Bergzegge | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Carex montana L. (1753) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op![]() | |||||||||||||||||||
Bergzegge op![]() | |||||||||||||||||||
|
Debergzegge (Carex montana) is eenoverblijvende plant die behoort tot decypergrassenfamilie (Cyperaceae). De plant komt van nature voor in Oost- en Midden-Europa en Midden-Azië. De soort isinheems in Wallonië. Bergzegge en variëteiten van bergzegge worden in de siertuin aangeplant. Het aantalchromosomen is 2n = 38.[1]
De zodevormende plant wordt 10-35 cm hoog, heeft een houtigewortelstok omgeven met vezelige blad- en bladschederesten. De planten kunnen in een heksenkringachtige vorm voorkomen. De stomp driekantige, dunne stengel is stijf en hangt over als de vruchten rijp zijn. De top is ruw. De slappe, 1-3 mm brede bladeren zijn aan de bovenkant licht behaard en uiteindelijk langer dan de stengel. De bladrand is zeer fijngezaagd en oogt daardoor ruw. De onderste bladscheden zijn bloedrood en rafelen netvormig.
De bergzegge bloeit in april en mei. De gedrongen bloeiwijze bestaat uit een donkerbruin, knotsvormig mannelijk aartje en 1-3 zittende, eivormige tot bijna bolvormige, tot 7,5 mm lange, zittende vrouwelijke aartjes. Het omgekeerd eironde, puntigekafje van de vrouwelijke bloemen is donkerpaars tot zwart, heeft een lichtere middennerf en is korter dan heturntje. Het vruchtbeginsel heeft driestempels. Het onderste, vliezigeschutblad bij de vrouwelijke bloem heeft geen of een zeer kortebladschede.
De groenbruine tot donkerbruine, smal-ovale, driekantige vrucht is een 3-4,5 mm langnootje. Om de vrucht zit het driehoekige, lichtgroene, dicht behaarde, 4 mm lange urntje, dat in een kortesnavel versmalt.
De bergzegge komt voor op droge, kalkrijke grond in loofbossen en kalkgrasland.