Eendienstbode is iemand die inloondienst huishoudelijk werk verricht. Vroeger ging het meestal om een jonge, ongehuwde vrouw, die ookdienstmeisje genoemd werd.
Een dienstbode kan zowel van het mannelijke als van het vrouwelijke geslacht zijn. De woordenlijst vanDe Vries en Te Winkel geeft in 1914 nog als geslachtsaanduiding: 'M. en V.'. De inleiding tot die lijst zegt ook dat het "[woord]geslacht afhangt van de kunne van het wezen, dat zij op het oogenblik aanduiden".[1] Taalpuristen gebruikten dienstbode als synoniem vanbutler.
Voor de vrouwelijke personen waren ook andere namen in gebruik. Aan het begin van de twintigste eeuw kon nog vanmeid ofdienstmeid worden gesproken; een bekende dichtregel vanJ.A. dèr Mouw uit 1919 luidt:’k ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.[2] Deze benaming, die thans verouderd is, was indertijd geenszins negatief van klank.
Nog ouder isdienstmaagd, dat in modern Nederlands een plechtstatige klank heeft gekregen. Het woord dienstmaagd is ook gekend uit hetEvangelie van Lucas en hetAngelus:Zie de Dienstmaagd des Heren, Mij geschiede naar Uw woord. Het werd met name gebruikt om de huishoudster van een pastoor mee aan te duiden. Zij hield zich vooral bezig met de huishoudelijke taken van en in de pastorie (in de kerk voerde dekoster de meeste huishoudelijke taken uit, maar zij kon hem hierin wel assisteren met bijvoorbeeld schoonmaak werkzaamheden). Ook vergezelde zij vaak de pastoor bij het boodschappen doen.
In België is de officiële benaminghuispersoneel, waarvoor een speciaal statuut bestaat bij deRijksdienst voor Sociale Zekerheid.
In de eerste helft van de twintigste eeuw was een groot deel van de vrouwelijkeberoepsbevolking inNederland werkzaam als dienstbode (zie grafiek). Men onderscheidde deinwonende dienstbode, die behalve kost en inwoning een klein loon kreeg en hetdagmeisje, dat alleen overdag kwam. Voor dearbeidsvoorwaarden van dienstboden bestonden ongeschreven regels, die gedeeltelijk zijn opgetekend doorAmy Groskamp-ten Have.[3] Volgens deze regels had de dienstbode bijvoorbeeld recht opfooien van gasten van haar werkgever. Deze fooien waren voor die tijd relatief hoog, bijvoorbeeld een gulden van een gast bij een diner. Door toenemende beroepsmogelijkheden in andere sectoren nam het aanbod van dienstboden gaandeweg af, waardoor tussen 1920 en 1940 veelDuitse dienstmeisjes werden aangenomen en deftige dames spraken over hetdienstbodenprobleem. Na 1950 nam door de mechanisatie van het huishouden en de sterk stijgende lonen enbelastingen ook de vraag af, waardoor het beroep van dienstbode in Nederland vrijwel is uitgestorven.
Externe links