Debabiroesa's ofhertzwijnen (Babyrousa) vormen eengeslacht vanvarkensachtigehoefdieren. De naam "babiroesa" is een samenstelling van deIndonesische woorden "babi" (varken) en "rusa" (hert).
Het opvallendste kenmerk van de babiroesa's zijn de bovenste en onderstehoektanden van de mannetjes, die omhoog en naar achteren, naar het gezicht, groeien. De bovenste hoektanden groeien door de huid naar buiten. De functie ervan is onbekend. De tanden zijn te broos om bij gevechten te worden gebruikt en breken gemakkelijk af.
Gezegd wordt dat de bovenste tanden, als ze niet gebroken zijn, door de schedel naar binnen kunnen groeien, waardoor het dier zichzelf doodt.[bron?] Dat gebeurt wel nadat er nageslacht is verwekt.
Babiroesa's leven in regenwouden, nabij rivieren en meren. Ze kunnen goed zwemmen. Ze zijnomnivoren, maar bladeren en vruchten vormen het grootste gedeelte van het dieet. Ze zijn waarschijnlijk sociale dagdieren. Soms vormen ze gemengde groepen metCelebeswrattenzwijnen (Sus celebensis).
Anders dan andere varkens krijgt de babiroesa in de regel slechts één big per worp, zelden twee of drie. Deze biggen hebben geen gestreepte vacht.
Jonge babiroesa's kunnen ten prooi vallen aanpythons encivetkatten, maar over het algemeen hebben de dieren geen natuurlijke vijanden. Dit verklaart misschien de kleine worpen.
Deze soort komt enkel voor opSulawesi en de naburige eilanden(groepen)Togian,Sula enBuru.
Er zijn vijf soorten, waarvan één fossiele soort uit hetPleistoceen:
Deze soorten worden vaak beschouwd als ondersoorten van één soort, de babiroesa (Babyrousa babyrussa), maar zie Meijaard & Groves (externe link hieronder).