Cryptocotylair (Grieks: κρυπτόςkruptos = 'verborgen', κοτύληkotulè = 'vaas') is een term uit deplantkunde die aangeeft dat dezaadlobben (cotylen) bij dekieming binnen de zaadhuid verborgen blijven. De reden hiervoor is dat bij deze planten de zaadlobben voedingsstoffen bevatten die bij de kieming gebruikt worden.
Het tegengestelde van cryptocotylair isfanerocotylair. Hierbij komen de zaadlobben uit de zaadhuid tevoorschijn, en bevatten zij al de eerste blaadjes. De voedingsstoffen voor de kieming worden in dit geval al vroeg viafotosynthese aangemaakt.
De termen cryptocolair en fanerocotylair werden in1965 voorgesteld door de botanicusJames A. Duke.[1] In die tijd werd al een indeling gemaakt tussen planten methypogeïsche (de zaadlob blijft onder de grond) enepigeïsche kieming (de zaadlob wordt boven de grond geduwd). Duke vond deze termenetymologisch niet correct, en introduceerde daarna cryptocolair en fanerocotylair als alternatieven. Cryptocotylair zou dus het synoniem zijn van hypogeïsch.
Later bleek echter dat er zeldzame gevallen zijn van soorten waarvan de kieming cryptocolair is, maar toch epigeïsch. Een voorbeeld hiervan isRollinia salicifolia uit de zuurzakfamilie (Annonaceae).[2] Daarom zijn er indelingen voorgesteld die met beide factoren rekening houden.[3]