De godennaam kangetranscribeerd worden alsda-nuna,da-nuna-ke4-ne, ofda-nun-na. Er bestaan veel schrijfwijzen:Annunaki, Annunnaki, Anunaki, Anunaku, Anunnaku, Anuna, Anunnaka. De betekenis is "nakomelingen vanAnu", ofwel "die van koninklijken bloede".
Cilinderzegel uit Mesopotamië.Ea in de gedaante van een vis,Ahura Mazda als vliegende schijf, linksMardoeks draak en speer
Hoofd van deAnunnaki-raad was de GroteAnu, de god van het firmament. De andere leden werden als zijn nakomelingen beschouwd. DeAnunnaki vormden de Hoge Raad van de Goden als Anu's metgezellen. Ze hadden sleutelposities verspreid over de wereld en de onderwereld. Meest bekend onder hen warenMarduk (Enki's zoon),Asaru,Asarualim,Asarualimnunna,Asaruludu,En-Ki (Ea voor deAkkadiërs),Namru,Namtillaku enTutu. In de Akkadische religie werden deAnunna alsAnunnaki opgenomen. Hier vormden ze de onderaardse goden, die tegenover de Igigi, de hemelse goden, werden gesteld.
In onder andere deEnoema-Elisj verstoorden de Anunnaki met hun vitaliteit de rust van de oudere goden enTiamat, de oergodin van het (zoute) water, verzamelde haarIgigi onder leiding van haar zoonKingu om in opstand te komen. Maar Kingu werd verslagen door Marduk, de leider van de Anunnaki. Marduk nam deMe, de Tabletten van het Lot, van Kingu af.
Om plaatsvervangers voor de Igigi als arbeiders te vinden en Kingu voor zijn opstand te straffen, maakten de baarmoedergodinMami en handwerkersgod Ea (Enki) van veertien stukken klei, gemengd met het bloed én het verstand van Kingu, zeven mannen en zeven vrouwen. Die hebben nu iets goddelijks in zich én rebels, omdat ze ten dele afstammen van de opstandige Igigu Kingu.[1][2]