De beflijster lijkt qua grootte en postuur sterk op de merel. Het mannetje heeft een zwart verenkleed. Op de borst hebben de veren lichte randen, daardoor lijkt het of de borst 'geschubd' is (zie plaatje). Het meest opvallend is een brede witte streep op de borst, de 'bef'. De ondersnavel van het mannetje is oranje. Het vrouwtje is bruin gekleurd en op de borst neigt de kleur naar lichtgrijs. De beflijster is even groot als de merel, 24 tot 26 cm. Onvolwassen vogels hebben geen witte bef, maar alleen lichte spikkels. De alarmroep van de beflijster is een scheldend 'ok-ok-ok', dat lijkt op dat van de merel, maar het klinkt scherper en lager.
De beflijster komt voor in bergachtige gebieden inScandinavië,Verenigd Koninkrijk,Centraal-Europa en deKaukasus (gebergte) en broedt daar in lichte naaldbossen, sparren en moerasbossen. In West-Noorwegen broedt de vogel ook in struikgewas bijna op zeeniveau (bijvoorbeeld op het eiland Runde.[2]).
T. t. amicorum (Kaukasische beflijster): van Centraal-Turkije totTurkmenistan en noordelijkIran.
De beflijster is een trekvogel die overwintert in hetMiddellandse Zeegebied. In Nederland en België is de beflijster een doortrekker die vooral op de voorjaarstrek in april wordt gezien in open terrein en ook op de najaarstrek in oktober, maar dan opvallend minder. De trekroute naar het noorden ligt waarschijnlijk westelijker dan de trekroute naar het zuiden.[3]
Verspreidingsgebied van de beflijster met ondersoorten
Het nest van de beflijster is een typisch lijsternest, dat door het vrouwtje relatief laag in naaldbomen of moerasbos wordt gebouwd met takjes, stengels, gras, wortels en mos. De vier à vijf blauw-groen en bruin-gespikkelde eieren worden in twee weken uitgebroed. Het broedseizoen loopt van april tot augustus. Na 12 tot 14 dagen zijn de jongen volwassen.