Brisantie is de kracht van een explosie, en wordt grotendeels bepaald door de snelheid van de schokgolf na eendetonatie. Hoe groter de detonatiesnelheid, des te groter de brisantie van een explosief. Brisantie hangt samen met de verplaatsing van de door de explosie ontstanedrukgolf in lucht. Brisantie kent geen eenheid, maar wordt wel gekwantificeerd door middel van proeven, zoals deTrauzlproef en de zandproef.[1] Ten minste drie factoren zijn bekend die de detonatiesnelheid van een explosieve stof beïnvloeden:
Eenzelfde hoeveelheid springstof kan meer of minder brisant in zijn uitwerking zijn, afhankelijk van de genoemde factoren.
Niet alle explosieve stoffen en mengsels hebben onder dezelfde omstandigheden dezelfde brisantie, zo heeftANNM ondanks zijn grotere gevoeligheid voor schok en wrijving een lagere brisantie dan het explosiefANFO. Stoffen of mengsels die eendeflagratie ondergaan hebben een lage brisantie en worden geclassificeerd als "low explosive". Stoffen/mengsels die een detonatie ondergaan hebben een hogere brisantie en worden daarom geclassificeerd als "high explosive".
Voorbeelden van stoffen met een hoge brisantie zijn:zilvercarbide,loodazide, organischeperoxiden,nitroglycerine,hydrazine. Explosieve mengsels met een hoge brisantie zijn bijvoorbeeld explosieven op basis vanammoniumnitraat (zoalsANFO,ANNM,AN/AL) en fulminerend (ontploffend) poeder, een mengsel vankaliumnitraat,kaliumcarbonaat enzwavel.
De term brisantie is ontleend aan het Fransebrisant ('snel ontploffend'), wat op diens beurt zijn oorsprong vindt in hetLaatlatijnsbrisare ('druiven persen').[2]