Wellicht geïnspireerd doorMesopotamischebibliotheken plaatste hij de geselecteerde schrijvers per categorie in een alfabetische volgorde met toevoeging vanbiografische noten en eenbibliografie. Dit voor ons voor de hand liggend systeem om informatie te ordenen bereikte nadien deIslamitische bibliotheken. Ook deRomeinsekeizers zoalsAugustus door toedoen vanAsinius Pollo lieten zich inspireren op het Alexandrijnse voorbeeld om openbare bibliotheken in te richten.
Als dichter was hij medeschepper en meest markante vertegenwoordiger van dehellenistisch-Alexandrijnse stijl. Zijn voorkeur ging uit naar welgevormde, niet al te omvangrijke, van grote belezenheid en kennis, maar weinig emotie getuigende gedichten. Daarnaast verkoos hij het schrijven van originele gedichten en profileerde hij zich als een dichter die tegen de stroom in ging. Hij experimenteerde daarbij uitgebreid met allerlei dichtvormen, maatsoorten en dialecten. In de proloog van zijnAetia, schrijft Callimachus daar het volgende over:
"[ook] zeg ik u te gaan daar waar het zwaar verkeer / niet rijdt, [uw wagen] niet in iemands spoor / te voeren en niet langs een brede weg, maar langs / [een onbetreden] pad, al is ’t ook smal.’ / [ik luisterde,] en zing nu met wie ’t licht geluid / [van krekels] mint, maar balkende ezels niet. / Laat [anderen] maar balken als ’t langorig beest; / maak mij gevleugeld en subtiel poëet,"[1]
Hij waardeerde kleinschaligheid en subtiliteit en was tegen grootse, indrukwekkende werken. Zijn afwijzing van het langgerekte, bombastische epos ("Μέγα βιβλίον, μέγα κακόν",“mega biblion, mega kakon” = “groot boek, groot kwaad”) zou een conflict veroorzaakt hebben met zijn leerlingApollonius van Rhodos.
Als bibliothecaris van de Bibliotheek van Alexandrië had hij bovendien toegang tot de grootste bron van kennis die er in zijn tijd bestond. Zijn werk is dan ook doorspekt met verwijzingen naar de Griekse literaire traditie en hij etaleert graag zijn uitgebreide kennis. Hij is een schoolvoorbeeld van eenpoeta doctus (geleerde dichter). Ondanks die belezenheid vervalt hij niet in het schrijven van droge teksten, maar weet hij zijn werk toch levendig en fris te houden, een stijlkenmerk dat hij λεπτότης (leptotès, elegantie) noemt.
Wij bezitten van Callimachus een zestigtalepigrammen en zeshymnen (opZeus,Apollon,Artemis, het eilandDelos, het bad vanPallas Athene enDemeter) volledig; van de rest van zijn dichtwerk zijn ruim 700 grotere en kleinere fragmenten bewaard gebleven. Beroemd geworden zijn vooral deAitia (Oorzaken), een lang gedicht in vier boeken overoorzaken van allerlei godsdienstige rituelen, geografische namen, merkwaardige gewoontes, e.d. Daarnaast schreef hij ookepyllia, waaronder het fragmentarisch bewaardeHekalè over de ontmoeting tussen een oude vrouw en de held Theseus. Zijntragedies,komedies ensaterspelen alsmede al zijn prozawerken zijn verloren gegaan. Zijn roem en invloed in de Hellenistisch-Romeinse tijd was groot: de Latijnse dichters, o.a.Catullus,Propertius enOvidius, vertonen invloed van zijn werk.
Callimachus was geencanonauteur, waardoor kopiisten zijn teksten vaak niet waardevol genoeg vonden om ze integraal over te nemen. Daardoor is een groot deel van zijn werk niet of slechts zeer fragmentarisch bewaard. Wat dan wel overgeleverd werd, kwam tot ons via indirecte overlevering: dankzij vertalingen, commentaren en citaten bij andere auteurs of in zeer gehavende papyrusfragmenten.
DeAetia ofAitia (Oudgrieks:Αἴτια, Oorzaken) is een omvangrijk gedicht van zo'n 4000elegische verzen waarin verschillende rituelen, gebeurtenissen en feesten verklaard worden aan de hand van zogehetenaitiologische mythes. Callimachus lijkt met zo'n groot werk in te gaan tegen zijn idee vanmega biblion, mega kakon, maar aangezien deAetia bestaat uit meerdere, aaneengeschakelde kleine verhaaltjes, haalt hij zijn ideaal niet noodzakelijkerwijs onderuit. Tot de verhaalstof behoren onder andere het verhaal over de lok vanBerenice en het liefdesverhaal tussen Acontius en Cydippe.
Van het werk, dat waarschijnlijk verloren ging bij deverwoesting van Constantinopel in 1204, zijn 190 fragmenten overgeleverd. De bewaarde verzen zijn echter vaak niet volledig en sommige stukken hebben we enkel maar in de Latijnse vertaling. Lange tijd was er dan ook niet veel belangstelling om het volledige werk te reconstrueren, tot de humanistische dichterAngelo Poliziano het in de 15e eeuw herontdekte en een poging tot reconstructie waagde. Doorheen de eeuwen volgden verschillende wetenschappers zijn voorbeeld en puzzelden met de losse citaten om de compositie van deAetia te achterhalen. Na verschillende uitgaves van het werk in de 16e, 17e en 19e eeuw, bracht Rudolf Pfeiffer in 1949 zijn editie uit, waarbij voor het eerst ook papyrusfragmenten zaten.
In de eerste twee boeken van zijnAetia legt Callimachus uit hoe zijn werk tot stand kwam. Hij zou in een droom naar de GriekseHelikonberg gevoerd zijn en daar demuzen gevraagd hebben naar weetjes achter verschillende, Griekse gebruiken en rituelen. Dat dat gesprek juist op die berg plaatsvond is geen toeval: op de Helikon woonden immers de muzen en bovendien werdHesiodos daar - althans volgens zijn eigenTheogonie - gewijd tot dichter. Door de verwijzing naar deze dichtersberg, stelt Callimachus zich op als een echtepoeta doctus: hij is een geleerde dichter die zijn klassiekers en voorgangers kent en erop alludeert. Maar die eruditie is bij deAetia vooral ironisch bedoeld: hij gebruikt zijn geleerdheid om over 'nutteloze' dingen te schrijven. Waar Hesiodos met zijn leerdichten lezers inzicht wil verschaffen in de wereld, vertelt Callimachus slechts simpele weetjes.
Ook in andere delen van zijnAetia maakt Callimachus verwijzingen naar werken uit de Griekse literatuur. Zo beschrijft hij een symposion bij de Athener Pollis, dat doet denken aan hetSymposion vanPlato, maar ook aan het feestmaal bij dePhaeaken uit deOdyssee.
Het liefdesverhaal tussen Acontius en Cydippe is één van de bekendere stukken uit deAetia. Het gaat over de prachtige jongeman Acontius en de beeldschone Cydippe. Beiden waren tegelijkertijd in Delos voor een offerfeest ter ere van Apollo. Toen Acontius zijn oog op Cydippe liet vallen, werd hij smoorverliefd en bedacht een list. Hij graveerde “Ik wil met Acontius trouwen” in een appel en gooide hem naar het nietsvermoedende meisje. Door het opschrift luidop voor te lezen, zwoer ze een niet te verbreken eed en moest ze wel met hem trouwen. Ze verzweeg de eed echter en keerde terug naar huis. Daar werd ze doodziek (lovesick) steeds wanneer haar vader haar wilde uithuwelijken aan andere jongemannen. Na driemaal proberen, trok de vader ten einde raad naar Delphi om het orakel te raadplegen. Apollo liet hem daar weten dat Cydippe iets achterhield. Toen hij thuiskwam bekende ze hem de waarheid, waarna hij Acontius met zijn dochter liet trouwen.
Het idee van liefde als ziekte vinden we ook bijSappho enEuripides'Hippolytus terug. Opnieuw etaleert Callimachus zijn geleerdheid en kennis van de Griekse literatuur.
Het werk inspireerde heel wat latere auteurs, onder wieApollonius van Rhodos die zich ook opstelde als poeta doctus in zijnArgonautica. Ook Romeinse dichters haalden hun mosterd bij Callimachus, met namen alsCatullus,Vergilius,Horatius,Ovidius en epigrammaticusMartialis. Die laatste dreef de spot met de nutteloze eruditie van deAetia in zijnepigram 10.4.
Catullus ging daarentegen aan de slag met het verhaal van de lok vanBerenice en vertaalde de ode naar het Latijn in zijncarmen 66. Dat gedicht is een ode aan Berenice vanuit het perspectief van haar afgesneden haarlok. Zij had immers, toen haar man terugkeerde van de oorlog inAssyrië, een pluk haar afgeknipt en geofferd aanVenus voor een behouden terugvaart, die daarna, in de vorm van het sterrenbeeldComa Berenices aan de hemel kwam te staan. In het gedicht van Catullus echter, lezen we hoe de lok het hoofd van Berenice mist en hoe hard hij verlangt terug bij haar te zijn.
Clayman, D. L. (ed.) (2022).Callimachus. Aetia. Iambi. Lyric Poems. Cambridge: Harvard University Press
Alberto Manguel,The Library at Night. Uitg. Knopf, Canada, 2006 (Nederlandse vertaling:De bibliotheek bij nacht, 2007 - zie hoofdstuk II:De bibliotheek als ordening)
Harder, M.A. (2004). Callimachus. In I. De Jong, R. Nünlist, & A. Bowie (Eds.)Narrators, Narratees, and Narratives in Ancient Greek Literature: Studies in Ancient Greek Narrative, Volume 1 (63-82). Leiden: Brill.
Harder, M.A. (2012). Callimachus. In I.J.F. de Jong (ed.),Space in Ancient Greek Literature: Studies in Ancient Greek Narrative (77–98). Leiden: Brill.
Klooster, J. (2013). Onsterfelijkheid in Fragmenten: DeAetia van Callimachus.: Teloorgang en Reconstructie.Tetradio, 22, 139-149.
Rynearson, N. (2009). A Callimachean case of lovesickness: Magic, disease and desire inAetia fr. 67-75.American Journal of Philology130(3), 341-365.
Sberna, D. (2015). Λιγύς swan and intratextual unity in Callimachus’Aitia prologue.Materiali e discussioni per l’analisi dei testi classici,74, 207–223.
Bronnen, noten en/of referenties
↑Callimachus,Aetia. Vertaald door Harder, M.A. (2000).Aetia. Groningen: Styx, fr. 1, 67, 75.