Japan enMexico.
Ookhouse is door het gebruik van beats met de vierkwartsmaat en opzwepende baslijnen een directe afstammeling van disco. Deze stroming in deelektronische dansmuziek ontstond begin jarenjaren tachtig en was vooral populair in de jaren negentig.