Allodelphis Status:Uitgestorven Fossiel voorkomen:Oligoceen -Mioceen | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||||
Allodelphis Wilson, 1935 | |||||||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||||||
Allodelphis pratti | |||||||||||||||||
Afbeeldingen op![]() | |||||||||||||||||
Allodelphis op![]() | |||||||||||||||||
|
Allodelphis is eengeslacht van uitgestorvendolfijnen dat in hetOligoceen enMioceen langs de kusten van hetAmerikaanse continent leefde. Dit dier is hettypegenus van deAllodelphinidae, eenfamilie vanrivierdolfijnen.
Het geslacht werd in 1935 benoemd door Leslie E. Wilson. De geslachtsnaam betekent 'afwijkende dolfijn'. Detypesoort isAllodelphis pratti. Desoortaanduiding eert de in 1935 overledenGeorge Dupont Pratt.
Allodelphis woodburnei werd in 2009 benoemd door Lawrence G. Barnes en Robert E. Reynolds. De soortaanduiding eert Michael O. Woodburne.
Fossielen vanAllodelphis zijn gevonden in deVerenigde Staten enPanama. Hetgeslacht omvat twee soorten[1]:
In de twaalf miljoen jaar oudeGatún-formatie in Panama is een gedeeltelijkskelet van eenAllodelphis sp. gevonden dat dus niet tot op soortniveau gedetermineerd kon worden.[2]
Allodelphis was drie tot vijf meter lang met een lange, smalle snuit.
Allodelphis heeft een zeer lang rostrum en een polydont, heterodontgebit, dus met meerdere tanden van verschillende vorm. Hij verschilt vanNinjadelphis enZarhinocetus door de volgende kenmerken. Er is een bredere bovenste opening van mesorostrale kanaal vóór de bovenste neusopeningen. Het achterste deel van het rostrum vóór de bovenste neusopeningen is niet verlaagd. De achterste uiteinden van depremaxillae zijn minder onregelmatig, niet sterk met uitsteeksels in de bovenkaaksbeenderen grijpend. De achterste uiteinden steken tot voorbij het niveau van de achterranden van de overeenkomstige neusbeenderen. De neusbeenderen zijn vooraan verheven in plaats van naar voren en beneden draaiend tot in het achterste deel van de achterste neusbeenderen. De neusbeenderen zijn vooraan breder in plaats van smal. De neusbeenderen zijn niet met elkaar vergroeid op de middenlijn of met onderliggende voorhoofdsbeenderen, maar met duidelijk door beennaden afstekende randen. De neusbeenderen en bovenste takken van de voorhoofdsbeenderen op de craniale vertex staan symmetrisch, met middenlijnnaden in het sagittale vlak in plaats van asymmetrisch naar links gebogen. De rechter- en linkerhelft van de nekkam zijn symmetrisch en ongeveer even breed en gebogen, en de nekkam loopt overdwars bijna recht in plaats van vooraan gebogen bij de craniale vertex. Debulla tympanica heeft een minder gezwollen buitenste beenlip. Er is een kleinere en meer naar achteren gerichteprocessus sigmoideus. Bij de atlas, de eerste halswervel, loopt de bovenste tak overdwars taps toe in plaats van verticaal verbreed te zijn.
Allodelphis kenmerkte zich door een relatief lange nek en robuuste ribben. Het was een bewoner van ondiepe wateren.
Er zijn momenteel twee soorten erkend,Allodelphis pratti enAllodelphis woodburnei. De laatste soort wordt gevonden in jongere (Vroeg-Mioceen,Aquitanien) afzettingen danAllodelphis pratti, die wordt gevonden in de Jewett Sandformatie uit het Laat-Oligoceen vanKern County,Californië.