Movatterモバイル変換


[0]ホーム

URL:


Naar inhoud springen
Wikipediade vrije encyclopedie
Zoeken

Algen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Algen
Fossiel voorkomen:
Mesoproterozoïcum[a]heden
Algen
Taxonomische indeling
Domein:Eukaryoten enProkaryoten
Informele groep
Algae
Linnaeus, 1753
Supergroepen enfyla
Onderverdelingenzonder rang[2]

Overige;
classificatie varieert
Afbeeldingen opWikimedia CommonsWikimedia Commons
Algen opWikispeciesWikispecies
Portaal Portaalicoon  Biologie

Algen ofwieren (oudewetenschappelijke naam:Algae) is een informele verzamelnaam voor een grote, zeer diverse groeporganismen, dieevolutionair gezien deels niet onderling verwant zijn.[3] De studie van algen wordt "algologie" of "fycologie" genoemd.

Overeenkomstige eigenschappen

[bewerken |brontekst bewerken]
Closterium is een eencellig groenwier en is een van de honderden soorten algen waaruitfytoplankton bestaat.

De verschillende algensoorten vertonen onderling een grotemorfologische verscheidenheid. Ze variëren in grootte van eencelligemicroalgen zoalsChlorella en dediatomeeën, tot reusachtige meercellige soorten als dereuzenkelp, eenzeewier dat tientallen meters lang kan worden. De grootste en meest complexe meercellige algensoorten vinden we niet alleen onder de zeewieren (in oceanen) maar ook inzoete wateren (decharofyten).

Algen kenmerken zich door hun meestal relatief eenvoudige bouw: ze hebben geenstructuren die de echte planten typeren (wortels,stengels enbladeren), maar meercellige algen hebben vaak wel een bouw die daar op lijkt. Hetthallus van bijvoorbeeld bruinwieren bestaat uit opbladen enwortels gelijkende structuren.

De meeste algen hebben gemeenschappelijk dat ze, net alslandplanten,fotoautotroof zijn: ze hebbenchloroplasten, fotosynthetische structuren diezuurstofgas produceren als bijproduct van defotosynthese. Dit doen ze door middel vanchlorofyl (bladgroen) dat zich in deze chloroplasten bevindt. Verschillende groepen algen hebben naast of in de plaats van chlorofyl ook andere pigmenten. Bij algen komen verschillende types chlorofyl voor die een iets andere chemische samenstelling hebben: chlorofyla, chlorofylb en chlorofylc.Een voorgestelde definitie stelt dat algen "het groenepigment chlorofyl bevatten voorfotosynthese, en geen steriele (niet aan de voortplanting deelnemende) laag cellen hebben die om hungameten is gelegen".[4] Deze definitie is niet sluitend, omdat deze dekranswieren uitsluit.

De meeste algen leven in waterige milieus, maar ze komen ook voor op steenachtigsubstraat, op boomschors of inmutualistische symbiose metschimmels: dekorstmossen. Vrijwel alle algen zijnfotoautotroof: ze betrekken hun energie uit zonlicht, maar sommige soorten vullen hun energiebehoefte aan door koolstof op te nemen uit organisch materiaal, deze soorten zijnmixotroof. Enkeleeencellige algen, veeleuglenofyten endinoflagellaten, hebben gedurende de evolutie het vermogen verloren zelf energie uit licht om te zetten en zijn vrijwel volledig afhankelijk geworden van de externe aanvoer van energie; deze soorten zijnheterotroof.

Over de vraag of de tot debacteriën gerekendeprokaryotischecyanobacteria (blauwalgen) wel[4] of niet[5][6] tot de algen moeten worden gerekend, lopen de meningen uiteen.

Levenscyclus, kernfasewisseling en generatiewisseling

[bewerken |brontekst bewerken]

Aangezien de groep algen zeer divers is, hebben algensoorten zeer uiteenlopendelevenscycli. Bij veel algensoorten is er sprake vangeneratiewisseling. Opeenvolgende generaties zijn morfologisch of gelijk of onderling verschillend en soms wisselendiploïde enhaploïdekernfase elkaar af.

Algen vertonen in hunlevenscyclus een breed scala aan reproductieve strategieën (verschillende wijzen van voortplanting), van eenvoudigeongeslachtelijke voortplanting door middel vanceldeling, tot complexe vormen vangeslachtelijke voortplanting metgametofytische en verschillendesporofytischegeneraties.[7] Degametangia (voortplantingsstructuren) van algen worden in de regel volledig omgezet in levendevoortplantingscellen. Dit in tegenstelling tot echte(land)planten, waarin men een onderscheid kan maken tussen een buitenlaag van beschermende, niet bij de voortplanting betrokken, steriele cellen en de daaronder gelegen fertiele (vruchtbare) cellen waaruit degameten worden gevormd. Alleen bijkranswieren hebben degametangia (gametenvormende organen) net als bij planten een buitenlaag met steriele cellen die de gameten omgeven.

Biologische levenscyclus bij algen, schimmels en planten[8]
Cytologische
kernfase
wisseling
Morfologische generatiewisseling
Monogenetische
cyclus


(met 1 generatie)
Digenetische cyclus (met 2 generaties)Trigenetische
cyclus


(met 3 generaties)
Isomorfe
digenetische
cyclus
Heteromorfe digenetische cyclus
met dominante
gametofyt:sporofyt:
Haplont
met
haplofasische
cyclus,
en
zygotische
meiose
Diplont
met
diplofasische
cyclus,
en
gametische
meiose
  • Cladophora glomerata
    (groenwieren)
Diplohaplont
met
diplohaplo-
fasische
cyclus,
en
intermediaire
of sporische
meiose
"mossen":

Endosymbiontentheorie

[bewerken |brontekst bewerken]

De algen vormen eenpolyfyletische groep, dat wil zeggen dat ze geen directe gemeenschappelijke voorouder hebben.[5] Toch worden ze doorgaans op basis van diverse kenmerken als één groep gezien.

Volgens deendosymbiontentheorie hebben algensoorten in de loop van de evolutie hunplastiden op verschillende manieren door middel vanendosymbiose verkregen.[9] Bij degroenwieren enroodwieren waren de chloroplasten oorspronkelijk afkomstig vancyanobacteriën, die opgenomen zijn in de alg-voorouder doorprimaire endosymbiose. Dit proces van endosymbiose tussen de cyanobacterie en de alg-voorouder zou miljarden jaren geleden hebben plaatsgevonden.

Bij dediatomeeën enbruinwieren daarentegen waren de chloroplasten oorspronkelijk afkomstig vanroodwieren, die zijn opgenomen doorsecundaire endosymbiose.[10]

De echte evolutionaire doorbraak van algen zou pas 650 miljoen geleden hebben plaatsgevonden, na het smelten van de ijskappen van desneeuwbalaarde. Uit studies van sporen van biomoleculen in Australië wordt vermoed dat vlak na het smelten van de ijskappen er een explosie is geweest in de hoeveelheid van algen in de oceanen. Dit zou het gevolg zijn van het vrijkomen van voedsel in de vorm van fosfaten door de gletsjererosie. De grote hoeveelheid organisch voedsel, ontstaan in de oceanen, bevorderde daarna de evolutie vandieren.[11]

Fylogenie van plastiden en endosymbiose (P.J. Keeling, 2010)
verklaring:
chloroplast:primaire endosymbiotische evolutie van cyanobacterie tot eenplastide
rhodoplast:evolutie van de plastide tot eenrhodoplast
dinoplast:evolutie van de plastide tot eendinoplast
apicoplast:evolutie van de plastide door reductie tot eenapicoplast
Verwerven van plastiden:
 I + blauwwier:
II + groenwier:
 II + roodwier:
primaire endosymbiose met blauwwier
secundaire endosymbiose met groenwier
secundaire endosymbiose met roodwier
  I:
 II:
III:
betrokken bijprimaire endosymbiose
betrokken bijsecundaire endosymbiose
betrokken bijtertiaire endosymbiose

verlies van plastide: plastiden zijn in de loop van de evolutie weer verloren gegaan

Vermoedelijk zijn de eerste hogere planten uitzoetwateralgen geëvolueerd.[12] Fossielen van algen uit hetVindhyagebergte zijn gedateerd op een ouderdom van 1,6 tot 1,7 miljard jaar.[13]

Indeling op grond van chlorofyl

[bewerken |brontekst bewerken]

De aard van de chloroplasten en het type chlorofyl bepalen mede de indeling van de algen. Er is een onderscheid tussen de verschillende chlorofylvormen in groenwieren (ondiepe wateren), bruinwieren (diepere wateren) en roodwieren (diepste wateren). Als vuistregel geldt dat hoe dieper algen in water leven, hoe roder hun thallus moet zijn om nog resterend licht te vangen. Groene fotosynthesepigmenten omvatten de chlorofyllen en rode pigmenten defycobilisomen.

Er zijn enkele stammen algen die chloroplasten hebben met chlorofyl a en b. Bij deze groepen zijn de chloroplasten omgeven door twee membranen. Deze horen tot deArchaeplastida (samen met deEmbryophyta):

  • Archaeplastida
  • Twee andere stammen algen hebben chloroplasten die chlorofyl b bevatten. De chloroplasten zijn respectievelijk omgeven door drie of vier membranen. Deze behoren tot desupergroepenExcavata enRhizaria:

    De andere algen hebben allemaal chloroplasten die chlorofyl a en c bevatten. De chloroplasten van deze groepen hebben vier membranen, afgezien van die van de dinoflagellaten die drie membranen hebben. Deze algen behoren tot deChromalveolata en omvatten de volgende groepen:

    Van dePicobiliphyta is hun bestaan en plaats in de taxonomie van eukaryoten nog onzeker.[14] Verder zijn er algen en afstammelingen daarvan die hun energie niet via fotosynthese verkrijgen en geen chloroplasten hebben.

    Classificatie

    [bewerken |brontekst bewerken]

    Alle organismen die 'algen' genoemd worden hebben eenbotanische naam, dus een formele naam volgens deInternational Code of Nomenclature for algae, fungi, and plants.

    Organismen, ook de algen, worden ingedeeld op grond van hun afstamming: defylogenetische indeling. Andere indelingen, zoals op grond van fysiologische eigenschappen, zijn ook mogelijk.

    In onderstaande gedeeltelijkefylogenetische stamboom staan de verschillende algengroepen aangegeven om hun onderlinge verwantschappen toe te lichten. Groepen, waartoe geen algen worden gerekend zijn in dit schema weggelaten.

    Gedeeltelijke fylogenetische stamboom
  • Algen en symbiose

    [bewerken |brontekst bewerken]

    Sommige soorten algen vormenmutualistisch symbiotische relaties met andere organismen. In deze symbiose geven de algen organische stoffen die geproduceerd worden in fotosynthese aan eengastheer in ruil voor bescherming. De gastheer verbruikt deze stoffen als zijn partiële of hoofdbron van energie. Enkele voorbeelden zijn:

    • Korstmos - eenschimmel is degastheer, meestal met een groenalg of een cyanobacterie (zelden beide) als symbiont. De alg die in de korstmos gevonden wordt kan in veel gevallen onafhankelijk van de schimmel leven. Het omgekeerde is onder de natuurlijke omstandigheden zelden het geval.
    • Koraal - algen zoals dezoöxanthellen zijn symbionten van het koraal.
    • Sponsdieren - groenalgen leven dicht bij sommige sponsdieren. De alg wordt hierdoor beschermd en het sponsdiertje krijgt zuurstof en suikers toegevoerd, wat voor sommige sponsdiertjes 50 tot 80% van de groei kan bepalen.

    Milieu

    [bewerken |brontekst bewerken]

    Geschat wordt dat algen, middelsfotosynthese, ruim 50 procent van de (voor het aardseleven onmisbare)zuurstof in deaardatmosfeer produceren.[bron?] Daarbij wordtkoolstofdioxide biochemisch gebonden inorganische verbindingen, die het celmateriaal van de algenvormen. Algensoorten staan aan de basis van verschillendevoedselketens, zowel inzout, als inzoet water.

    Bij een hoge concentratie vannutriënten in het water (eutrofiëring), kunnen met nameblauwalgen zichexponentieel vermenigvuldigen, zogenoemde 'algenbloei'. Doordat deconsumenten die zich met de blauwalgen voeden de grote hoeveelheid algen niet kunnen wegwerken, raakt hetnatuurlijk evenwicht verstoord. Ondergedokenwaterplanten sterven door een gebrek aan licht, waardoor de hoeveelheiddood organisch materiaal (detritus) in het water sterk toeneemt. Dereducenten, diezuurstof verbruiken bij hetverwerken daarvan, nemen toe in dichtheid, wat leidt tot zuurstoftekort ofhypoxie. Dit zuurstofgebrek maakt het leven voor andereaerobe organismen onmogelijk. Het kan jaren duren voordat het aangetasteecosysteem is hersteld.

    Gebruik door de mens

    [bewerken |brontekst bewerken]

    Vooral in het Verre Oosten dienen algen, met namezeewieren, als voedselbron en worden met dat oogmerk ook gekweekt. In Europa is zeewier onder meer los alsnori (een roodwier) verkrijgbaar en insushi verwerkt.

    Sommige algen worden als medicijn gebruikt.

    Het gebruik van algen voor energieopwekking, zogenaamdealgendiesel, staat nog in de kinderschoenen.

    Zie ook

    [bewerken |brontekst bewerken]

    Voetnoten

    1. De eerste algen verschenen naar alle waarschijnlijkheid 1600 miljoen jaar geleden gedurende de evolutionaire ontwikkeling vangeslachtelijke voortplanting enmeercellig leven.[1]

    Referenties

    1. (en)Nicholas J. Butterfield (2000). Bangiomorpha pubescens n. gen., n. sp.: implications for the evolution of sex, multicellularity, and the Mesoproterozoic/Neoproterozoic radiation of eukaryotes.Paleobotany 26 (3): 386–404.ISSN:0094-8373.Gepubliceerd artikel
    2. (en)Adl SM, Simpson AG, Lane CE, Lukeš J, Bass D,et al. (2012). The revised classification of eukaryotes.The Journal of Eukaryotic Microbiology 59 (5): 429–93.ISSN:1066-5234.PMID23020233.DOI:10.1111/j.1550-7408.2012.00644.x.Vrije toegang.Gearchiveerd op 13 december 2021.
    3. (en)Raven, P. Evert, R (2013). Biology of Plants, 8th edition. W.H. Freeman Publishers, "Protists: algae and heterotrophic protists", pp. 243-245. ISBN 9781464113512.
    4. ab(en)Lee, R. E. (2008). Phycology. Cambridge University Press. Gearchiveerd op8 maart 2021.
    5. ab(en)Murray W, Nabors (2004). Introduction to Botany. Pearson Education, Inc, San Francisco, CA. ISBN 978-0-8053-4416-5.
    6. (en)Allaby M. (1992). The Concise Dictionary of Botany. Oxford University Press, Oxford, "Algae".
    7. (en) Smithsonian National Museum of Natural History; Department of Botany.Algae Research. Gearchiveerd op2 juli 2010. Geraadpleegd op25 augustus 2010.
    8. (es)Díaz González, T.E., C. Fernandez-Carvajal Alvarez & J.A. Fernández Prieto7. Diversidad de los ciclos biológicos en los vegetales
    9. (en)Keeling, P.J. (2004). Diversity and evolutionary history of plastids and their hosts.American Journal of Botany 91 (10): 1481–1493.PMID21652304.DOI:10.3732/ajb.91.10.1481.Vrije toegang.Gearchiveerd op 15 augustus 2019.
    10. J.D. Palmer, D.E. Soltis, M.W. Chase (2004). The plant tree of life: an overview and some points of view.American Journal of Botany 91 (10): 1437–1445.PMID21652302.DOI:10.3732/ajb.91.10.1437.Vrije toegang.Gearchiveerd op 15 augustus 2019.
    11. The algae that terraformed Earth, BBC News, 17 augustus 2017.Gearchiveerd op 11 oktober 2021.
    12. (en)Stewart, W.N. & Rothwell, G.W. (1993). Paleobotany and the evolution of plants, 2. Cambridge University Press. ISBN 978-0-521-23315-6.
    13. (en)Bengtson S, Belivanova V, Rasmussen B Whitehouse M. (2009). The controversial "Cambrian" fossils of the Vindhyan are real but more than a billion years older.Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America 106 (19): 7729–7734.PMID19416859.DOI:10.1073/pnas.0812460106.
    14. (en)Moreira D, López-García P. (2014). The rise and fall of Picobiliphytes: how assumed autotrophs turned out to be heterotrophs..Bioessays 36 (5): 468-74.PMID24615955.DOI:10.1002/bies.201300176.

    Literatuur

    Externe link

    ·Overleg sjabloon (de pagina bestaat niet) ·Sjabloon bewerken
    Algen of wieren

    bruinwieren (Phaeophyta) ·kranswieren (Charophyta) ·Chlorarachniophyta ·Cryptomonadae = Cryptophyta ·Cyanidiophyta ·diatomeeën (Bacillariophyta) ·dinoflagellaten (Dinoflagellata) ·Euglenozoa = Euglenoida ·Glaucophyta ·goudwieren (Chrysophyta) ·groenwieren (Chlorophyta) ·Haptomonadae = Haptophyta = Prymnesiophyta ·Picobiliphyta ·Prasinophyta ·roodwieren (Rhodophyta) ·Xanthophyta

    Mediabestanden
    Zie de categorieAlgae vanWikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
    Overgenomen van "https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Algen&oldid=67958575"
    Categorie:
    Verborgen categorieën:

    [8]ページ先頭

    ©2009-2025 Movatter.jp