BSA A7-serie | ||
---|---|---|
![]() | ||
BSA A7 uit 1948 | ||
Algemeen | ||
Merk | BSA | |
Categorie | Toer enSport | |
Productiejaren | 1947-1962 | |
Voorganger | Geen | |
Opvolger | BSA A50-serie | |
Motor | ||
Motortype | Stoterstangenkopklepmotor | |
Bouwwijze | Dwarsgeplaatsteparalleltwin | |
Koeling | Lucht | |
Brandstofsysteem | Amal-carburateur | |
Ontstekingssysteem | Magneet | |
Smeersysteem | Dry-sump | |
Aandrijving | ||
Primaire aandrijving | Duplexketting | |
Koppeling | Meervoudige droge plaat | |
Versnellingen | 4 | |
Secundaire aandrijving | Ketting | |
Rijwielgedeelte | ||
Frame | Dubbel wiegframe | |
Voorvork | Telescoopvork | |
Remmen | Trommelremmen |
DeBSA A7-serie is een serie 500cc-motorfietsen die het Britse merkBSA uitBirmingham produceerde van 1947 tot 1962.
In 1936 hadBSA hoofdconstructeurVal Page vanTriumph over laten komen. BSA produceerde vrijwel uitsluitend eencilinders en daarnaast de 1.000cc-BSA G14V-twin-zijklepper die alszijspantrekker te boek stond. Page werkte hard: voor het modeljaar 1937 had hij vrijwel alle modellen verbeterd en bovendien de type-aanduidingen aangepast. Alle 250- en 350cc-modellen kregen de aanduiding "B" (BSA B-serie 250 cc enBSA B-serie 350 cc) en alle 500- en 600cc-modellen de aanduiding "M" (BSA M-serie 500 cc enBSA M-serie 600 cc). NadatWal Handley met zijnBSA M23 Empire Star racer op hetcircuit van Brooklands een rondegemiddelde van meer dan 100mijl per uur reed en daarmee deBMCRC Gold Star verdiende, bracht men in 1938 deBSA M24 Gold Star op de markt. Dezereplica van Handley's racer leverde in standaarduitvoering 28 pk maar was erg duur: 82pond en 10shilling. Page moet gedacht hebben met dit topmodel van BSA een nieuwe standaard gezet te hebben, maar toen de machine eind 1937 gepresenteerd werd stond op dezelfde show ook de door zijn oude werkgeverEdward Turner ontwikkeldeTriumph Speed Twin. Die leverde 27 pk, maar kostte slechts 74 pond. Bovendien werd deTriumph als gewonesportmotor uitgebracht. Dat maakte de klap nog harder: het 500cc-sportmodel van BSA was deM22 Sports met een 22pk-sterkekopklepmotor. Page begon samen metHerbert Parker enDavid Munro onmiddellijk aan de ontwikkeling van een 500cc-paralleltwin. Die machine was in 1939 al klaar, maar Page vertrok naar zijn oude werkgeverAriel en het BSA-ontwerpteam was druk met de ontwikkeling van militaire motorfietsen, waaronder deBSA W-M20, waarvan tijdens deTweede Wereldoorlog 125.000 exemplaren aan het Britse leger werden geleverd.
Tijdens deTweede Wereldoorlog draaide BSA volop oorlogsproductie en er werd zeven dagen per week gewerkt. Men produceerdemachinegeweren,snelvuurkanonnen, luchtdoelraketten,affuiten,antitankgeweren en gewonegeweren. Daarnaast ook de 125.000BSA W-M20 motorfietsen die als militaire modellen waren gekozen. Men moest ook nog de verloren motorfietsen door deevacuatie uit Duinkerke vervangen, maar ook de juist opgerichte Local Defence Volunteers (later bekend als deHome Guard) van motorfietsen en wapens voorzien. De fabriek werd tijdens hetbombardement op Coventry (14 november 1940) gebombardeerd waarbij 53 doden en 89 gewonden vielen. Uiteraard viel de productie van luxe modellen ensportmotoren stil, maar omdat BSA meerdere fabrieken had kon de productie van militaire motorfietsen snel weer worden opgestart. In 1945 werden de 250cc-modellenC10 enC11 en de 350cc-BSA B31 al geleverd en in 1946 volgden de 500- en 600cc-zijkleppersM20 enBSA M21.
BSA A7 met starachterframe uit 1948 |
BSA A7S Star Twin metplunjervering uit 1949 |
BSA A7 metswingarm-achtervering uit 1958 |
Het ontwerp van deBSA A7 had tijdens de oorlog niet zomaar op de plank gelegen. Herbert Parker werkte eraan verder en er werd een aantalprototypen gebouwd. In september 1946 werd de eerste machine naarParijs gevlogen om daar gepresenteerd te worden met de slogan: "It's time YOU had a BSA!". In 1947 kwam ze op de markt.
De BSA A7 had een zwartframe, zwarte spatborden, kettingscherm en olietank en gereedschapskastje. De tank was deels verchroomd met een zwarte bovenkant en zwarte stukken op de flanken.Chroom werd nog niet veel gebruikt omdat het zo kort na de oorlog schaars was. Op het stuur zaten eentoerenteller en eensnelheidsmeter en deampèremeter zat op de koplamp. De olietank zat rechts onder het zadel, het kastje metboordgereedschap op de gebruikelijke plaats, rechts tussen de buizen van hetachterframe.
De motor was eendwarsgeplaatsteLuchtgekoelde staandeparalleltwin met eengietijzerencilinder encilinderkop en eenaluminiumtuimelaarhuis. Val Page had bepaald geen kopie van de Triumph gemaakt. Die Triumph had tweenokkenassen, een voor en een achter het cilinderblok. De uitlaatstoterstangen liepen in een buis voor het cilinderblok, wat de luchtkoeling belemmerde. Page monteerde een enkele nokkenas achter het cilinderblok met de stoterstangen in een tunnel die in de blok was meegegoten, waardoor de voorkant van de motor volledig gekoeld werd. Deboring bedroeg 62 mm, deslag 82 mm en decilinderinhoud 495,1 cc. Daarmee was het een lange slag-motor. De machine had een enkeleAmal 276-carburateur en een luchtfilterhuis dat onder het zadel tussen de olietank en deaccu zat. Het distributiecarter zat rechts en dreef via een ketting dedynamo voor- en via eentandwieltrein de ontstekingsmagneet achter het cilinderblok aan. De 360°-krukas was uit drie delen samengeperst en dedrijfstangen waren van staal. De cilinderkop werd door BSA "Monobloc" genoemd. Het was een gezamenlijke kop voor beide cilinders met veel ruimte onder het tuimelaarhuis voor de koellucht. Het was eensemi-unit-motor, waar deversnellingsbak aan vastgebout zat. Decompressieverhouding van 6,6:1 was laag, maar dat was nodig omdat de Britse "pool"-benzine eenoctaangetal van 72 RON had. Dat betekende ook een relatief laagvermogen van 26 pk.
Links op dekrukas zat eentransmissiedemper en het voorste tandwiel van deprimaire aandrijving. Die gebeurde met eenduplexketting met een automatische kettingspanner[1] die de meervoudige droge plaatkoppeling en de vierversnellingsbak aandreef. De versnellingsbak was compacter en lichter dan bij de andere modellen en schakelde ook beter. Op de versnellingsbak zat de inklapbarekickstarter. Desecundaire aandrijving verliep via een enkeleketting onder een zwartgelakt kettingschermpje.
De A7 had eendubbel wiegframe met de nieuwe, door Herbert Parker ontwikkeldetelescoopvork, maar zonder achtervering. Voor en achter zatentrommelremmen. HoewelBert Hopwood al in 1949 de A7S Star Twin metplunjervering[2]. uitbracht, behield de standaard A7 tot en met 1950 een star achterframe en een goed geveerdzweefzadel.
Bert Hopwood kwam in 1948 als hoofdconctructeur vanNorton naar BSA. Hopwood was een oud-leerling vanValentine Page en vanEdward Turner. Met hen beiden had hij aan deAriel Square Four gewerkt en samen met Turner ook nog aan deTriumph Speed Twin. Na een ruzie met Turner had hij in 1947 een jaar bij Norton gewerkt en nu kwam hij met al die kennis en ervaring naar BSA. Hij begon meteen te werken aan de nieuwe 650cc-BSA A10. Die machine kreeg een nieuwe, nog beter gekoelde cilinderkop, nieuwe carterdeksels,aluminiumdrijfstangen, een nieuwekrukas en een nieuwe tuimelaarhuis. De klant kon kiezen voorplunjervering, maar de eerste machines werden ook met star achterframe verkocht.
De vernieuwingen die Hopwood op de BSA A10 had aangebracht, paste hij in 1949 ook toe op deBSA A7S Star Twin. Deze machine kreeg dus ookplunjervering en in eerste instantie tweeAmal-carburateurs. In deze uitvoering werd de Star Twin alleen in 1949 en 1950 (naast de standaard A7) gebouwd.
In 1951 kregen beide modellen een nieuwe motor met eenboring van 66 mm en eenslag van 72,6 mm en weer een enkelecarburateur Ook kreeg de A7 nu de plunjervering die de Star Twin al in 1949 had gekregen. Beide machines waren nu vrijwel gelijk: de A7 over het algemeen echter met eenzweefzadel en de Star Twin met een sportieverduozadel en hogere compressiezuigers. In 1952 en 1953 werden de machines vrijwel zonderchroom geleverd, dat nu door het uitbreken van deKoreaanse Oorlog opnieuw schaars was. In 1954 was dat probleem opgelost. De BSA A7S Star Twin ging in 1954 uit productie.
DeBSA A7 bleef in productie tot in 1962, maar de A7S Star Twin werd in 1954 opgevolgd door deBSA A7SS Shooting Star. Beide modellen kregen eenswingarm-achtervering met tweeGirling veer/demperelementen. De versnellingsbak werd weer op de ouderwetste manier losgekoppeld van de motor. In de loop van de jaren kregen ze ook eenaluminiumcilinderkop. Omdat er sinds 1953 benzine met een octaangetal van 80 RON leverbaar was, kon decompressieverhouding bij de Shooting Star worden verhoogd naar 7,2:1. Uiterlijk waren er geen grote verschillen, maar met zijn hogere compressie en sportieverenokkenas was de Shooting Star hetsportmodel en de standaard A7 hettoermodel. In 1961 was het mogelijk de machines te bestelling met eenwisselstroomdynamo.
BSA was na deSenior TT van 1921, waar het hele fabrieksteam met technische problemen uitviel, nooit meer geïnteresseerd in racesuccessen. Wel werdenBSA Gold Star-eencilinders ingezet in trials (in de huidige tijdenduro) en die Gold Stars waren ook sterk in deClubmans Junior TT en deClubmans Senior TT die uitsluitend voor amateurs met standaardmotoren open stonden. In de professionelerewegrace was een Gold Star geen enkele partij voor eenNorton International, eenNorton Manx of eenMatchless G50. Na deTweede Wereldoorlog had de Britse economie behoefte aan buitenlandse valuta. Daar kwam bij dat in deVerenigde Staten grote belangstelling was voor de sportieve Britseparalleltwins, zoals deTriumph Tiger 100 en de BSA A7.
DeOostkust en deWestkust hadden hun eigen BSA-importeurs. Hap Alzina was de BSA-distributeur voor de Westkust. Hij regelde beginjaren vijftig vier BSA A7S Star Twins en tweeZB34GS Gold Stars, allemaal met starre achterframes, om in Amerika te racen.Al Gunter,Dick Klamfoth,Bobby Hill enKenny Eggers reden de A7's,Gene Thiessen enTommy McDermott de Gold Stars. Eggers werd in 1952 tiende in deDaytona 200 en in 1953 won hij dePortland Pacific Coast Champions Race. In 1954 kwamen de nieuwe Shooting Stars met racenokkenassen en hogerecompressieverhouding.Bobby Hill won daar de Daytona 200 mee, voor Dick Klamfoth, Tommy McDermott (Gold Star), Al Gunter en Kenny Eggers. Het succes voor BSA was daarmee compleet.
DeMaudes Trophy was in 1923 ingesteld door George Pettyt, de eigenaar van Maudes Motor Mart inLonden. De prijs was bedoeld voor motorfietsen die goed presteerden inbetrouwbaarheidsritten of anderszins iets bijzonders presteerden. Maudes koos de motorfietsen en leverde de Trophy aan deAuto-Cycle Union, die op haar beurt voor onpartijdige scheidsrechters zorgde. De eerste Trophy ging in 1923 naarNorton, dat met een 500cc-machine een gemiddelde van 103 km/uur in een 12-uursrace scoorde. In 1952 werden drie willekeurige BSA A7S Twin Stars naarOostenrijk gereden om deel te nemen aan deInternational Six Days Trial. Alle drie wonnen een gouden medaille, waarna ze viaDuitsland enDenemarken naarOslo werden gereden. Daar reden ze een gemiddelde snelheid van meer dan 130 km/uur op de kwart mijl. Daarna reden ze naarEngeland. In totaal waren 4.958 mijl (7979 km) zonder problemen afgelegd.
1962 was het laatste jaar voor de BSA A7 en de 650cc-A10. Ze werden opgevolgd door deA50 en deA65, met een andere boring/slagverhouding maar vooral met eenunit construction-blok waarbij motor en versnellingsbak gecombineerd waren.
De BSA A7 stond model voor de JapanseMeguro K1, die later bekend zou worden als deKawasaki W1. In 1999 bracht Kawasaki de W650Retro bike uit, als herinnering aan de W1. Deze is later opgevolgd door deKawasaki W800.
BSA | A7 | A7S Star Twin | A7SS Shooting Star | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Periode | 1947-1950 | 1951-1954 | 1954-1962 | 1949-1950 | 1951-1954 | 1954-1962 | ||
Categorie | Toer | Sport | Sport | |||||
Motortype | Stoterstangenkopklepmotor | Stoterstangen kopklepmotor | Stoterstangen kopklepmotor | |||||
Bouwwijze | Dwarsgeplaatste staandeparalleltwin | Dwarsgeplaatste staande paralleltwin | Dwarsgeplaatste staande paralleltwin | |||||
Koeling | Lucht | Lucht | Lucht | |||||
Boring | 62,0 mm | 66,0 mm | 62,0 mm | 66,0 mm | 66,0 mm | |||
Slag | 82,0 mm | 72,6 mm | 82,0 mm | 72,6 mm | 72,6 mm | |||
Cilinderinhoud | 495,1 cc | 496,8 cc | 495,1 cc | 496,8 cc | 496,8 cc | |||
Carburateur(s) | 1 xAmal 276 | 1 x Amal 276, vanaf 1955: 1 x Amal 376 Monobloc | 2 x Amal | 1 x Amal 276 | 1 x Amal 276, vanaf 1955: 1 x Amal 376 Monobloc | |||
Smeersysteem | Dry-sump | Dry-sump | Dry-sump | |||||
Compressieverhouding | 6,6:1 | 6,6:1 | 7,2:1 | |||||
Max.Vermogen | 26 pk bij 6.000 tpm | 26 pk bij 6.000 tpm | 30 pk bij 5.800 tpm | |||||
Topsnelheid | 137 km/uur | 137 km/uur | 140 km/uur | |||||
Primaire aandrijving | Duplexketting | Duplexketting | Duplexketting | |||||
Koppeling | Meervoudige droge plaat | Meervoudige droge plaat | Meervoudige droge plaat | |||||
Versnellingen | 4 | 4 | 4 | |||||
Secundaire aandrijving | Ketting | Ketting | Ketting | |||||
Rijwielgedeelte | Dubbel wiegframe | Dubbel wiegframe | Dubbel wiegframe | |||||
Voorvork | Telescoopvork | Telescoopvork | Telescoopvork | |||||
Achtervork | Star | Plunjervering | Swingarm | Plunjervering | Swingarm | |||
Remmen | Trommelremmen | Trommelremmen | Trommelremmen | |||||
Tankinhoud | 16 liter | 16 liter | 16 liter | |||||
Droog gewicht | 166 kg | 166 kg | 166 kg |