Hetbekken (Latijn:pelvis) is bijgewervelden het deel van het lichaam tussen de buik en de benen of poten. Het bekken bekleedt een centrale rol bij de houding enbeweging. Het bekken doet zowel mee met bewegingen van de benen en poten, als met de bewegingen van deromp.
Het bekken is uit vierbotten samengesteld:heiligbeen,stuit en de linker en rechterheup. Heup en heupbeen zijn hetzelfde. Linker en rechter heupbeen zijn opgebouwd uit drie onderling in depuberteit vergroeide botten: hetdarmbeen, hetzitbeen en hetschaambeen. Het darmbeen wordt ook vaak met bekken aangeduid, omdat het het deel van het bekken is dat aan weerszijden van de heupen is te voelen. Darmbeen, zitbeen en het schaambeen vormen samen het heupbeen en deheupkom.
Het schaambeen bestaat uit drie delen, eencorpus en tweerami ossis pubis. Het zitbeen bestaat uit eencorpus en een dunnererami ossis ischii.
Het bekken verbindt dewervelkolom met de benen en bevindt zich op ongeveer de halve hoogte van hetskelet van demens, draagt het gewicht van het bovenlijf en beschermt de organen in de bekkenholte. Het bekken van devrouw is bij mensen breder dan bij eenman, om de geboorte van een kind mogelijk te maken. Het gevolg hiervan is dat de hals van het dijbeen, tussen gewricht encorpus femoris, bij vrouwen een scherpere hoek maakt ten opzichte van de knie.
Het bovenste gedeelte van het menselijk bekken wordt het grote bekken,pelvis major, genoemd, het onderste gedeelte het kleine bekken,pelvis minor. De bovenrand van het bekkenbot wordt de bekkenkam,crista iliaca, genoemd. Binnen het grote bekken bevindt zich een gedeelte van dedarmen. In het kleine bekken bevinden zich deblaas en deendeldarm. Bij vrouwen bevinden zich er bovendien devagina, debaarmoeder, de eileiders en deeierstokken, bij mannen deprostaat.