DeBondsdag (Duits:Bundestag) is hetparlement van deBondsrepubliek Duitsland. Hij wordt om de vier jaar gekozen. Zijn taak is naast de federale wetgeving de controle van de regering en het kiezen van eenbondskanselier (regeringsleider).
De Bondsdag bestaat uit 630 afgevaardigden, waarvan er (maximaal) 299 direct in kiesdistricten gekozen worden. Wél gaat het, ondanks de kiesdistricten, om een systeem van evenredige vertegenwoordiging, zij het ook met eenkiesdrempel van vijf procent. Vóór 2025 was het aantal parlementariërs niet gemaximeerd.
Bondsdag was al de naam vanhet enige orgaan van deDuitse Bond, een statenbond van 1815-1866. In de Duitse natiestaat vanaf 1867 heette het parlementRijksdag. De naamBondsdag is uit de Grondwet van 1949. Enkele maanden na het in kracht treden werd de Bondsdag voor het eerst in augustus 1949 gekozen. Sinds 1990 is de Bondsdag het parlement van gehéél Duitsland en werd duidelijk uitgebreid. InBonn had de Bondsdag een eigen gebouw als deel van hetBundeshaus, in 1999 verhuisde hij naar Berlijn en is sindsdien gehuisvest in het (gerenoveerde)Rijksdaggebouw.
Behalve de Bondsdag bestaat er nog deBondsraad die een rol bij een deel van de federale wetgeving speelt. In de Bondsraad zijn de deelstaatregeringen vertegenwoordigd.
De Bondsdag mag wetsvoorstellen inbrengen, zoals ook de Bondsregering en de Bondsraad. Een wetsvoorstel heeft de steun van ten minste vijf procent van de leden nodig. Volgens een bepaalde procedure wordt er overlegd totdat over het wetsvoorstel kan worden gestemd. In principe is een eenvoudige meerderheid voldoende, behalve bij wijzigingen van de grondwet die door een tweederdemeerderheid gesteund moeten worden (in Bondsdag én Bondsraad).
Sommige wetten hebben invloed op dedeelstaten of horen volgens de Grondwet tot dezustimmungsbedürftige Gesetze. Deze wetten moeten ook door de Bondsraad worden gesteund (door een absolute meerderheid). Verder kan de Bondsraad met een tweederdemeerderheid zijn veto tegen een federale wet uitspreken. Conflicten tussen de Bondsdag en de Bondsraad, waar verschillende politieke meerderheden kunnen heersen, worden vaak in deVermittlungsausschuss (bemiddelingscommissie) opgelost.
Naast het ratificeren van verdragen met het buitenland is ook het budgetrecht een bijzondere taak van de Bondsdag. Traditioneel is er ieder jaar een federale wet over deBundeshaushalt.[1]
De Bondsdag kiest debondskanselier (regeringsleer), namelijk na verkiezingen of nadat het ambt vacant is geworden. Debondspresident komt naar voren met een kandidaat die de grootste kans op een meerderheid maakt. Krijgt die kandidaat een absolute meerderheid van de Bondsdagleden is de kandidaat gekozen tot bondskanselier. Anders zou nog de Bondsdag de kans hebben om eigen kandidaten op te stellen.[2]
Het is mogelijk dat de Bondsdag een nieuwe bondskanselier kiest. In eenkonstruktives Misstrauensvotum (constructieve motie van wantrouwen) kan een absolute meerderheid van de Bondsdag iemand anders tot bondskanselier kiezen die de oude bondskanselier meteen vervangt.
De Bondsdag heeft geen directe invloed op de samenstelling van de regering: de ministers worden benoemd door de bondspresident op voorstel van de bondskanslier.
De helft van de leden van het constitutioneel gerechtshof,Bundesverfassungsgericht, wordt door de Bondsdag gekozen. Daarvoor bestaat een kiescommissie, waarin een kandidaat de steun van acht van de twaalf leden moet verkrijgen. In de kiescommissies voor de overige opperste rechters is de Bondsdag voor de helft vertegenwoordigd.
DeBondsvergadering kiest de bondspresident; zij bestaat uit alle leden van de Bondsdag samen met een even groot aantal van mensen die door de deelstaatparlementen zijn gekozen.
Leden van de Bondsregering hebben spreekrecht in de Bondsdag, maar het parlement heeft ook het recht om de aanwezigheid van regeringsleden te eisen (Zitierungsrecht). Bondsdagleden kunnen met verschillende parlementaire instrumenten antwoorden van de regering of een debat eisen:
Kleine Anfrage: schriftelijke vragen van ten minste vijf procent van de leden van de Bondsdag; de antwoorden worden vaak niet gepubliceerd
Große Anfrage: de antwoorden kunnen tot een discussie in de Bondsdag leiden
Fragestunde: tijdens zo een agendapunt kunnen enkele leden van de Bondsdag vragen aan de regering stellen
Aktuelle Stunden: sinds 1980 bestaan deze korte debatten met korte bijdragen
Regierungsbefragungen: vragen uit de Bondsdag aan leden van de regering vaak na vergaderingen van het kabinet[3]
EenUntersuchungsausschuss (enquêtecommissie) onderzoekt een bepaald onderwerp, meestal (vermeende) misstanden in het handelen van de regering. Er zijn nog bijzondere commissies voor de controle van de geheime diensten; verder mogen de Duitse strijdkrachten buiten het NAVO-gebied alleen met de toestemming van het parlement worden ingezet.
DeWehrbeauftragter des Bundestages is de ombudsman voor de leden van de Duitse strijdkrachten. Hij praat met soldaten buiten de gewone hiërarchie om of hun grondrechten worden gerespecteerd. De Bondsdag kiest deWehrbeauftragter voor vijf jaar.
Als de Bondsdag deVerteidigungsfall (staat van oorlog) heeft uitgeroepen, en kan de Bondsdag niet vergaderen, worden zijn functies van deGemeinsamer Ausschuss overgenomen. Dit is een soort parlementaire commissie die dan de rechten van Bondsdag en Bondsraad uitoefent.
Mocht de bondspresident opzettelijk de Grondwet of een federale wet hebben geschonden, dan kan de Bondsdag hem voor het constitutioneel gerechtshof aanklagen. Daarvoor is een tweederdemeerderheid vereist.
Een bijzonder parlementair instrument (art. 68 Grondwet) is de vraag om het vertrouwen van de Bondsdag, deVertrauensfrage. De bondskanselier kan de Bondsdag erom vragen en zal als antwoord van de meerderheid een ja krijgen of niet. Spreekt de Bondsdag haar of hem niet het vertrouwen uit dan mag de bondskanselier de bondspresident vragen om de Bondsdag te ontbinden. De bondspresident beslist dan nog zelf of hij dat werkelijk wil doen, maar tot nu toe deed hij het wel (1972, 1982, 2005). Dit is de enige manier om het parlement te ontbinden, afgezien van de mogelijkheid dat de Bondskanselier terugtreedt en geen enkele kandidaat een meerderheid verkrijgt.
Een andere mogelijke uitkomst van een 'mislukte'Vertrauensfrage is deGesetzgebungsnotstand (art. 81 Grondwet). Als de regering een wetsvoorstelspoedeisend' noemt maar de Bondsdag het voorstel afkeurt kan de Bondskanselier vragen dat het wetsvoorstel toch nog een wet wordt. Daarvoor verzoekt hij de bondspresident om deGesetzgebungsnotstand voor dit voorstel vast te stellen. Verder is er de toestemming van de Bondsraad vereist. De noodstand geldt alleen voor dit enkel voorstel; voor andere voorstellen moet weer expres de noodstand worden vastgesteld. Dit moet binnen zes maanden gebeuren. De grondwet mag echter niet gewijzigd worden. Tot nu toe werd deGesetzgebungsnotstand nooit uitgeroepen.
Een lid van de Bondsdag (Bundestagsabgeordneter) heeft een vrij mandaat, dat wil zeggen dat hij niet aan opdrachten is gebonden (art. 38 Grondwet). In de praktijk echter hebben de partijen en fracties een grote invloed op 'hun' afgevaardigden. Een lid houdt zijn mandaat wél ook als hij niet meer deel van een fractie uitmaakt of naar een andere fractie overgaat.
De bondspresident, rechters aan het constitutioneel gerechtshof, deWehrbeauftragter, sommige andere commissarissen, leden van het Europees Parlement en leden van sommige deelstaatparlementen (afhankelijk van de deelstaatwetten) mogen geen lid van de Bondsdag zijn. Leden van de Bondsregering mogen wel lid zijn en zijn dat vaak ook.
Bondsdagleden krijgen eenAbgeordnetenentschädigung waarvan ze leven en een bepaald maximaal bedrag om employees te kunnen betalen. Een lid van de Bondsdag mag niet strafrechtelijk worden vervolgd, ook niet voor uitspraken die hij binnen de Bondsdag doet, tenzij de Bondsdag zelf anders oordeelt.
De leden van de Bondsdag zijn normaliter in groepen georganiseerd, deFraktionen (fracties). Er wordt een kiesdrempel van 5% gehanteerd om in de Bondsdag te kunnen plaatsnemen. Er kan echter op twee manieren worden afgeweken van deze regel. Als een landelijke partij minimaal drie directe mandaten (Direktmandate) weet te behalen, dan verkrijgt het sowieso een plaats in de Bondsdag, ongeacht het landelijke percentage stemmen. Het aantal zetels wordt voor die partij dan bepaald op basis van het aantal Zweitstimmen. Daarnaast kan een minderheidspartij in de Bondsdag komen, aangezien zij niet hoeven te voldoen aan de kiesdrempel. Er geldt wel een feitelijke kiesdrempel van 0,1%, wat overeenkomt met ongeveer 40.000 stemmen.[4] Deze regel geldt eigenlijk alleen voorSSW, de partij voorDeense enFriese minderheden.
Een kleinere groep van leden, maar die ten minste drie leden omvat, kan de status van eenGruppe aanvragen. EenGruppe heeft wel duidelijk minder rechten dan eenFraktion. Enkele leden buiten eenGruppe of eenFraktion wordenfraktionslos genoemd. Het merendeel van de Bondsdagleden hoort wel bij een fractie. De status van fractie heeft voordelen bij het spreekrecht, bij het lidmaatschap in parlementaire commissies en bij de financiële ondersteuning.
Een bijzonderheid is de gezamenlijke fractie van CDU en CSU. Deze twee partijen, samenUnion geheten, zijn bij verkiezingen geen concurrenten van elkaar omdat de CSU alleen in Beieren optreedt en de CDU alleen in de andere deelstaten. In de meeste gevallen werd de Union de grootste partij in Duitsland.
De voorzitter van de Bondsdag (deBundestagspräsident) en zijn of haar plaatsvervangers vormen samen het presidium van de Bondsdag. Elke fractie heeft recht op een plaatsvervanger. De voorzitter wordt door de leden van de Bondsdag gekozen; het is de gewoonte dat de voorzitter uit de grootste fractie komt. De voorzitter vertegenwoordigt het parlement en is de baas van de politie van de Bondsdag. Hij of zij neemt de belangrijkste personeelsbeslissingen.
Naast het presidium is er deÄltestenrat (raad van ouderlingen), die over de agenda van de Bondsdag gaat. Zijn leden zijn niet letterlijk de oudste, maar wel ervaren parlementsleden.
Nr.
Voorzitter van de Bondsdag Präsident des Deutschen Bundestages
De Rijksdag had verschillende adressen in Berlijn tot hij in 1894 een eigen nieuw gebouw kreeg, hetRijksdaggebouw. Naar zijn architect, Paul Wallot, wordt het ookWallotbau genoemd. Dit gebouwbrandde op 27 februari 1933 af. In het nationaalsocialistisch tijdperk kwam de machteloze Rijksdag in het operagebouw van Kroll bijeen, deKrolloper.
Na de Tweede Wereldoorlog vond de opening van deParlementaire Raad in het ''Museum Alexander König te Bonn plaats, de zittingen waren echter in de Pedagogische Academie.
De langste tijd vergaderde de Bondsdag in hetBundeshaus, van 1949 tot en met 1999. Dit was de omgebouwde en vergrote Pedagogische Academie. In hetBundeshaus was ook de Bondsraad gehuisvest. In 1988-1990 en 1992/1993 werd hetBundeshaus verbouwd, daarom kwam de Bondsdag bijeen in een voormalig gemaal (Wasserwerk).
In 1965 1969 werd een nieuw hooggebouw opgericht dat de bijnaamLanger Eugen kreeg (naar BondsdagpresidentEugen Gerstenmaier). Hier hadden vele afgevaardigden hun kantoor.
Hoewel Berlijn sinds 1990/1991 weer de Duitse hoofdstad is zetelden de federale staatsorganen nog steeds in Bonn. In 1999 was de verbouwing van het oude Rijksdaggebouw klaar en de Bondsdag kwam nu in Berlijn bijeen. Naast het Rijksdaggebouw met dePlenaarsaal staan twee nieuwe gebouwen van het parlement, voor de kantoren van de afgevaardigden: hetPaul-Löbe-Haus en hetMarie-Elisabeth-Lüders-Haus, genoemd naar twee afgevaardigden uit het tijdperk van deWeimarrepubliek en de vroege Bondsrepubliek. Samen met het nieuwe gebouw van de Bondskanselier, hetBundeskanzleramt van 2001 vormen deze gebouwen het ensembleBand des Bundes.
↑Heinrich Oberreuter: Bundestag. In: Uwe Andersen, Wichard Woyke:Handwörterbuch des politischen Systems der Bundesrepublik Deutschland. 2e druk. Bundeszentrale für politische Bildung, Bonn 1995, p. 88-101, hier p. 95/96.
↑Heinrich Oberreuter: Bundestag. In: Uwe Andersen, Wichard Woyke:Handwörterbuch des politischen Systems der Bundesrepublik Deutschland. 2e druk. Bundeszentrale für politische Bildung, Bonn 1995, p. 88-101, hier p. 92/93.
↑Heinrich Oberreuter: Bundestag. In: Uwe Andersen, Wichard Woyke:Handwörterbuch des politischen Systems der Bundesrepublik Deutschland. 2e druk. Bundeszentrale für politische Bildung, Bonn 1995, p. 88-101, hier p. 93/94.