De term 'christen' werd voor het eerst gebruikt inAntiochië (hoofdstad van deRomeinse provincieSyria, in het huidigeTurkije, bij de grens metSyrië) nadat inJeruzalem eenvervolging was uitgebroken tegen aanhangers van Christus, waar ook de latereapostelPaulus (toen Saulus) aan meedeed. De vervolgden vluchtten weg en raakten verstrooid tot inFenicië (ook in Syria),Cyprus en Antiochië. Daar kwam toen ook een groot aantal Grieken tot geloof, die daarna een jaar lang onder leiding vanBarnabas en de intussen bekeerde Paulus onderwezen werden in wat het christelijk geloof inhield. In die tijd begonnen de mensen deze gelovigen 'christenen' te noemen.
Etymologisch gezien is de term afkomstig van hetGriekse woord Χριστιανός (Christianos), dat 'volger van Christus' betekent. Het woord Χριστός (Christos) zelf betekent 'gezalfde'.[3] Deze Griekse afstamming is ook terug te vinden in de naam voorchristen in andereEuropese talen, zoals het EngelseChristian en het FranseChrétien.
Voor zover het de verspreiding naar Syrië, Turkije, Griekenland en Italië betreft, is eenBijbels gezichtspunt op de geschiedenis van de eerste christenen te vinden in het BijbelboekHandelingen.
Een christen gelooft dat hijGod dient om hem te eren, en niet om daarmee vergeving en genade te verdienen. Er zijn in het christendom geen verplichte gebedstijden (hoewel sommige kerkgenootschappen en kloosterorden ook gebeden hebben, zoals hetAngelus op vastgelegde tijdstippen of dezondagsplicht) of (met uitzondering van enkele groeperingen)spijswetten. De handreikingen voor het leiden van een goed leven zijn onder meer deTien geboden en de "vrucht van de Geest", zoals beschreven inGalaten 5:22.Rooms-katholieken kennen onder andere nog devijf geboden van de Heilige Kerk.
Volgens de meeste stromingen en interpretaties van het christendom is de mens zondig van natuur en geneigd tot alle kwaad. Christenen beschouwen de kruisdood van Jezus als eenverlossende daad, waardoor zonden, indien er sprake is van oprecht berouw, worden vergeven. Dat wil niet zeggen dat christenen geloven dat daarmee alles is toegestaan. Een christen probeert na zijnbekering uit liefde voor God in navolging van Jezus in harmonie met zijn medemens te leven. Er is onder christenen echter wel discussie over de vraag wat dit navolgen van Jezus precies inhoudt.
Uit de Bijbel blijkt dat die discussie al vanaf het begin is gevoerd. De eerste generatie christenen bestond namelijk hoofdzakelijk uit Joden, terwijl de tweede generatie al aanzienlijk meerniet-Joden telde. Onder beide groeperingen ontstond in die tijd verwarring over de vraag of de nieuwe niet-Joodse christenen zich nu ook aan allejoodse wetten dienden te houden. Onder meer in hoofdstuk 15 van het BijbelboekHandelingen, wordt beschreven hoe de apostelen de gemoederen trachten te sussen, als er een discussie gaande is over de spijswetten en debesnijdenis. Petrus meende met Jakobus dat niet-Joodse christenen niet te zwaar belast moesten worden met wetten en voorschriften waar zelfs de Joden niet aan konden voldoen (Hand.15:10). Na hierover overeenstemming binnen de kring der apostelen te hebben bereikt, schrijft men een brief ter bemoediging aan de niet-Joodse christengemeenten in Antiochië, Syrië en Cilicië. Het belangrijkste citaat: (Hand.15:28,29)In overeenstemming met de heilige Geest hebben wij namelijk besloten u geen andere verplichtingen op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is: onthoud u van offervlees dat bij de afgodendienst is gebruikt, van bloed, van vlees waar nog bloed in zit, en van ontucht. Als u zich hier aan houdt, doet u wat juist is. Het ga u goed.
Het christendom is ontstaan uit het Palestijnse en het Hellenistische Jodendom van de eerste eeuw. Van meet af aan was er wrijving tussen de twee godsdiensten, al werd de eerste messiaanse gemeente nog als sekte binnen het Jodendom gezien. Zij hielden de Tora[4], net als veelmessiasbelijdende joden in de eenentwintigste eeuw doen en de zogenaamde messiaanse beweging. In 70 en in 132 deden de christenen niet mee met de opstanden tegen de Romeinen. De eeuwen daarna werden beide minderheden bij tijd en wijle vervolgd door de Romeinse overheid. Vanaf 325 is het Romeinse en het Byzantijnse Rijk gekerstend. Christenen werden bevoordeeld en Joden zijn vanaf die tijd periodiek ernstig vervolgd door christenen. Voorbeelden zijn dekruistochten, met zowel bij het begin van de tocht in Duitsland als bij de aankomst in Jeruzalem; de Reconquista in de 15e eeuw in Spanje, de pogroms in Rusland, het latente kerkelijke antisemitisme, dat de nazi's in de kaart speelde alsook vervolgingen in andere landen.
Na de Tweede Wereldoorlog tot op heden ondersteunen overwegend christelijke landen joodse cultuurgemeenschappen in deze landen alsook de joodse staatIsraël op diplomatiek, militair, cultureel en economisch vlak. Men spreekt in de 20e en 21e eeuw ook veelal van de joods-christelijke cultuur als basis voor hetWesten. Deze ontwikkelingen hebben (mede) een toename van islamitisch extremisme tot gevolg waarbij extreem islamitische propaganda de christenen en joden een samenzwering wordt toegedicht. Deze samenzwering zou de invasies inAfghanistan enIrak alsook ondersteuning van dictators in deislamitische wereld tot gevolg hebben.
Circa 630 - 660: verovering van het noorden van het hedendaagseEgypte enLibië ten koste vanByzantium en deKopten, alsook verovering vanPerzië, beide door hetkalifaatRashidun. Hiermee werd ook hetZoroastrisme vrijwel tot niets teruggebracht.
De uitbreiding van het Ummayadis-kalifaat werd tegengehouden door deFranken in deslag bij Poitiers in 732. De uitbreiding van het Ottomaanse Rijk werd meerdere malen tegengehouden door Europese christelijke legers: hetbeleg van Wenen in 1529 en hetbeleg van Wenen in 1683. Spanje werd op de moslims heroverd door de christelijke Spanjaarden tijdens dereconquista van ongeveer 800 tot 1500.
Gedurende de middeleeuwen werden door christelijke legers uit Europese landenkruistochten ondernomen naar hetHeilige Land en kwamen daar frequent in botsing met de islamitische heersers.
Tijdens de 19e, 20e en 21e eeuw werd het Ottomaans Rijk langzaam maar zeker ontmanteld waardoor Balkanstaten zich als onafhankelijke christelijke staten konden vestigen. De 20e en 21e eeuw kenmerk(t)en zich echter door een toename van onderdrukking en vervolging van christenen in islamistische landen: vrijwel het gehele Midden-Oosten maar ook in Zuidoost Azië (Indonesië) en in Afrika in (Noord-)Soedan. In het overwegend islamitische noorden van Nigeria worden de christenen vaak aangevallen door extremistische moslims, zoals de Boko Haram-sekte. Landen met aanzienlijke minderheden christenen in het Midden-Oosten aan het begin van de 20e eeuw (Libanon,Irak,Syrië,Turkije) hebben vrijwel allen vrijwel geen christenen als inwoner meer of maken op dit moment een proces van vervolging van christenen door extremistische moslims door.Zuid-Soedan is bijvoorbeeld (mede) het product van vervolging van christenen door moslims.
Christenen enboeddhisten hebben tot hetkolonialisme van de 17e, 18e, 19e en 20e eeuw weinig interactie gekend. Met uitzondering van hetnestorianisme, dat ontstond vanaf de eerste eeuw, was er tot de komst van dePortugezen en andere Europese mogendheden vrijwel geen interactie. Door bekeringen ontstonden inChina,Japan enZuid-Korea en andere overwegend boeddhistische landen echter christelijke minderheden.
Hoewel er zeker een doctrine van verzet uit de christelijke leer te halen valt, wordt christenen vaker voorgehouden dat ze de overheid moeten gehoorzamen. Christenen zijn daarom nogal eens behoudend, ook op sociaal-economisch gebied.Met name het revolutionaire socialisme en het communisme zagen daardoor, en door de geschriften vanKarl Marx, christenen vaak als klassevijand en vervolgden hen (in de 21e eeuw alleen nog inChina,Noord-Korea enVietnam).
Het kapitalisme en het christendom hebben traditioneel weinig spanningen vergeleken met bijvoorbeeld de vervolging van christenen in communistische landen (met name in de 20e eeuw) en in islamistische landen (sinds het ontstaan van deislam). Het christendom staat in veel kapitalistische samenlevingen echter wel onder druk door verregaandesecularisatie.
Over christenen is in de loop der tijd op verschillende manieren gedacht. Zo dachten deRomeinen aan het begin van onze jaartelling dat christenenkannibalen waren.[5] In werkelijkheid werd geloofd dat de gelovigen tijdens erediensten met het breken van brood en het drinken van wijn deelgenoot worden aan Jezus' bloed en gekruisigde lichaam. Tegenwoordig vinden deze maaltijden nog steeds plaats.
Met name evangelische christenen menen in Christus een schat te hebben gevonden, die ze niet voor zichzelf mogen houden. Deze missionaire opstelling botst vaak met hetpostmodernisme dat in veel westerse samenlevingen dominant is. Daar komt bij dat met name het orthodoxecalvinisme nogal eens de indruk wekt haar normen, bijvoorbeeld inzake dezondag, te willen opleggen aan andersdenkenden. Dit maakt christenen niet altijd populair.
↑Plinius de Jongere adviseerde in 112 als gouverneur vanBethanië de keizer hoe christenen behandeld moesten worden. Uit zijn commentaar blijkt dat christenen er onterecht van verdacht werden zich aan kannibalisme te bezondigen en dat dit geloof in zijn tijd wijdverbreid was. (Norman Cohn:Europe's Inner Demons-Prelude in Antiquity).