Het Illyrische koninkrijk onder koning Agron (250 v.Chr. - 230 v.Chr.)
Het gebied dat het huidige Albanië omvat werd bewoond door deIllyriërs, eenIndo-Europese stam die zich in650 v.Chr. territoriaal verenigde na het stichten van hetKoninkrijk Illyrië. De eerste erkende koning van het rijk wasBardylis I. Na troonopvolgingen van verschillendeIllyrische koningen bereikte het koninkrijk zijn grootste omvang tussen250 v.Chr. en230 v.Chr. onder koningAgron. Onder zijn heerschappij besloeg het koninkrijk het grootste deel van het westelijke gebied op deBalkan. Na de dood van Agron in 230 v.Chr., volgde zijn vrouwTeuta zijn heerschappijen op. Koningin Teuta breidde het gebied verder uit naar het zuiden, tot aan deIonische Zee. In229 v.Chr. verklaarde het indringendeRomeinse Rijk deoorlog aan Illyrië. Vanaf167 v.Chr. viel het gebied onder volledige Romeinse heerschappij na het verslaan van de Illyrische koningGentius. In395 viel het gebied onderByzantijns bewind.
In de7e eeuw volgde deSlavische migratie naar de Balkan. Hoewel de Slaven zich hoofdzakelijk buiten het huidige Albanië vestigden, werd het in de9e eeuw geannexeerd door hetEerste Bulgaarse Rijk. In de11e eeuw werden noordelijke gebieden van het huidige Albanië door Slavische stammen veroverd en geannexeerd aanDuklja. De stadShkodër fungeerde als hoofdstad van dit vorstendom. De Byzantijnen zouden het gebied later terugveroveren.
Het vorstendom Arbër op zijn hoogtepunt onder prins Dhimitër Progoni (13e eeuw)
In het jaar1190 stichtten deAlbanezen, een Indo-Europees volk dat volledig wasgekerstend ten tijde van hun eerste vermelding binnen het Byzantijnse Rijk, onder leiding van archont en stamvaderProgon hetvorstendom Arbër. Zijn zoonsGjin enDhimitër volgden hem op als prins van Albanië. Na de val van deProgoni-dynastie in 1216 kwam het onder heerschappij van de Albanese edelenGrigor (1216–1236) enGolem (1252–1256). Het vorstendom, metKrujë als hoofdstad, kwam geografisch overeen met het huidige centraal- en zuid-Albanië. In 1272 ontstond hetKoninkrijk Albanië na eenpersonele unie tussen lokale Albanese edelen en het huisAnjou-Sicilië.
Na een relatief kleine uitbreiding naar Albanië van hetGrootvorstendom Servië door het huisNemanjić, metShkodër enDajç als belangrijkste nederzettingen, werd Albanië in de14e eeuw volledig veroverd door hetKeizerrijk Servië dat onder koningStefan Dušan een regionale macht vormde op de Balkan. Na de val van het Servische rijk wist hetRepubliek Venetië gebieden in noord-Albanië te bezetten.
Fresco van het huis Kastrioti, heersers van Albanië gedurende de late middeleeuwen
Een conflict tussen de adellijke familiesThopia enBalsha leidde in 1385 tot een veldslag nabijLushnjë. De prins Karl Thopia werd in deze door hem gewonnen veldslag gesteund door hetOttomaanse Rijk, dat steeds verder uitbreidde op deBalkan. Door de geallieerde overwinning claimden de Ottomanen ook heerschappij over Albanië en werd een Ottomaansesandjak uitgeroepen. Deze werd erkend door de Albanese edelen in ruil voor lokale autonomie. Nadat het Ottomaans gezag een belastingwet invoerde, welke Albanese heersers dupeerden, volgde een opstand onder leiding van onder anderen de prinsenGjon Kastrioti enGjergj Arianiti. De reeks opstanden van 1432 tot 1436 werden door de Ottomanen neergeslagen. Op 2 maart 1444 werd deLiga van Lezhë gesticht, wat vaak beschouwd wordt als de bakermat van een territoriaal Albanië na de vereniging van alle Albanese vorstendommen. De Liga van Lezhë vocht een jarenlang durendeoorlog tegen hetOttomaanse Rijk. Onder bevel van de Albanese vorstGjergj Kastrioti - bijgenaamdSkanderbeg - kwamen de Albanezen in een succesvolle rebellie van de 25 veldslagen 24 keer als winnaar uit de strijd tegen twee verschillendesultans, namelijkMurat II enMehmet II. Na de dood van Gjergj Kastrioti in 1468 verzwakte de Albanese tegenstand onder prinsLekë Dukagjini en viel de Liga in het jaar 1479 na debelegering vanShkodër door sultan Mehmet II.
Kaart van de Liga van Lezhë, een alliantie van Albanese vorstendommen gesticht in 1444
Albanië zou sindsdien vier eeuwen lang geregeerd worden door het Ottomaanse Rijk. DeOttomaanse heerschappij had een grote invloed op de bevolking, zo bekeerden de Albanezen zich tussen de17e en18e eeuw in groten getale van hetchristendom naar deislam. Als gevolg hiervan kregen de Albanezen, naast Albanië, ook heerschappij over gebieden in het huidigeKosovo,Montenegro,Servië,Noord-Macedonië enGriekenland. Dit betroffen de Albanesepasjaliks envilajets geregeerd door onder anderen dePasja'sKara Mahmud Bushati enAli Pasja. Binnen de Ottomaanse politiek waren er ook enkele Albanesegrootvizieren, gouverneurs en vooraanstaande militairen. In de19e eeuw ontstonden er in Albanië opstanden als het gevolg van de nationale ontwaking. In deze periode werd hetAlbanees nationalisme gesticht en streefden de Albanezen naar een eigen culturele, sociale en politiekenatiestaat. Dit paramilitaireoffensief duurde van 1833 tot 1912.
Het huidige Albanië verklaarde zich op 28 november 1912 onafhankelijk van hetOttomaanse Rijk en werd in december van dat jaar tijdens de Conferentie van Londen door de internationale gemeenschap erkend alssoevereine staat. Het ging verder alsonafhankelijk Albanië metIsmail Qemali als eerstestaatshoofd.Vlorë werd de eerste hoofdstad van het moderne Albanië.
Kaart van Albanië in 1913 (wit); de lichtbruine gebieden moest het afstaan aan de buurlanden, zo bepaalde de Vrede van Londen
Nadat het Ottomaanse leger gedurende deBalkanoorlog werd verslagen door een millitaire alliantie vanServië,Montenegro,Griekenland enBulgarije begonnen de drie eerst vermelde staten gebieden van het net opgerichte Albanië te bezetten; Servië annexeerde het noordoostelijke en centrale gebied van Albanië, Montenegro het noordwesten en Griekenland de zuidelijke regio's. De rivaliserende legers richtten zich hierbij ook op de Albanese burgerbevolking.
Hoewel Albanië tijdens het conflict de stadShkodër na eenbelegering terug veroverde en de kust aanAdriatische zee behield na deSlag om Lumë, beide keren ten koste van Servië, bepaalde deVrede van Londen op 29 juli 1913 de landsgrenzen op de Balkan. Albanië behield zijn status als onafhankelijk land, mede door de druk van vooralOostenrijk-Hongarije enItalië, maar moest aanzienlijk stuk land afstaan aan Servië, Montenegro en Griekenland waardoor veel etnischeAlbanezen buiten Albanië kwamen te wonen.
Gedurende deEerste Wereldoorlog wilden verschillende staten aanspraak maken op Albanië. De Servisch-Montenegrijnse troepen trokken zich uit Albanië terug nadat deze werden verslagen door Oostenrijk-Hongarije. Als gevolg hiervan bezette Oostenrijk-Hongarije het grootste gedeelte van Albanië tot 1918. In zuid-Albanië wist het Italiaanse leger de Grieken te verdrijven en het gebied enige tijd te bezetten. In 1920trokken de Italianen zich terug. In datzelfde jaar werdTirana de hoofdstad vanAlbanië.
In oktober 1940 besloot het leger van Albanië een aanval in te zetten tegen deGrieken. Een tegenaanval van Griekenland leidde echter ertoe dat een aanzienlijk deel van Zuid-Albanië onder Griekse hoede kwam, met nameEpirus, historisch gezien een belangrijke plek voor de Albanezen. In april 1941 werden gebieden vanJoegoslavië met aanzienlijke Albanese bevolking verenigd aan Koninkrijk Albanië, dit waren het westen vanNoord-Macedonië, het oosten vanMontenegro en het grootste deel van het huidigeKosovo. Tijdens deTweede Wereldoorlog begonNazi-Duitsland het land in september 1943 te bezetten en kondigde vervolgens later aan dat het de onafhankelijkheid van Albanië zou erkennen, mits Albanië een neutrale staat zou worden. Het duurde echter tot november 1944 tot de Duitse troepen Albanië zouden verlaten, hierna viel Albanië weer onder bewind van hetKoninkrijk Italië. In 1946 werd Albanië na deonafhankelijkheidsoorlog bevrijd van deasmogendheden.
Als gevolg van partij kiezen voor de nazi's werd de groep kort na de oorlog verslagen door hetAlbanese Volksleger. De leden werden geëxecuteerd of gevangen houden. Ook ontvluchtten vele leden het land.
Communist Enver Hoxha (1908-1985)
Na de Tweede Wereldoorlog werd het land eensatellietstaat van deSovjet-Unie en raakte Albanië voor de rest geïsoleerd van andere landen.Enver Hoxha was staatshoofd van de nieuw opgerichteVolksrepubliek Albanië in1946. Enver Hoxha had nauwe banden metJozef Stalin, voor wie hij bewondering had. NadatJosip Tito in conflict raakte met Stalin en Hoxha kritiek had op de Joegoslavische regering en de manier van omgaan met de Albanese minderheid aldaar, stak Enver Hoxha veel energie in het Albanese Volksleger. Het telde 60.000 soldaten aan mankracht en 450.000 man reservepersoneel. In Albanië werden in die jaren tevens vele bunkers gebouwd, en wapendepots aangelegd. Een aanval van Joegoslavië op Albanië bleef hierom ook uit. Wel vonden in Albanië in korte tijd twee incidenten plaats met de grens met Joegoslavië en Griekenlandna aanvallen op Albanië door het Griekse leger gesteund door Joegoslavië, dat na dit conflict een geheime missie aan de Albanese grens plande. Beide conflicten leidden tot Albanese overwinningen. Na de dood van Stalin werd de band met de Sovjet-Unie minder en ontwikkelde Albanië banden met deVolksrepubliek China. In deze periode kende het land een toenemende industriële beschaving,verstedelijking en economische groei die leidde tot een hogere levensstandaard. Ook op het gebied van onderwijs maakte Albanië stappen en werdanalfabetisme geminimaliseerd. Enver Hoxha maakte van Albanië het eersteatheïstische land in de wereld. Het praktiseren van religie werd verboden, waarnakerken enmoskeeën werden gesloten en gesloopt. In 1978 zette China alle hulp aan Albanië stop, waardoor het land in de ontwikkeling begon te stagneren. In 1996-1997 verviel het land korte tijd inanarchie ten gevolge van een financiële crisis, veroorzaakt door grootschalige ponzifraude.
Edi Rama, premier van Albanië sinds 2013
Na verkiezingen in 1991 kwam er na 40 jaar een einde aan het communisme in Albanië. Sindsdien is Albanië een parlementairedemocratie.
Albanië werd sindsdien lid van verschillende internationale organisaties en is daarbij kandidaat-lid van deEuropese Unie. Sinds september 2013 isEdi Rama de premier van Republiek Albanië, waarna hij drie keer herkozen werd door de Albanese bevolking tijdens de verkiezingen van 2017, 2021 en 2025. Sinds 2022 isBajram Begajpresident van het land.
Albanië kan vanuit cultureel, historisch en geografisch oogpunt worden beschouwd als een typisch Balkanland, maar onderscheidt zich in een aantal opzichten van zijn naaste buren. Zo grenst het land, met uitzondering opGriekenland aan de voormalig-Joegoslavische landen; waar het niet-slavische Albanië geen onderdeel van was, is deislam met 50,67% de dominerende godsdienst, al maakt religie onder de etnischeAlbanezen weinig onderscheid en verenigen zij zich door dezelfdenationale identiteit. Verder neemt deAlbanese taal binnen deIndo-Europese taalfamilie een aparte positie in. Mede door het feit dat het land vlak na deTweede Wereldoorlog een streng, communistisch regime had werd het van zijn buren geïsoleerd, waardoor ook de etnische homogeniteit werd behouden.
Albanië telt 2.402.113 (2023) inwoners. De meerderheid van de bevolking is etnischAlbanees (91%). De grootste etnische minderheid in Albanië zijn deGrieken met 1% van de totale bevolking. DeRoma-bevolking vormt met 0,9% na de Griekse, de grootste etnische minderheid. Erkende etnische minderheden in Albanië zijn verderBulgaren,Macedoniërs,Montenegrijnen,Bosniakken,Serviërs enVlachen.
Mede door het feit dat Albanië in 1913 tijdens deVrede van Londen veel grondgebied moest afstaan aan de buurlanden wonen er meerAlbanezen buiten de grenzen van het huidige Albanië dan er binnen, hoewel Albanië, enKosovo, de enige landen zijn met een etnisch Albanese meerderheid. In 2023 woonden er ongeveer 2,2 miljoen etnische Albanezen in Albanië terwijl dat er in de buurlandenMontenegro,Kosovo,Noord-Macedonië enGriekenland er gezamenlijk ongeveer 2,5 miljoen zijn.
InKosovo vormenAlbanezen met ruim 90 procent van de bevolking de etnische meerderheid. In 2008 riep Kosovo deonafhankelijkheid uit vanServië, die door Servië niet wordt erkend. Kosovo wordt erkend door 108 van de 193VN-lidstaten.
Tevens is 25% van de bevolking vanNoord-Macedonië etnisch Albanees (2002). Daarnaast een aanzienlijk aantal inGriekenland (Epirus) en kleine aantallen inMontenegro enServië (afgezien van Kosovo). Sinds de Turkse verovering wonen deArbëreshë in Zuid-Italië, eveneens van Albanese afkomst.
HetAlbanees, de enige officiële taal, vormt net zoals hetArmeens en hetGrieks een aparte tak binnen deIndo-Europese taalfamilie. DeShkumbinrivier, die het land ruwweg in tweeën verdeelt, scheidt sprekers van het noordelijke dialect, hetGegisch (1,8 miljoen sprekers in Albanië), van die van het zuidelijke dialect ofToskisch (2,9 miljoen). De Albanese standaardtaal is gebaseerd op het Toskisch. Naast het Gegisch (dat ook de voertaal is in het grootste deel vanKosovo) en Toskisch zijn er nog twee andere varianten van het Albanees, hetArberisch en hetArvanitika, die gesproken worden door Albanese minderheden in respectievelijk Zuid-Italië enGriekenland. Alle vier deze varianten worden door sommige bronnen als afzonderlijke talen beschouwd. DeAlbanese Gebarentaal wordt gebruikt door 205.000 mensen. Een aantal Albanezen heeft Italiaans of Frans als tweede taal. Dit wordt veroorzaakt door de geschiedenis van het land en het onderwijs.
Overige inheemse talen in Albanië zijn hetGrieks (15.200 sprekers),Macedonisch (4440),Vlach Romani (4000),Aroemeens (3850) en deMontenegrijnse variant van hetServisch (66). De twee belangrijkste immigrantentalen zijn hetTurks (710 sprekers) en hetItaliaans (520). Massamedia in de Italiaanse taal zoals televisie en radio zijn beschikbaar in heel Albanië en zijn er geliefd.[bron?]
Na de oprichting van de eerste Albanese staat in de12e eeuw, hetvorstendom Arbër, noemden deAlbanezen, afhankelijk vanGege ofTosk, het landArbanon/Arbëria en zichzelfArbën/Arbëror. De termShqiptar, de manier waarop Albanezen zichzelf hedendaags noemen, werd pas aangenomen aan het einde van de17e eeuw. Echter noemden zij het land nog steedsArbanon/Arbëria. Pas aan het begin van de18e eeuw noemden zij het landShqipëria. Het woordShqiponja betekent in de Albanese taaladelaar en de naamShqipëria betekent land van de adelaar. Op deAlbanese vlag wordt de (tweekoppige) adelaar zwart afgebeeld in een verder volledig rood veld.
De religieuze voorkeur verschilt per bevolkingsgroep, zo zijn de meeste etnischeAlbanezen moslim met een katholieke en orthodoxe minderheid. In Albanië is de grootste minderheidGrieks, zij hangen voornamelijk de orthodoxe kerk aan net als de kleinere gemeenschappenSlavische volkeren in Albanië. Van deRoma's verschilt de religieuze voorkeur.
Albanië ligt in het zuidwesten van hetBalkanschiereiland en grenst aanMontenegro,Kosovo (al erkentServië deze onafhankelijkheid niet en claimt het een grens met Albanië),Noord-Macedonië enGriekenland. Het heeft een oppervlakte van 28.748 km² en is ruw en bergachtig, behalve de vruchtbare Adriatische kust.
De belangrijkste rivieren van Albanië zijn deDrin, deMat, deShkumbin, deVjosë en deSeman, maar de meeste zijn onbevaarbaar. De grootste meren zijn hetMeer van Shkodër, hetMeer van Ohrid en hetPrespameer, alle ten dele buiten Albanië. Meer dan een derde van het land bestaat uit bossen en moerassen, meer dan een derde is weiland en slechts ongeveer een vijfde is gecultiveerd.
Albanië isniet rijk aan eilanden. Het land telt een tiental kleine onbewoonde eilanden voor de kust, plus een aantal nog kleinere eilanden in zijn meren. Het grootste eiland isSazan, dat aan de ingang van deGolf van Vlorë gelegen is.
Het kustklimaat is typischmediterraan, met hete, droge zomers en milde, natte winters. Het bergachtige binnenland, vooral in het noorden, heeft strenge winters en milde zomers.
De hoofdstadTirana is met 557.422 inwoners (2011) veruit de grootstestad van het land. De hele agglomeratie Tirana telde in 2008 een kleine 900.000 inwoners.
Durrës, dat de grootste haven van Albanië heeft en ook het nationale spoorwegknooppunt is, is de tweede stad (175.110 inwoners). Andere grote steden (bashki) zijn respectievelijk (inwoneraantal volgens de volkstelling van 2011):
Devlag van Albanië verwijst naar het wapen van het middeleeuwse Albanese adellijk geslachtKastrioti dat gedurende de 14e en 15e eeuw over Albanië heerste. De vlag werd in 1444 ook gebruikt als wapen van een militaire alliantie, deLiga van Lezhë, door de commandantGjergj Kastrioti in deoorlog tegen hetOttomaanse Rijk.
Na deAlbanese onafhankelijkheid van hetOttomaanse Rijk in 1912 werd in de stadVlorë een donkerrode vlag met een zwarte adelaar aangenomen als vlag van devoorlopige regering van Albanië. Hierna werd de vlag regelmatig gewijzigd en verschilde de kleur rood en de vorm van de adelaar een aantal keer. De huidige vlag werd op 7 april 1992 aangenomen, en in 2002 werd het donkerrode veld vervangen door een lichtrood veld.
Vlag van het moderne Albanië (2002)
Het rood staat voor moed, kracht en bloed dat is vergoten voor de Albanese etniciteit. De zwarte adelaar verwijst naar de betekenis van het land in eigen taalShqipëria, wat in hetAlbanees 'land van de adelaar' betekent.[4]
Standbeeld vanGjergj Kastrioti (Skanderbeg) in de hoofdstad Tirana. Skanderbeg wordt beschouwd als de nationale volksheld van de Albanezen.
Albanië kent een rijke historie aan volkshelden en sluit deze volkshelden enorm in het hart. Door het feit datAlbanezen vaak te maken hadden met diverse overheersers en dit nooit echt totassimilatie leidde zijn zij een enorm trots volk. De nationale volksheld van de Albanezen isGjergj Kastrioti Skanderbeg, naar wie de vlag en hetwapen van Albanië oorspronkelijk verwijzen.
De ruime meerderheid (91%) van de bevolking in Albanië is etnischAlbanees. De Albanezen sprekenAlbanees, eenIndo-Europese taal zonder nauwe verwanten. De meeste religieuze Albanezen zijnislamitisch gevolgd door een aanzienlijkechristelijke minderheid. Alhoewel Albanezen doorgaans religie niet beschouwen als onderdeel van hunnationale identiteit.
In de huidige tijd zijn etnische Albanezen verdeeld over twee stammen: deGegen en deTosken. De Gegen zijn inheems in noord- en centraal-Albanië, in gebieden boven hetShkumbinrivier. Fysieke kenmerken zijn doorgaans een bovengemiddelde lengte, een lichte huid en haarkleur en een prominente neus. Zij worden beschreven als een dinarisch type. De Toskische Albanezen, inheems onder het Shkumbinrivier in zuid-Albanië, hebben doorgaans een gemiddelde lengte en meer pigment in huid en haar en hebben een mediterraans uiterlijk.
De verschillen tussen Gegen en Tosken zijn doorgaans religie, dialect en traditionele klederdracht. Zo hangen Gegische stammen voornamelijk de islam of rooms-katholieke kerk aan en de Tosken de islam of de oosters-orthodoxe kerk. Een cultureel verschil tussen de twee stammen is depatrilineariteit die onder Gegen nog relatief vaak wordt nageleefd, in tegenstelling tot de 'progressievere' Tosken.
De Albanese keuken is een rijke en gevarieerde traditie die elementen uit zowel demediterrane als deBalkan-keukens combineert. Deze keuken heeft zich door de eeuwen heen ontwikkeld door de invloeden van verschillende culturen en beschavingen, zoals deGrieken,Romeinen enOttomanen. De basisprincipes van de Albanese keuken zijn het gebruik van verse, seizoensgebonden ingrediënten met veel nadruk op groenten, fruit, olijfolie en vis (vooral langs de kust). Vleesgerechten, zoals lamsvlees en varkensvlees spelen ook een belangrijke rol en worden vaak bereid met lokale kruiden en specerijen.[5][6]
Typische gerechten in Albanië zijn onder anderefërgesë, een stoofpot van paprika, tomaten, uien en kaas;tavë kosi, een ovenschotel met lamsvlees, rijst en yoghurt; enbyrek, een hartige taart gevuld met spinazie, feta en uien. Een andere variant is de byrek met rundvlees en uien. Ook het beroemde dessertbaklava, gemaakt van deeg, noten en honing, is een voorbeeld van de invloed van de Ottomaanse overheersing op de Albanese keuken.[7][8][9]
De eetgewoonten in Albanië variëren afhankelijk van de regio, maar over het algemeen bestaat een traditionele maaltijd uit drie hoofdonderdelen: ontbijt, lunch en avondeten. Het ontbijt is meestal simpel en licht, met brood, boter, kaas, jam en yoghurt. Dit wordt vaak geserveerd met een kop thee of koffie. De lunch is de belangrijkste maaltijd van de dag, en kan bestaan uit vleesgerechten, verse salades en andere traditionele gerechten. Het avondeten is meestal lichter en bestaat vaak uit sandwiches of verschillende kleine hapjes afhankelijk van de seizoensgebonden ingrediënten die beschikbaar zijn.[5][6]
Gastvrijheid speelt een belangrijke rol in de Albanese cultuur en het is gebruikelijk om gasten uit te nodigen voor de lunch. Dit is een moment waarop families en vrienden samenkomen en genieten van de maaltijd. In Albanië wordt gastvrijheid als een grote deugd beschouwd. Daarnaast is het gebruikelijk om een bezoeker te verwelkomen met een maaltijd, soms zelfs zonder dat deze van tevoren wordt aangekondigd.[10]
Hoewel veel Albanezen deislam aanhangen, is het gebruikelijk om alcohol te drinken tijdens maaltijden. Dit komt doordat Albanië ondanks de islamitische meerderheid, een diverse culturele geschiedenis heeft waarin verschillende religies en gewoonten samenkwamen. Wijnproductie heeft een lange traditie in Albanië. Naast wijn wordtraki, een sterke brandewijn vaak geserveerd als teken van gastvrijheid.[5][7]
Albanesevolksmuziek is een belangrijk onderdeel van denationale identiteit. Volksmuziek kan echter wel verschillen per gebied, in het noorden van Albanië leven deGegen en in het zuiden deTosken. Vaak is de boodschap wel hetzelfde en gaat het vooral over de nationale trots en het verenigen van eenetnisch Albanië.
DeRadio Televizioni Shqiptar (RTSH) is depublieke omroep van Albanië die de belangrijkste televisie- en radioprogramma's produceert. Andere populaire omroepen zijnTop Channel,Televizioni Klan enVizion Plus. De zenders richten zich naast de Albanezen in Albanië ook op deetnische Albanezen in de omringende landen.
Naast voetbal isvolleybal een populaire sport in Albanië. Doorgaans wordt het vooral door vrouwen beoefend. Het vrouwenteam van Dinamo Tirana behaalde in 1980 en in 1990 de derde plaats van deCEV Champions League.
Sinds 1972 doet Albanië mee aan deOlympische Spelen. In 2006 kwam het voor het eerst uit op de Winterspelen. Albanië won tot op heden twee keer brons, beide keren op deOlympische Zomerspelen van 2024.
Albanië is eenrepubliek met een parlement dat uit één kamer bestaat, deVolksvergadering van Albanië (Kuvendi i Shqipërisë), waarvan de afgevaardigden via algemene verkiezingen voor de termijn van vier jaar worden gekozen. Het parlement kiest depresident voor een termijn van vijf jaar, en de president benoemt depremier. De uitvoerende macht wordt uitgeoefend door een ministerraad die door de premier wordt benoemd en door de president wordt goedgekeurd.
President:Bajram Begaj, sinds 24 juli 2022 (termijn: vijf jaar)
De laatste parlementsverkiezingen in Albanië vonden plaats op 25 april 2021. De sociaaldemocratische lijst van premier Edi Rama behaalde een duidelijke overwinning.
Albanië kent naast de centrale overheid ook anderebestuurslagen, territoriale onderdelen waar regels vastgesteld en/of beslissingen worden genomen over bepaalde gebieden en/of hun bewoners. Het betreft de volgende bestuurslagen:
↑De prefecturen zijn ingedeeld in districten (rrheti) zonder bestuurlijke of administratieve rol.
↑In plaats van gemeente wordt ook wel de vertaling municipaliteit of stad gebruikt.
↑In 2015 is de bestuursvorm gemeente (komunë) afgeschaft. Deze zijn binnen de nieuwe gemeenten opgevolgd door bestuurseenheden, met alleen gedeconcentreerde taken.
Sinds deonafhankelijkheid van Albanië in 1912 heeft het land een eigen nationaal leger. Dit leger bestaat uit de generale staf van Albanië, de Albanese landmacht, de Albanese luchtmacht, de Albanese marine en het militair politiekorps van Albanië.
Albanië trad in 2009 toe tot deNAVO. Het Albanese leger is sinds de toetreding bij de NAVO behoorlijk gemoderniseerd. Het krijgt naast extra financiële middelen vanDuitsland,Italië en deVerenigde Staten ook steun in modernere wapens. Ook worden de Albanese soldaten getraind volgens de NAVO-richtlijnen. De dienstplicht in Albanië is in 2010 afgeschaft. De minimumleeftijd is 18 jaar.
In Tirana zijn35 buitenlandse ambassades gevestigd, daarnaast zijn er over de rest van het land nog een viertal Griekse en Italiaanse consulaten verspreid. Albanië zelf onderhoudt36 ambassades in het buitenland.
Albanië is een land inontwikkeling en behoort tot detweede wereld. In 2010 had Albanië eenbruto binnenlands product (bbp) van 1236 miljardlek of zo’n 9 miljard euro.[12] Per hoofd van de bevolking is dit iets minder dan 3000 euro. Het land telt ruim 1 miljoen arbeidskrachten waarvan ongeveer de helft zich bezighoudt met delandbouw;[13] de meerderheid van de rest van de bevolking is betrokken bij een of andere vorm van industrie.
De economie van het land haperde vooral in de vroege jaren negentig van de twintigste eeuw toen Albanië snel van een strak gecontroleerd systeem tot eenmarkteconomie probeerde over te gaan. Tijdens deze periode was het werkloosheidscijfer ongeveer 40%, maar tegen het eind van het decennium was dit weer gedaald tot 20%.
Delandbouw werd vroeger gesocialiseerd in de vorm van collectieve en staatslandbouwbedrijven, maar in 1992 was alle landbouwgrond geprivatiseerd.Tarwe engraan,katoen,tabak,aardappels ensuikerbieten worden gekweekt en vee wordt gefokt. Albanië is rijk aan delfstoffen, in het bijzonderolie,bruinkool,koper,chroom,kalksteen,zout,bauxiet enaardgas. De chemische industrie, mijnbouw, landbouwverwerking en de vervaardiging van textiel, kleding, timmerhout en cement zijn de belangrijkste industriële sectoren. Het land heeft verscheidene hydro-elektrische installaties. Door de economische neergang tijdens de jaren 90 blijft Albanië hoofdzakelijk een ontwikkelingsland.
De buitenlandse handel geschiedt voornamelijk via de zee. De uitvoer van Albanië bestaat voornamelijk uit de natuurlijke rijkdommen en levensmiddelen en de invoer vooral uit machines, andere industrieproducten en consumptiegoederen. De belangrijkste handelspartners zijnItalië,Griekenland,Turkije,Duitsland enChina.[13] In de vroege jaren negentig werd Albanië lid van hetInternationaal Monetair Fonds en van deWereldbank.
Door het strenge communistische beleid dat Albanië heeft gekend, en dat het land gedurende decennia grotendeels gesloten hield voor buitenlandse bezoekers, staat het toerisme in Albanië nog in de kinderschoenen, en is de infrastructuur naar West-Europese normen beperkt. De Albanese toerisme-industrie groeit echter elk jaar, en speelt een steeds prominentere rol in de Albanese economie.
De relatief ongerept gebleven Albanese kustlijn, met in het zuidenSarandë en deAlbanese Rivièra en in het noordenDurrës enShëngjin, is nog steeds vooral populair bij de Albaneestaligen zelf, maar langzaam maar zeker trekt ze ook westerlingen aan. Andere troeven van Albanië zijn vooral de unieke cultuur en taal, ontstaan door de afwisselende overheersingen die Albanië in zijn woelige geschiedenis heeft gekend, de ongerepte berggebieden in het noorden en zuidoosten, en de bruisende steden, met name Tirana.
ReisgidsenuitgeverijLonely Planet plaatste Albanië in 2010 op nummer één, van haar top tien van te bezoeken landen in 2011.
De enigeluchthaven in Albanië met lijndiensten is deluchthaven van Tirana, die in 2007 volledig werd vernieuwd. De luchthaven vanKukës is gebouwd en ontwikkeld met financiële steun van deVerenigde Arabische Emiraten om het toerisme in het noorden van het land te bevorderen, maar heeft momenteel geen vaste lijndiensten.[15] In 2018 is de luchtvaartmaatschappijAir Albania opgericht als nationale maatschappij van het land.
Logo van de Albanese spoorwegen
De Albanese spoorwegen zijn circa 677 kilometer lang (1986). Het spoorwegnet verkeert in slechte staat en wordt weinig tot niet gebruikt. Momenteel wordt de spoorlijn van Tirana naar Durrës met een verbinding naar de luchthaven van Tirana herbouwd, en zijn er plannen om het personenverkeer hier opnieuw op te starten.[16] De spoorwegmaatschappijHekurudha Shqiptare (HSH) is de nationale vervoerder.
Het wegennet meet in totaal circa 18.000 kilometer, waarvan 5400 kilometer is geasfalteerd. Sinds 2006 zijn er drie nieuwe snelwegen in aanleg die oost-west en noord-zuid met elkaar verbinden. De noord-zuid-route is 440 kilometer lang en loopt vanHani i Hotit aan de grens met Montenegro via Gjirokastër tot aan de grens met Griekenland en Sarandë. De oost-west-route begint bij de Griekse grens inBilisht. De weg voert langsPogradec vlak bij de Macedonische grens en Elbasan naar Durrës. De totale lengte is 279 kilometer. De route die reeds in gebruik is genomen verbindt Durrës met Kukës en de grensovergang met Kosovo,Qafa e Morinës. De lengte van deze verbinding bedraagt 170 kilometer.
Er zijn verbindingen per veerboot van het Griekse eilandKorfoe naar Sarandë, vanuitBari (Italië) naar Durrës of vanuit het ItaliaanseBrindisi naar Durrës of Vlorë.