| Arabisch-Palestijnse opstand | ||||
|---|---|---|---|---|
Britse soldaten met Palestijnse gevangenen | ||||
| Datum | April 1936 - augustus 1939 | |||
| Locatie | Palestina | |||
| Resultaat | Palestijnse opstand neergeslagen door de Britten. | |||
| Strijdende partijen | ||||
| ||||
| Leiders en commandanten | ||||
| ||||
| Troepensterkte | ||||
| ||||
| Verliezen | ||||
| ||||
DeArabisch-Palestijnse Opstand was een opstand in de jaren 1936-1939 vanPalestijnse Arabieren die gericht was tegen hetVerenigd Koninkrijk enerzijds en tegen deJoodse immigratie anderzijds. Een instroom van Joodse immigranten eind 1918 zorgde ervoor dat het percentage Joden inPalestina ongeveer 10% van de bevolking was. Tegen 1936, rond de tijd van de Arabisch-Palestijnse opstand, bestond de Palestijnse bevolking uit 30% Joden.[1] Met inmenging van de Britten, kwamen de nationale rechten van de Palestijnse inwoners onder druk te staan.[1] De gebeurtenissen tijdens deze opstand legden de kiem voor deArabisch-Israëlische Oorlog van 1948.
De opstand begon op19 april1936 inJaffa toen volgelingen vanIzz ad-Din al-Qassam, die in 1935 bij een vuurgevecht met de Britten was omgekomen, een algemene staking organiseerden in Jaffa enNablus. Zij vielen daarbij joodse en Britse doelen aan[2]. De staking was gericht tegen het Verenigd Koninkrijk als bestuurder van hetmandaatgebied Palestina en tegen de in de jarendertig sterk toegenomen joodse immigratie.
Op25 april 1936 stelde hetArabisch Hoger Comité, dat werd voorgezeten doorAmin al-Hoesseini, de volgende eisen aan de Britten:
Een maand na het begin van de opstand riep het Hoger Comité op tot een algemene staking, demonstraties in heel het land, het niet-betalen van belastingen en een economischeboycot van de joden. InJeruzalem was de grootste demonstratie: 2000 deelnemers binnen de muren van deOude Stad. De demonstraties werd gewelddadig toen drie weken erna de Britse politie het vuur opende op demonstranten in Jaffa.[3]. Er werden bomaanslagen gepleegd op de oliepijpleiding vanKirkoek naarHaifa en op spoorlijnen en treinen. Ook werden joodse nederzettingen en burgers aangevallen.
De staking eindigde in oktober 1936. De Britten riepen deCommissie-Peel in het leven, die de oorzaken van de opstand moest onderzoeken en met aanbevelingen moest komen. In juli1937 kwamWilliam Robert Wellesley Peel met het voorstel om Palestina te verdelen: een klein joods gedeelte en een deel dat bijTransjordanië getrokken zou moeten worden. Een voorstel dat door de Britse regering werd afgewezen. In de herfst van 1937 laaide het geweld weer op na de moord op de Britse bestuurder vanNazareth, Andrews.
De Britten wisten na deze moordaanslag - onder leiding van generaal-majoorBernard Montgomery - de opstand met grof geweld de kop in te drukken. Zij breidden hun strijdkrachten uit tot 20.000 man. Maatregelen die de Britten troffen waren onder meer de instelling van eenavondklok, het vasthouden in administratieve hechtenis en het verwoesten van 5000 huizen. Bijna 150 Palestijnen werden ter dood veroordeeld en de belangrijkste Palestijnse leiders werden aangehouden of werden verbannen of vluchtten (zoals Al-Hoesseini). De gewelddadigheden hielden aan in 1938 en verliepen uiteindelijk in 1939.
Op 17 mei 1939 publiceerde hetVerenigd Koninkrijk hetMacDonaldWhite Paper met daarin de volgende punten:
Dit White Paper vormde de basis van het Britse beleid tot 1948.
Gedurende deze periode vond in Palestijnse kring ook een machtsstrijd plaats tussen de Hoesseini-familie en de Nashashibi-familie. Bij dit onderlinge geweld kwamen ook velen om het leven. In deze periode verlieten 20.000 - 30.000 Palestijnen Palestina, op de vlucht voor het geweld, waarmee een aanzienlijk deel van de Palestijnse elite verdween. Ook de relaties met de christelijke bevolking en met het Jordaanse koningshuis verslechterden. In de door de Hoesseini-clan gecontroleerde gebieden werden vrouwen (moslims én christenen) gedwongen zich te sluieren.
Als reactie op de aanvallen op dejisjoev, de joodse gemeenschap in Palestina, begon ook deze zich meer te bewapenen. De Britten werkten inofficieel samen met deHagana en vormden deJewish Settlement Police, deJewish Auxiliary Forces enSpeciale Nacht-Brigades (in het EngelsSpecial Night Squads geheten). Deze brigades, waar ook de latere Israëlische generaalMoshe Dayan deel van uitmaakte, deden onder leiding van een Britse officierOrde Wingate gevechtservaring op wat in 1948 bijdroeg aan de Israëlische overwinning. De Special Night Squads waren anti-guerrilla-eenheden die 's nachts Palestijns gebied binnentrokken en er langs de grenzen houtenprefab-forten bouwden (in het Hebreeuws "Homa ve Migdal" genaamd, "Toren en Palissade"). Daar trokkenzionistische militieleden in die de omliggende landbouwgrond beheersten. Lukte het om er aan landbouw te doen dan werd de vesting uitgebouwd totkibboets. 53 kibboetsen zijn zo ontstaan".[4]
Orde Wingate was een Brits officier, die in1936 in het Britse leger in Palestina werd aangesteld.Al gauw leerde hij het zionistische project kennen dat daar werd gerealiseerd. Er hevig door gecharmeerd besloot hij toen de joodse kolonisten aan te moedigen en te steunen.Met zijn niet geringe talenten, zijn enthousiasme, zijn strategisch en tactisch inzicht en zijn revolutionaire ideeën omtrent (guerrilla)oorlogvoering en vergeldingsmanieren, transformeerde hij de voornaamste paramilitaire organisatie van de Jisjoev: deHagana (vertaald: verdediging).[5] In feite maakte hij er een vlot werkend legerapparaat van. De Palestijnse opstand bood de gelegenheid om de Hagana in de praktijk te trainen.Hagana-eenheden werden gekoppeld aan Britse eenheden: zo leerden zij strafexpedities uit te voeren. Ook gaf les inbayonetgebruik.[6] Toen Wingate zich openlijk ging uitlaten over de noodzaak van een joodse staat riep de Britse regering hem terug.
De ondergrondse joodse paramilitaire organisatiesIrgun enLechi kozen voor een tactiek vanterreur en vergelding: zij pleegden aanslagen op een Palestijnse bus en op de markt vanHaifa, inJaffa enJeruzalem.
De Palestijnen legden contacten metDuitsland voor ondersteuning van hun opstand. De chef van de DuitseAbwehr,Wilhelm Canaris, ontving op 18 juni 1939 een brief van Al-Hoesseini waarin hij de Duitsers bedankte voor de financiële ondersteuning, zonder welke hij de opstand niet zo lang had kunnen volhouden.[7]
Aan het eind van de opstand in maart1939 waren meer dan 5000 Palestijnen, 400 joden en 200 Britten om het leven gekomen[2].
Na deze opstand raakte het land in toenemende mate gesplitst: de economische boycot van de joden had ertoe geleid dat de joodse en Palestijnse economie los van elkaar kwamen te staan. Ook hadden de joden nu eigen bestuurlijke organen en een eigen politie.