Anton Averkamp | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Volledige naam | Antonius Josephus Averkamp | |||
Geboren | 18 februari1861 | |||
Overleden | 1 juni1934 | |||
Land | ![]() | |||
Beroep(en) | musicus, muziekpedagoog | |||
(en)MusicBrainz-profiel | ||||
|
Antonius Josephus (Anton) Averkamp[1] (Cabauw,Willige Langerak,18 februari1861 –Bussum,1 juni1934) was een Nederlandszanger,muziekpedagoog,dirigent encomponist.
Hij werd geboren binnen het gezin van hoofdonderwijzer Johannes Theodorus Averkamp en Anna Catharina Maria Neuhuijs. Hij trouwde in 1895 met een koopmansdochter, dealt Maria Henrica Petronella Mol (Utrecht,25 juli1863 – aldaar,19 december1919). Zij zong na haar huwelijk nog in 1896 tijdens een concert metJulius Röntgen (piano) enJoseph Cramer (viool). Het huwelijk bleef kinderloos.
Averkamp was voorbestemd om handelaar te worden. Hij ging op kantoor werken, maar zag daar zijn toekomst niet. Hij probeerde zijnpianospel, dat in de kiem aanwezig was, te verbeteren. Hij zou een behoorlijke tijd van scholing krijgen. Allereerst zag componistDaniel de Lange zijn talenten en gaf hem vier jaar les. Daarna was het de beurt aanFriedrich Kiel inBerlijn (Universiteit voor de Kunsten) om hem demuziektheorie bij te brengen. Kiel werd ziek en Averkamp volgde zijn verdere opleiding inMünchen. Door bemiddeling vanJohan Messchaert kon hij daar in 1884 terecht aan de Akademie der Tonkunst. Docenten aldaar warenJoseph Rheinberger,Hans Hasselbeck enAdolph Schimon. Toen hij deze studie had afgerond keerde Averkamp terug naar Amsterdam. Hij ging zanglessen geven aan deToonkunstmuziekschool. Hij was daar de opvolger van Messchaert, maar nam ook extra lessen bij diebariton. Averkamp is weinig als zanger opgetreden, al vroeg richtte hij zich op muziekonderwijs en koordirectie. Hij raakte in conflict met zijn leermeester De Lange en richtte een eigen muziekschool op aan deWillemsparkweg. Daar leidde hij leerlingen op zoalsFrits van Duinen,Hugo Nolthenius enJacques Urlus. In 1919 trok Averkamp in bij deToonkunstmuziekschool inUtrecht. Hij was er de opvolger vanJohan Wagenaar en werd in 1933 zelf opgevolgd doorJan van Gilse. Zijn gezondheid liet hem toen in de steek.
In aanvulling op genoemde werkzaamheden nam Averkamp zitting in allerlei commissies op het gebied van muziek. Hij was tevens van 1897 bestuurslid en vanaf 1927 tot aan zijn dood voorzitter van de Vereeniging voor Noord-Nederlandsche Muziekgeschiedenis. Hij schreef verhandelingen over muziektheorie in "Van onzen Tijd", "Caecilia" en "Euphonia". Zijn interesse strekte zich daarbij vooral uit tot zang- en kerkmuziek vanaf de 15e eeuw. Er verschenen muziekrecensies van zijn hand inDe Amsterdammer en er verscheen een aantal boekwerken. De theorie van de “oude” zangkunst kon hij in praktijk brengen alsdirigent van een aantal koren. Met name in de jarennegentig van de19e eeuw was hij daarin actief. Zo was er het Klein-Koor a Cappella en een Utrechtsa capellakoor. Hij liet ze materiaal zingen vanGuillaume Dufay (15e eeuw) totAlphons Diepenbrock (vroeg 20e eeuw). Hij kon daarbij gebruik maken van bekende zangers als Johan Messchaert,Aaltje Noordewier-Reddingius en ook van zijn leerlingen. In 1919 hield het Utrechtse koor op te bestaan, hij moest zich op Amsterdam concentreren.
Hij overleed aan een hartkwaal in zijn woning in Bussum.
Hij vond in al die jaren en werkzaamheden tijd om enkele werken op papier te zetten:
Vier van zijn werken haalden uitvoeringen in hetConcertgebouw: