Atrociraptor Status:Uitgestorven, als fossiel bekend | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Atrociraptor marshalli | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||
Atrociraptor Currie & Varricchio, 2004 | |||||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||||
Atrociraptor marshalli | |||||||||||||||
Afbeeldingen op![]() | |||||||||||||||
|
Atrociraptor is eengeslacht van vleesetendetheropodedinosauriërs, behorend tot de groep van deEumaniraptora, dat tijdens het lateKrijt leefde in het gebied van het huidigeNoord-Amerika. De enige benoemde soort isAtrociraptor marshalli.
In 1995 vond amateurpaleontoloog Wayne Marshall uitEast Coulee vijf kilometer ten westen van hetRoyal Tyrell Museum of Paleontology teDrumheller inAlberta een fossiele schedel.
In 2004 werd de soort benoemd en beschreven doorPhilip John Currie enDavid Varricchio. De geslachtsnaam is een combinatie van hetLatijnseatrox, "woest", enraptor, "rover". De soortaanduiding eert Marshall.
Hetholotype,RTMP 95.166.1, is gevonden in lagen van deHorseshoe Canyon Formation die dateren uit het ondersteMaastrichtien, ongeveer 69 miljoen jaar oud. Het bestaat uit de bovenkaken (beide praemaxillae, de rechtermaxilla), een rechteronderkaak, een gedeeltelijke linkeronderkaak plus talrijke kleine skeletfragmenten. Minstens vijftien losse tanden uit de lagen zijn aan de soort toegewezen, waaronder RTMP 97.39.4 gemeld in 2000 en RTMP 1005-1009, 1033 en 1034 gemeld in 1997; deze tanden werden oorspronkelijk aanSaurornitholestes toegeschreven maar die soort is verder niet uit de formatie bekend.
Atrociraptor is een middelgrote dromaeosauride. De totale lengte van de schedel is geschat op eenentwintig centimeter waaruit een lichaamslengte van 1,7 meter geëxtrapoleerd is.Gregory S. Paul schatte in 2010 de lengte op twee meter, het gewicht op vijftien kilogram. Vermoedelijk isAtrociraptor een tweevoetige warmbloedige bevederde roofsauriër.
De beschrijvers wisten enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen. De snuit is veel korter en hoger dan bij andere dromaeosauriden. De opgaande takken van de praemaxilla richting de neusbeenderen en de onderkant van het neusgat steken meer dan 45° omhoog. Defenestra maxillaris, een schedelopening, is vergroot en bevindt zich direct boven defenestra promaxillaris, een normaliter meer naar voren liggende opening.
In 2012 steldeAlan Turner dat er geen echte unieke afgeleide eigenschappen,autapomorfieën, aanwezig waren. Wel was er een unieke combinatie van op zich niet unieke kenmerken vaststelbaar. Het bovenkaaksbeen is kort en hoog. De opgaande takken van de praemaxilla steken sterk omhoog, net als bijDeinonychus. Defenestra maxillaris ligt dicht bij de voorrand van defossa antorbitalis, net als bijAchillobator,Tsaagan enDromaeosaurus, en boven defenestra promaxillaris. De maxillaire tanden staan sterk schuin naar achter, net als bijBambiraptor enDeinonychus.
De snuit vanAtrociraptor is erg hoog. De praemaxilla is zo kort dat de tak naar demaxilla hoger is dan de van voor naar achteren gemeten lengte en zo gezegd kan worden parallel te lopen met de voorste tak. De tanden zijn groot en gelijkvormig en hebben relatief grote kartelingen op de snijranden; de elf in de maxilla zijn sterk naar achteren gericht. De vermoedelijke grootte van defenestra maxillaris is zeer uitzonderlijk en verder niet van de dromaeosauriden bekend. Als de rest van de schedel een overeenkomende lengte heeft, moet defenestra antorbitalis ook erg kort en hoog zijn geweest.
Volgens Paul wijst de korte snuit in combinatie met grote tanden erop datAtrociraptor meer dan andere dromaeosauriden, die typisch hun sikkelklauw gebruikten voor de jacht, zijn prooi verwondde met zijn kaken.
Atrociraptor werd door de beschrijvers in deDromaeosauridae geplaatst, meer bepaaldelijk deVelociraptorinae. Het is ook wel gesuggereerd dat het om een lid van deDromaeosaurinae zou gaan. In 2009 publiceerde Currie eenkladistische analyse waarinAtrociraptor een lid van deSaurornitholestinae bleek.
Literatuur